Geschiedenis
Maarten ’t Hart, kunstenaar in stilte

Kunstenaar Maarten ’t Hart uit Balkbrug houdt van stilte. Mensen komen op zijn schilderijen niet voor. „Ik ben een monnik met een voorkeur voor meditatieve ruimten.”

Maarten ’t Hart in zijn atelier: „Ik wil het gevoel dat ik aan iets beleef vastleggen en doorgeven.” Foto Sjaak Verboom
Maarten ’t Hart in zijn atelier: „Ik wil het gevoel dat ik aan iets beleef vastleggen en doorgeven.” Foto Sjaak Verboom

Maarten ’t Hart (Amersfoort, 1950) is dit voorjaar veertig jaar kunstenaar. Met zijn vrouw Annelies bewoont hij sinds 1976 een verbouwde boerderij in de buurtschap Groot Oever, tussen Balkbrug en IJhorst. De hooischuur naast de boerderij is omgebouwd tot expositieruimte. Vanuit zijn atelier heeft ’t Hart zicht op landerijen, houtwallen, struweel, zandwegen en bos. „Ik ben een groot natuurliefhebber”, zegt hij. „’s Morgens sta ik om een uur of halfzes, zes uur op om een wandeling in de omgeving te maken. Daar kan ik erg van genieten. Ik werk ook als vrijwilliger bij Floron, een organisatie die zich inzet voor de bescherming van de Nederlandse wilde bloemen en planten. Als middelbareschool­leerling heb ik zelfs overwogen om biologie te gaan studeren.”

Het werd de kunstacademie. Waarom?

Lachend: „Ik ben bijna tekenend geboren. En als kunstenaar kan ik ook mijn hart aan de natuur ophalen. Ik heb tientallen schilderijen van wilde planten gemaakt, bijvoorbeeld bosanemonen. Daarnaast maak ik graag stillevens met vruchten en groenten die ik uit onze groentetuin haal: uien, bessen, peren. Ik kies er dan de meest karakteristieke uit: kromme en vreemd gevormde.”

’t Hart haalt een oud schrift tevoorschijn. „Dit heeft mijn moeder altijd bewaard. Er staan allemaal tekeningen in die ik als lagereschooljongen maakte. Vanaf mijn vijfde tekende ik doorlopend. Mijn ouders hebben me gestimu­leerd om de kunst in te gaan. Ik heb eerst nog drie jaar in het bedrijf van mijn vader gewerkt, een tent- en zeilmakerij. Het was er chaotisch en druk, en dat beviel me op den duur niet. Ik werk graag alleen, ik ben een soort monnik.”

Kamperen

De kunstenaar bladert door het tekenschrift. „Er staan veel gebouwen in, kerken en kastelen duiken al vroeg op. De liefde voor architectuur –het andere grote thema in mijn werk– heb ik van mijn vader meegekregen. Als we in de zomervakantie gingen kamperen trok hij onderweg aan elke kerkdeur die hij tegenkwam om binnen te kunnen kijken. Daarna gingen we het stadje waar we waren bekijken. Ik doe dat ook altijd, in diezelfde volgorde.”

U viert dit voorjaar uw veertigjarig jubileum als kunstenaar. Wat markeert het begin van uw loopbaan?

„Veertig jaar geleden had ik mijn eerste tentoonstelling in het streekmuseum van Rhenen. Ik zat toen nog op Academie Artibus in Utrecht, waar ik leerde tekenen, etsen, emailleren enzovoort. Op het lesprogramma stond echter niet hoe je later als zelfstandig kunstenaar –je bent eigenlijk zzp’er– een bestaan kon opbouwen. Een medestudent had in het Rhenense museum een expositie en het leek mij goed om op dat gebied ook alvast ervaring op te doen. De conservatrice van het streekmuseum was enthousiast over mijn werk en ik mocht mijn tekeningen exposeren. Ik heb er toen zelfs negen verkocht. De gemeente Rhenen wilde graag twee tekeningen hebben van lokale panden die zouden worden gesloopt.

Tijdens mijn academietijd heb ik nog een paar exposities gehad; zodoende kon ik een bescheiden klantenkring opbouwen en hoefde ik na mijn afstuderen niet de hand op te houden bij de Contraprestatie, de voorloper van de Beeldende Kunstenaarsregeling.”

Wat trekt u zo aan in architectuur?

„Ik heb altijd een voorkeur gehad voor meditatieve ruimten, waar stilte heerst en die uitnodigen tot overdenking. Mijn vader had vroeger een boek over kerken, daar bladerde ik graag in. Met mijn broer Gerrit, de organist, maakte ik tochten langs kerken. Terwijl hij orgel speelde, maakte ik in mijn agenda schetsjes van het kerkinterieur.” Lacht: „Ik tekende al kerken voordat ik het werk van Saenredam kende.

In onze samenleving wordt stilte steeds schaarser. Het is goed om daar aandacht aan te geven. Bovendien houd ik van het precieze werk. Kerkinterieurs vragen om een strakke belijning, ze lenen zich niet zo voor een impressionistische aanpak.”

Maakt u gebruik van fotografie om uw kunstwerken te maken?

„Beslist niet. Ik werk als een kunstenaar uit de zeventiende eeuw. Als ik een geschikt gebouw heb gevonden, zit ik meestal twee dagen binnen te werken. Eerst zoek ik met behulp van een kartonnen lijst het beste gezichtspunt. Een halve meter naar links of naar rechts kan al een groot verschil maken. Van belang is ook de lichtval. Het mooiste licht valt ’s ochtends om tien uur, halfelf vanuit het oosten binnen. Ik maak dan een tekening op hoofdlijnen, die ik steeds verder invul. De volgende dag kom ik op dezelfde tijd terug om met een zelfbedachte code de lichtsterkte op de verschillende plekken aan te geven. Ook de kleuren noteer ik op de schets. Mijn geheugen doet de rest, zodat ik het schilderij thuis in het atelier kan uitwerken.”

Geeft u een-op-een weer wat u ziet?

„Om de compositie sterker te maken laat ik gerust een raam of deur weg of voeg ik een nis toe. Dat is de vrijheid van een kunstenaar. Dat maakt een kunstwerk ook anders dan een foto. Kunst is weglaten, er is altijd sprake van een zekere abstractie. Een kunstenaar laat alleen zien wat hij wil laten zien. Hij gaat met de werkelijkheid op de loop. Mensen die een werk van mij hebben gekocht, nemen weleens een kijkje op de plek die er op staat afgebeeld. Vaak is het schilderij nét anders dan de werkelijkheid. Het is belangrijk dat een kunstenaar een eigen stijl ontwikkelt, een handschrift waaraan hij te herkennen is.”

U bent christen. Hoe komt dat tot uiting in uw werk?

„Dat gebeurt automatisch, bijna ongemerkt. Vooraf heb ik nooit een vastomlijnde boodschap in mijn hoofd die ik zou willen doorgeven. Ik wil graag iets moois uit de rijke schepping of uit de cultuur met anderen delen. En soms sluipt er dan ongemerkt symboliek in. Die moet wel op een subtiele en natuurlijke manier aanwezig zijn, anders is het gekunsteld.”

’t Hart pakt een schilderij dat hij maakte van een kerkje in het Franse dorp Varenne-l’Arconce. „Kijk, de perspectieflijnen komen samen bij het kruis dat aan de muur hangt. Dat springt niet meteen in het oog, maar dat ontdek je als je goed kijkt. Om de symboliek te versterken heb ik onder het kruis een tafel geplaatst met een kaars en een opengeslagen Bijbel. Ik vind het belangrijk dat duidelijk is dat het om een kerk gaat en niet om, bijvoorbeeld, een stationshal. Op deze manier druk ik iets van mijn geloof uit, laat ik zien wat belangrijk is in het leven. Maar ik doe dat subtiel, mensen moeten bij het kijken zelf conclusies trekken.”

U bent vaak in Frankrijk te vinden. Wat boeit u aan dit land?

„Ik heb veel Nederlandse kerken geschilderd, de hoogtepunten van de architectuur in ons land heb ik wel gehad. Daarom ga ik tegenwoordig vaak naar Frankrijk. De kerken daar zijn altijd open en ik heb het gevoel dat er minder diefstal en vandalisme plaatsheeft. De Fransen restaureren hun monumenten ook niet zo nauwgezet, een beetje met de Franse slag. Dat geeft een natuurlijke uitstraling, je ziet dat zo’n gebouw duizend jaar oud is. Duitsers restaureren bijvoorbeeld veel harder en preciezer. De sfeer van oudheid vind je daar minder terug.”

Het valt op dat er nooit mensen te zien zijn op uw tekeningen en schilderijen.

„Dat is een bewuste keuze. Mensen vragen in een kunstwerk altijd om aandacht, ze leiden af van het onderwerp. Neem dit schilderij, met de titel ”Zaterdagmorgen”. Het is een plein met een paar Jugendstilgebouwen en een terrasje. Zonder mensen krijgt zo’n kunstwerk een aparte sfeer, een bijzondere spanning. Ik noem het ”vervreemdend realisme”.”

Hoe waardeert u abstracte kunst?

„Op de academie werd veel aandacht besteed aan conceptuele kunst, kunst van het idee. Zelf had ik meer de behoefte om een vak, een ambacht te leren. Waarom moet kunst per se vernieuwend zijn? Tot op zekere hoogte kan ik abstracte kunst wel waarderen. Mondriaan bijvoorbeeld boeit me door de ontwikkeling die hij heeft doorgemaakt. Ik heb zelf ook wel geprobeerd abstracter te werken. Mijn tekeningen werden steeds kaler, tot ik alleen een horizonlijn overhield. Maar hoe moet je dan verder? Ik ben visueel ingesteld, ik herken graag dingen. Bij abstracte kunst gaat het nog slechts om de sfeer en de compositie. Ik vind zulke kunst alleen mooi als er een duidelijke grondvorm aanwezig is en er aanknopingspunten met het figuratieve zijn.”

Wat wilt u met uw kunst bereiken?

„Het gevoel dat ik aan iets beleef vastleggen en doorgeven, zodat anderen datzelfde gevoel kunnen krijgen. De mens is een verzame­laar, hij heeft de behoefte om dingen te bewaren. Ik wil het mooie dat ik tegenkom vasthouden, in eerste instantie voor mezelf, maar ook om het te delen met anderen. Zodat ook zij ervan kunnen genieten en er wellicht door tot nadenken worden gestemd.”


Jubileumexpositie in Sint-Joriskerk Amersfoort

Maarten ’t Hart viert zijn jubileum als beeldend kunstenaar met een tentoonstelling in de Sint-Joriskerk in Amersfoort. Er is een selectie te zien uit het werk dat hij de afgelopen veertig jaar maakte. De tentoonstelling wordt zaterdag 11 mei geopend en is te zien tot en met 20 juni. Openingstijden: dinsdag tot en met zaterdag van 11.00 tot 17.00 uur. Toegang: 1 euro.

www.maarten-thart.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer