John Piper maakt gereformeerde geloofstraditie actueel
De Amerikaanse evangelist David Brainerd (1718-1747) schreef op 29-jarige leeftijd, een paar maanden voor zijn dood: „Wijd jezelf aan gebed, lees en overdenk Gods waarheid, probeer daarin tot op de bodem door te dringen en wees nooit tevreden met oppervlakkig begrip.”
Deze woorden zouden ook door de Amerikaanse pastor John Piper geschreven kunnen zijn, de auteur van onder meer ”De vreugde van God”, ”Verlangen naar God” en ”Gebruik je verstand”. De laatste uitgave kwam eind vorig jaar voor het eerst in het Nederlands beschikbaar, de twee andere boeken verschenen eerder al bij De Banier.
Piper heeft inmiddels officieel als pastor afscheid genomen van de Bethlehem Baptist Church in Minneapolis. In zijn boeken ontmoeten we naast de pastor ook de theoloog Piper, hoewel die twee aanduidingen in principe geen tegenstelling behoeven te zijn. Pipers boeken vormen de weerslag van wat de Heere Jezus bedoelde met „God liefhebben met je verstand.”
In ”Gebruik je verstand” koerst Piper tussen de uitersten van het anti-intellectualisme en het over-intellectualisme door. Tegenover anti-intellectuele visies stelt hij dat goed nadenken onmisbaar is om Gods boodschap te verstaan. Tegenover het hoogmoedige gebruik van de rede stelt hij dat goed nadenken ervoor zal zorgen dat niet de mens, maar Gods genade centraal staat.
Geen tegenstelling
De winst van het lezen van dit boek bestaat voor mij in het opheffen van de hardnekkige tegenstellingen tussen hoofd en hart in kerk en theologie. God heeft ons gezegend met de gave van het verstand, opdat we Hem daarmee zouden liefhebben (Spr. 2:3-5). Zo bezien hoeft denken ook niet ten koste te gaan van het ”genieten” of het ervaren van de levende God. Het hoofd staat ten dienste van het hart. Niet alleen in de omgang met de Heere, maar ook in het komen tot Hem.
Het is treffend dat het Griekse woord voor bekering (”metanoia”) allereerst een bekering van het verstand inhoudt. Het verstand ontvangt „verlichting van de kennis van de heerlijkheid van God” (2 Kor. 4:6). Met overtuiging stelt Piper dat de kennis van Christus in dienst staat van de liefde voor God. Het lezen van de Schrift –volgens Piper de goudmijn van de kennis– geeft geestelijk inzicht.
Hiernumaals
De boeken ”Verlangen naar God” en ”De vreugde van God” zou je illustraties van dit geestelijke principe kunnen noemen. Eerstgenoemd werk ziet Piper zelf als de basis van al zijn andere boeken. Het laat zich lezen als de neerslag van een persoonlijke zoektocht naar het doel van het menselijk leven. Voor Piper is dat „God verheerlijken door eeuwig van Hem te genieten.” Met deze kleine wijziging (”door” in plaats van ”en”) van een zin uit de Westminster Confessie verplaatst Piper het ”genieten van God” niet uitsluitend naar het hiernamaals, maar plaatst hij het in het hiernumaals. Door de behandeling van onderwerpen als bekering, aanbidding, liefde, gebed, omgang met geld, huwelijk, zending en lijden laat hij zien wat dit concreet inhoudt.
Dat hij voor het ”genieten van God” in dit aardse leven de term ”christenhedonisme” gebruikt, lijkt mij geen gelukkige keus. Hoewel Piper de keuze voor deze term uitvoerig verdedigt, blijft dit woord toch de bijsmaak van egocentrisme houden. Als ”genieten van God” het hoogste goed is waardoor God wordt verheerlijkt, ligt dan de nadruk toch niet heimelijk op ons (geestelijk) geluk? Al lezend kon ik me niet aan de indruk onttrekken dat vanwege de grote nadruk op het ”genieten van God” het dienen van God een doel in zichzelf wordt, al is dat niet de intentie van de auteur.
Het gaat in de omgang met de Heere uiteindelijk niet om (de vervulling van) mijn geestelijke behoeften, maar om God Zelf. Augustinus schreef terecht: „Wie God dient om iets anders dan om Zichzelf, heeft God nog niet genoeg lief.” De wijziging van de zin uit de Westminster Confessie lijkt subtiel, maar is fundamenteel voor Pipers boeken.
Toch schuilt er ook een bijzondere kracht in ”Verlangen naar God”. Piper stelt de lezer voortdurend de vraag of het leven met de Heere geen slaafs en moralistisch leven is (geworden). Immers, het leven met Hem is voor alles een leven van dankbaarheid en vreugde.
Verwondering
In ”De vreugde van God” behandelt Piper Gods vreugde in Zichzelf, in Zijn Zoon, in Zijn werken, in Zijn faam, in Zijn verkiezing. Waarom kiest Piper voor deze insteek? Hoe wij God zien, bepaalt hoe wij Hem dienen. Leidend voor dit boek is een citaat uit een werk van de Schotse puritein Henry Scougal (1650-1678): „De waarde en voortreffelijkheid van de ziel is afhankelijk van wat hij liefheeft.” Het dienen van de Heere heeft dus zijn weerslag op de ziel die Hem liefheeft.
Daarom is het wel nodig juist zicht te hebben op Wie God is. De beschrijving van Wie God is, wekt verwondering op. Hij, de Algenoegzame, vindt vreugde in wat Hij doet. Het is Zijn verlangen de overvloed van Zijn vreugde te tonen. Dat bereikt een hoogtepunt in Gods rechtvaardigheid in het straffen van Zijn Zoon, waardoor de weg tot het vaderhart van God gebaand wordt.
Lijden
Rode draad in dit boek is de aanbiddelijke soevereiniteit van God. Daarbij plaats ik wel wat kanttekeningen bij het godsbeeld dat Piper oproept. Is dat niet té gepolijst? Mogen de klachten en de vragen vanwege Gods soevereine handelen ook een plek hebben in het leven met de Heere? Gods weg is toch menigmaal door de zee en Zijn pad door grote wateren, waardoor Zijn voetstappen niet altijd bekend worden (Ps. 77:20)?
Mijn indruk is dat er te mooi over het lijden gesproken wordt. Moet ik altijd gelukkig zijn met en onder de leiding van de Heere in het leven? De Bijbel leert dat gelovigen ook weleens heel ongelukkig met God kunnen zijn (Job, Jeremia). In het worstelen met en tasten naar de weg van de Heere zijn er niet altijd klip-en-klare antwoorden te geven. Typerend voor Pipers schrijfstijl is dat hij delen van zijn persoonlijk leven in de boeken verweeft. Ze krijgen daardoor een authentiek en ‘beleefd’ karakter. Het is heerlijk om te merken dat theologie en ervaring bij Piper geen tegenstelling zijn. Zijn boeken zijn existentieel en gepassioneerd geschreven.
Nadeel is wel dat de hoofdlijn vanwege de uitstapjes soms lastig vast te houden is. Het is de moeite waard dat deze uitgaven in het Nederlands zijn vertaald. Het zijn voorbeelden van de manier waarop de gereformeerde geloofstraditie geactualiseerd kan worden. Dat die actualisering hier en daar eenzijdig is, zal duidelijk zijn.
Een remedie is voorhanden, lijkt me. Piper geeft zelf regelmatig aan dat hij met vreugde put uit puriteinse bronnen, hoewel de namenregisters wel een zekere voorkeur laten zien (met name Edwards). Piper zal het alleen maar toejuichen als zijn boeken de lezer naar die bronnen terugleiden, waar evenwichtige en geestelijke voeding te vinden is. Bovendien is dat overeenkomstig het gebed van Paulus om met al de heiligen de veelomvattende liefde van Christus te onderzoeken (naar Ef. 3:18).
Boekgegevens
”Gebruik je verstand”, John Piper; uitg. Van Wijnen, Franeker, 2012; ISBN 978 90 5194 408 2; 192 blz.; € 19,95; ”De vreugde van God”, John Piper; uitg. Van Wijnen, Franeker, 2012; ISBN 978 90 5194 407 5; 432 blz.; € 22,50; ”Verlangen naar God”, John Piper; uitg. Van Wijnen, Franeker, 2012; ISBN 978 90 5194 406 8; 416 blz.; € 22,50.
Zie ook:
John Piper, theoloog van de vreugde