De Heidelbergse Catechismus is niet slechts een calvinistisch geloofsdocument voor de Palts geweest. Een internationaal symposium in Apeldoorn onderstreept de wereldwijde betekenis van het leerboek.
De Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA) is vrijdag en zaterdag gastheer van ruim zestig deelnemers, uit zo’n acht verschillende landen, die bijeenkomen rond het thema ”De spiritualiteit van de Heidelbergse Catechismus”. Er zijn bezoekers uit Duitsland, Noord-Amerika, Zwitserland, Roemenië, Japan en Zuid-Afrika.
De bijeenkomst vindt plaats in het kader van het 450e jubileum van het leerboek, dat op aandringen van keurvorst Frederik III in 1563 werd gepubliceerd. Voor het thema is gekozen omdat spiritualiteit juist de ingang lijkt om de Heidelbergse Catechismus weer toegankelijk te maken in de huidige tijd, legt dr. A. Huijgen, een van de organisatoren van het congres, uit.
Prof. dr. Lyle Bierma (Grand Rapids, VS) en prof. Andreas Mühling (Trier) bijten op de eerste dag van het symposium het spits af met een bijdrage over respectievelijk Ursinus en Olevianus. Prof. Bierma legt de nadruk op de confessionele breedheid van het document. Ursinus, de hoofdauteur van het geloofsboek, was beïnvloed door Melanchton, Calvijn, Bullinger en Vermigli.
Prof. Mühling onderstreept de politieke betekenis van de Heidelberger als „beschavingsoffensief” in het keurvorstendom ter bevordering van onderwijs en wetenschap. Het document ademt een irenische geest: het wil luthersen niet te veel voor het hoofd te stoten. De avondmaalsleer werd met uitzondering van een nevenzin in vraag 78 vooral geformuleerd in de vorm van een consensus. Omstreden thema’s als kerkelijke tucht en predestinatie ontbreken in de Heidelberger. Toch raakte Olevianus in zijn streven om de Geneefse kerkelijke tucht in te voeren in conflict in Bullinger.
Dat de Heidelberger niet alleen op verzet van de luthersen stuitte, blijkt uit de bijdrage van prof. dr. F. van der Pol (Kampen). Hij laat zien hoe de rooms-katholieke priester Johannes Andreas Coppenstein de Heidelberger ook qua structuur ‘omzet’ in een rooms-katholiek geschrift onder de veelzeggende titel ”Uncalvinisch Heydelbergischer Catechismus, veruncalvinisiert und in Römish Catholisch bekehrt” (1624). Een strategische vondst, die was ingegeven door het besef van verantwoordelijkheid voor de opvoeding van de jeugd dat in calvinistische én rooms-katholieke kringen ontwaakte.
De spiritualiteit van de Heidelbergse Catechismus komt in de lezingen van prof. Eberhard Busch (Göttingen) en dr. A. Huijgen (Apeldoorn) naar voren. Prof. Busch spreekt over de goddelijke gave van Gods geboden, dr. Huijgen over het gebed. Prof. Busch was ooit persoonlijk assistent van Karl Barth en schreef een biografie over deze belangrijke theoloog uit de twintigste eeuw.
Prof. Busch onderstreept de waarde van de wet voor het christelijk leven. God gebruikt de wet om de mens zijn verdorvenheid te laten leren kennen. Christus maakt de claim van de wet duidelijk. „Zijn onderwijs en de eis van Gods wet zijn niet in onderlinge tegenspraak, maar behoren bij elkaar.”
Het spirituele element van de catechismus komt ook naar voren in de bijdrage van de hersteld hervormde docent dr. W. van Vlastuin over de ”unio mystica”. Het begrip verwijst naar het persoonlijk karakter van de verbondenheid van de gelovige met Christus. De gelovige heeft ook deel aan de zalving van Christus. De relatie tussen Christus en de christen is door de Heidelberger op een dynamische wijze geformuleerd.
Het kan niet anders of ook de befaamde vraag en antwoord 80 over de „paapse mis”, die pas in een latere druk op last van keurvorst Frederik III en Olevianus werd toegevoegd, staat op het programma. Prof. dr. E. A. de Boer (Kampen/Amsterdam) wijst op de rol van de Nederlandse ex-pastoor Joannis Anastasius uit Garderen, destijds predikant in de Palts. Als superintendent was hij betrokken bij de invoering van de catechismus. Zijn werk illustreert de destijds actuele noodzaak om tegen praktische afgoderij met de hostie te waarschuwen.
Dat is volgens prof. De Boer ook de strekking van vraag en antwoord 80. De verering van de tekenen van brood en wijn is „religieus-ethische zonde”, „zowel bij extreem luthersen als rooms-katholieken.” Zonder reformatie van leer en liturgie bij Rome is er volgens prof. De Boer geen reden om de catechismus op dit punt te wijzigen. Deze opvatting wordt gedeeld door de hervormde predikant dr. W. H. Th. Moehn in zijn bijdrage over dit onderwerp.
De organisatie van het congres is een gezamenlijk ondernemen van de TUA, het Hersteld Hervormd Seminarie (HHS) aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en de gereformeerd vrijgemaakte Theologische Universiteit Kampen (TUK), en dat alles onder de paraplu van Refo500. „Het is het eerste gezamenlijke project dat we hebben”, stelt dr. Huijgen verheugd vast. „Hopelijk een wolkje als eens mans hand.”