1517–1571 Fundament van vrede en vrijheid
1530
„Wat gaan de ontwikkelingen razendsnel, Christiaan. Nog geen tien jaar geleden deden paus en keizer Luther in de ban en in 1530 is de Lutherse Kerk een feit.” De gelaatsuitdrukking van Filips von Hessen verandert op slag bij het tweede deel van z’n zin. Wat een zorgen en wat een zegen. „Luther in de ban, maar zijn volgelingen smeden sterke banden van geloof en belijden. Wat kijk je toch peinzend, Christiaan?”
„We moeten er wat mee doen!” Christiaan Jansonius bleef bedachtzaam: „We hebben ons Reformatorisch Nieuwsblad en het laatste nummer is van enige weken geleden. Nu hebben we nieuws en er komt volgens mij nog veel meer nieuws aan.” Filips keek vragend naar Christiaan, de jonge en enige redacteur van het RN. „Als de keizer op de Rijksdag van Augsburg de protestanten terug wil dringen in de Roomse kerk, hebben wij de opdracht onze hele achterban goed te informeren. Van te voren en meteen na de Rijksdag. Maar hoe?”
„Melanchthon heeft z’n Augsburgse Confessie klaar. Kun je hem niet interviewen? Ik ga ervan uit dat jij de Rijksdag bijwoont, zeg maar hoeveel geld je nodig hebt.” „Jij bent de baas, Filips, en ik hoopte dat je me naar Augsburg zou sturen. Melanchthon heeft inderdaad de Augsburgse Confessie geschreven. Toen ik hem las herkende ik veel van Luther. So wie so uit de Kleine Catechismus, maar in 1528 schreef Luther al een geloofssamenvatting met ongeveer dezelfde…”
Filips kon niet wachten. Hij was gewend zaken te doen en snel z’n punt te maken. „Wat wil je, Jansonius? Kom ermee voor de dag.” „Ik wil Luther zelf proberen te interviewen, dan kan hij zijn waardering hechten aan deze Belijdenis. Dat zal voor onze lezers toch veel zwaarder wegen?” „Doen, meteen doen,” reageerde Von Hessen, „maar doe dan alsjeblieft allebei. We moeten alle mensen meekrijgen en ook Melanchthon heeft veel aanhangers. Je weet dat ik dankzij een ontmoeting met hem in 1524 tot bekering ben gekomen.”
Landgraaf Filips von Hessen was een man van de daad. Kort na zijn overgang tot het Protestantisme wilde de ondernemer de uitdaging van de boekdrukkunst toepassen in een eigen Nieuwsblad, waardoor de effecten van de reformatie versterkt zouden worden. Geld was voor Filips geen probleem en redacteur Jansonius kwam op een goede dag binnen lopen. De nog jonge Christiaan (evenals Karel V in 1500 geboren) studeerde in de Nederlanden sociologie en theologie, maar meende in Duitsland betere Universiteiten te weten. Zo kwam hij in Wittenberg terecht, altijd op zoek naar nieuws en bijzondere zaken.
Het RN kopte vóór de Rijksdag: ”Augsbergse Confessie biedt handreiking”, en na afloop: ”Keizer Karel teleurgesteld in slotverklaring Rijksdag”. In het artikel worden twee lijnen uitgezet: de keizerlijke aanscherping van bestaande regels, en het gerucht dat de protestanten zich willen verbinden in de strijd tegen de keizer.
Filips: „Vorig jaar had ik Luther, Melanchthon, Zwingli en Bucer al eens uitgenodigd voor een godsdienstgesprek in Marburg. Over veertien punten waren ze het eens, maar het Avondmaal bleef een breekpunt. Triest.” Zou het ooit wat worden? Z’n toon klinkt niet hoopvol. Ook Christiaan Jansonius wil realistisch zijn: „Ik vrees, Filips, dat de verdeeldheid tussen kerken zal blijven tot de jongste dag. We zijn allen mensen. We weten dat het moet, maar o wee, …”
Vanaf dat moment betrekken ze Melanchthon meer bij RN, omdat de Reformatie internationaal is geworden. „Chris, jij blijft dit dossier volgen. Je onafhankelijkheid en principiële gebondenheid staan garant voor goede voorlichting. Het volk moet eerlijk toegerust worden.”
1533
Je staat er versteld van hoe snel de berichtgeving gaat. Al begin november 1533 weet het RN te melden, dat Calvijn overgaat naar het Protestantisme. Als hoogleraar had hij de rectoraatsrede voor een collega, Nicolas Cop, geschreven. In die rede verwerkte hij citaten van Erasmus en van Luther, met instemming. Hals over de kop vluchtten Calvijn en Cop uit Parijs naar Bazel. Christiaan dubt over de kop: ”Frankrijk nog niet rijp voor Reformatie”, maar Melanchthon vindt dat niet positief. ”Calvijn kiest voor Luther en vlucht naar de vrijheid”, dat wordt het ook al behoudt Melanchthon bezwaren.
1544
In het kantoor van het RN zitten Von Hessen, Melanchthon en Jansonius de ontwikkelingen samen door te nemen. „Ik wil naar de Dillenburg.” Die wens komt van Christiaan. „Wat is daar te beleven?”, vraagt Filips. „De keizer heeft de oudste zoon van Willem de Rijke en Juliana van Stolberg ontboden naar Brussel, omdat hij het prinsdom Oranje erft.” „Je hebt zeker zin in een snoepreisje,” merkt Melanchthon lachend op, „we zijn hier bezig met serieuze kerkelijke zaken, vriend.” „Christiaan, kun je iets meer vertellen over je motieven, want als jij zoiets zegt, heb je er stellig goed over na gedacht.”
„Die Willem van Nassau, straks van Oranje-Nassau is nog maar 11 jaar. Hij schijnt wel pienter te zijn. Karel wil hem in Brussel hebben om hem daar te kneden naar eigen inzicht. Willem krijgt een Roomse opvoeding aan het Hof en zijn ouders mogen hem de eerste jaren niet bezoeken. Je weet dat moeder Juliana een overtuigd aanhanger is van de Lutherse leer. Op 4 mei 1533 is Willem ook in de Lutherse kerk gedoopt. En toch, toch laten ze hem gaan. Ik denk dat dit belangrijk kan worden in de geschiedenis.” „Ja, in de geschiedenis misschien, maar wij zijn hier bezig met de zaken van de kerk, man.” „Precies, maar de kerkgeschiedenis is leidend voor de geschiedenis. En niet andersom”. „Ik denk dat we Christiaan moeten laten gaan. Hij heeft een scherpe neus voor nieuws en inderdaad zou het wel eens over dezelfde zaak kunnen gaan: Karel wil één groot Rooms Rijk zonder ketters en hij zet weer een pion op zijn schaakbord.”
Een paar weken later staat het verhaal in het Reformatorisch Nieuwsblad: ”Moeder Juliana bidt voor haar zoon Willem van Oranje-Nassau”. Dillenburg – „Alleen als je iets bijzonders verwacht van je kind, kun je hem de hofwereld in Brussel binnen laten gaan. Ik zal elke dag voor hem bidden en hem zeer geregeld schrijven. Ik zal op God vertrouwen. De tijd zal wel leren, waartoe we dit moeten doen, dit offer moeten brengen. Mogelijk is het niet ons laatste offer.”
Het was een hele klim naar de burcht De Dillenburg. Een versterkte vesting op een berg. Als ik bij de ontvangst door Gravin Juliana van Stolberg wat zeg over haar kasteel, antwoordt ze: Een vaste Burcht is onze God, een Toevlucht voor de zijnen. Daarmee was meteen de toon gezet. Maar hoe kan een moeder haar oudste jongen van 11 naar het Hof in Brussel laten gaan, waar het een en al wereld is? „Ook daar is Hij een toevlucht voor de zijnen. Ik heb Willem op het hart gedrukt, dat hij luistert naar de stem van zijn geweten, want dat is de stem van God.” Hoe weet u dat zo zeker? „Ik heb hem elf jaren mogen opvoeden en hem de Bijbel voor gehouden. Hij heeft de Lutherbijbel ook meegekregen en ik heb hem gewaarschuwd deze Bijbel goed te verbergen. Als de HEERE dit wil, dan zal Hij toch ook zorgen voor Willem.” Maar wat is nu 11 jaar op een heel leven? „Weet u meneer, soms voelde ik me een beetje Jochébed, moeder van Mozes. Zij heeft maar een jaar of drie voor haar zoontje mogen zorgen, maar zie eens wat de HEERE deed!” Daaraan hebt u dus gedacht? „Ik heb hem nog een boekje meegegeven. Het werd al in 1520 door Luther geschreven: ”Over de vrijheid van een christen”. Beknopt beschrijft Luther daarin de kern van zijn Bijbelse leer. Prachtig, maar ook die titel alleen al. Ik zei bij het afscheid: Willem, ieder mens is vrij om God te dienen volgens de Bijbel. Dat bepaalt geen keizer, geen graaf, geen paus en geen kardinaal. Een christen is een vrij mens, door Christus. Ik zal elke dag voor hem bidden en hem trouw schrijven.”
Het artikel sloeg in als een bom. Filips zei: „Dit is ook een dossier van jou, Chris. Het is indrukwekkend.” „Ik heb afgesproken met een zekere regelmaat contact te zoeken met deze bijzondere en godvrezende vrouw.”
1546
Het RN kopt over dood van Luther: ”De erfenis van Luther in goede handen bij Calvijn”. De grote hervormer Luther overleed op 62-jarige leeftijd, maar de Reformatie sterft niet, is krachtiger dan ooit. In het werk van Calvijn is invloed van Luther aantoonbaar en dat is voor velen reden in het voetspoor van Calvijn verder te gaan.
1555
Op advies van Christiaan Jansonius verplaatst het RN zich naar Geneve. Tegenover Filips von Hessen verklaart Christiaan deze stap: dichter bij Calvijn, dichter bij Brussel. Genève zal een concentratiepunt van de Reformatie worden. Als hoofdredacteur wil hij Melanchthon inruilen voor Filips van Marnix van Sint Aldegonde. Het blijkt een goede keus te zijn, getuige de berichten.
1559
Genève - 1 juni Academie met de Bijbel. Rector Beza opende het eerste academische jaar van de Universiteit van Geneve, die met reden genoemd mag worden: de Universiteit van Calvijn. De hervormer heeft zich zeer beijverd deze Academie van de grond te krijgen. Het kenmerk van het onderwijs is hierin gelegen, dat de Bijbel ten grondslag ligt aan alles wat er gedoceerd wordt. Reeds 162 studenten lieten zich inschrijven. De meesten uit Frankrijk, maar ook in andere Europese landen bleek de aantrekkingskracht van Calvijn zo groot, dat studenten de voorkeur gaven aan een studie in Geneve. Onder de studenten zijn bekende namen als Guido de Brès en Filips van Marnix van Sint Aldegonde.
1561
Christiaan Jansonius besluit opnieuw aandacht te schenken aan de brieven van moeder Juliana van Stolberg aan haar zoon, Willem van Oranje. Ze wekt hem op niets te doen dat ingaat tegen Gods geboden en vooral zijn vertrouwen op God te stellen. Van harte hoopt ze dat het huwelijk met Anna van Saksen door zal gaan. Anna van Saksen komt uit een goed Luthers nest en kan Willem tot grote steun zijn. Ook zij neigt naar het Calvinisme.
Nu Marnix hoofdredacteur is, schrijft hij regelmatig in het RN. Over de Academie is hij bijzonder positief. Niet alleen over de contacten met medestudenten, maar ook met de docenten. Het kosthuis van Marnix ligt slechts een paar huizen verwijderd van de woning van Calvijn. Hij schrijft openhartig over de contacten die er ook als buren zijn. De studie is intensief. Dat merkt ook Christiaan die heel wat colleges van Calvijn volgt.
In een van z’n artikelen merkt Jansonius op, dat het geen wonder is, dat in allerlei uitingen van de Reformatie dezelfde toon, woorden en zinswendingen voorkomen. „We drinken hier allen uit dezelfde Bron.”
1567
„Na ’t zuur zal ik ontvangen, van God mijn Heer’ dat zoet”.
Geneve – juni 1567. Met bovenstaande woorden nam Marnix onlangs afscheid. Zijn vertrek uit Genève was niet vrijwillig. Het was een vlucht voor Alva. Inmiddels is hij bij Willem van Oranje op de Dillenburg. Van daaruit zullen ze de strijd voortzetten. Voor vrijheid van godsdienst en voor een vrij Nederland. Anderen hebben niet kunnen vluchten en zijn gevallen in de handen van wrede overheersers. Mijn studievriend en geloofsgenoot Guido de Brès is onlangs gedood. We weten uit zijn afscheidsbrieven dat hij zich geborgen wist bij zijn Heiland. Zijn betekenis voor Christus’ kerk zal groot blijken te zijn.
Voorlopig zal dit de laatste editie zijn van het Reformatorisch Nieuwsblad. Verschijnen levert te veel risico’s op. Het kantoor in Genève wordt opgeheven en uw redacteur hoopt ook veilig op de Dillenburg te arriveren om daar met Marnix samen Oranje en zijn broers te ondersteunen.
De zin uit de kop zou een regel zijn uit een lied waar Marnix mee bezig is. Marnix als schrijver, dichter, theoloog, vertrouweling van de Prins, zou bij uitstek in staat zijn een lied te schrijven over het Vaderland en de Vader des Vaderlands.
1571 voorjaar
Dillenburg – Bij de voorbereidingen voor een tweede invasie om Nederland te bevrijden, is onderstaand gedicht gemaakt. Ter bemoediging. Een echt volkslied. Een reformatorische psalm. RN verspreidt in deze extra editie de volledige tekst van het Wilhelmus, Een nieuw christelijk lied, geboren uit de Reformatie.