NIJKERK – De tekst over de beroeringen in de canon van Nijkerk is aangepast. Behalve de doornappel wordt nu ook de werking van de Geest vermeld als factor van belang.
De Nijkerkse beroeringen maken deel uit van een opwekkingsbeweging uit de 18e eeuw. Ze werden opgenomen in de recent gepresenteerde canon van Nijkerk. Juist over de passage van de beroeringen woedde de laatste weken een stevige discussie. Kerkelijk meelevende mensen vonden dat weinig recht werd gedaan aan hun zienswijze op de beroeringen. Volgens Sike Bax, preses van de hervormde gemeente (PKN) te Nijkerk, werden de beroeringen in de canon te eenzijdig toegeschreven aan de hallucinerende werking van de doornappel, een plant die voorkwam bij de tabaksverbouw.
Bax klom in de pen, samen met de hersteld hervormde kandidaat Johan Fekkes, die in 1999 een boek schreef over de beroeringen en daarop wil promoveren. In een artikel benadrukten zij het aandeel van de Geest. Dit lokte een reactie uit van Leendert de Boer, die in 2005 publiceerde over de tabakscultuur en planten met hallucinerende stoffen en beroeringen in het Nijkerkse.
Omdat de canon op de plaatselijke basisscholen behandeld gaat worden, zocht Bax contact met Jan Blonk, bovenschools directeur van de Hervormde Schoolvereniging te Nijkerk (HSN). Zowel de HSN als het duo Bax/Fekkes diende een voorstel in bij de Stichting Oud Nijkerk om het ‘venster’ over de beroeringen te reviseren. In een gesprek van Bax en Blonk met de conservator van het museum van de Stichting Oud Nijkerk en coördinator van de canon Saskia van den Berg is besloten de tekst over de beroeringen gedeeltelijk aan te passen. „In behoudende kerkelijke kringen worden de ‘Nijkerkse beroeringen’ (mede) toegeschreven aan de werking van de geest van God. Andere verklarende theorieën leggen de nadruk op psychologische-, sociaal-economische- en/of biologische factoren. Eén van de mogelijke oorzaken van de extreme emotionele taferelen wordt tegenwoordig ook wel gezocht in de werking van de doornappel, een plant die in Nijkerk veel voorkwam bij de tabaksverbouw. De giftige plant veroorzaakte bij bepaalde toepassingen een hallucinerende werking”, luidt de herziene versie.
„Voor de commissie Nijkerkse Canon was en is het belangrijk dat we op feitelijke basis recht hebben gedaan aan de zienswijze van diverse Nijkerkers, zonder (zoals voorgesteld) diverse theologische termen aan te brengen in de canon”, licht Van den Berg toe. „Om de groep gelovigen feitelijk een (terechte) plek te geven in de canon hebben we de zin toegevoegd over de visie van de behoudende kerkelijke kringen.”
Blonk blikt tevreden terug op het „genoeglijke” onderhoud met Van den Berg. „Ik wil dat recht wordt gedaan aan de verschillende opvattingen die er over de beroeringen heersen. Christenen van welke denominatie ook, horen zich in de canon te kunnen herkennen. Het is een kwestie van én én.” Bax geeft aan „dankbaar” te zijn dat „onze visie” in de canon is verwoord. Overigens wil hij de doornappel niet helemaal van tafel vegen. „De doornappel kan een rol hebben gespeeld, maar is beslist niet de hoofdoorzaak van de beroeringen.”
De reuring rond de beroeringen lijkt geluwd nu alle nuances zijn benoemd. Ook Leendert de Boer heeft er geen moeite mee dat de canon is aangepast, al blijft hij bij de doornappeltheorie. „Als een reformatorisch volksdeel vindt dat de Geest doorwerkte in de beroeringen, is dat een feit dat gehonoreerd mag worden.” Op grond van het boek van Fekkes en een dissertatie van H. K. Roessingh raakte hij ervan overtuigd dat de doornappel verschijnselen van massahysterie veroorzaakte. „Gebruik van deze giftige nachtschadeplant heeft precies dezelfde hallucinaties tot gevolg als die Fekkes en Roessingh beschrijven: gillen, snikken, schreeuwen en handenwringen. Verder sluit ik niet uit dat een paar mensen onder invloed zijn geraakt van de preken van de retorisch begaafde en charismatische dominee Kuypers en dat ze daardoor die verschijnselen zijn gaan tonen.” Bax bestrijdt dat, „mede omdat de eerste verschijnselen van de beroeringen niet onder ds. Kuypers plaatshadden, maar onder ds. Roldanus.”