Opinie
Zestig jaar Israël; zestig jaar strijd

Zonder veel overdrijving kan gezegd worden dat het bestaan van de staat Israël de kern vormt van de huidige Midden-Oostenproblematiek. En een oplossing daarvan is nog lang niet in zicht. Het mag dan zijn dat de regeringen van sommige Arabische landen -Egypte, Jordanië- zich min of meer neergelegd hebben bij het bestaan van de Joodse staat, van de grote massa in de Arabische wereld kan dat niet gezegd worden.

Dr. C. S. L. Janse
2 May 2008 18:02Gewijzigd op 14 November 2020 05:48
Met het uitroepen van de staat Israël in mei 1948 komt er een einde aan het Britse mandaat over Palestina. Foto: de laatste Britse troepen vertrekken op 30 juni 1948, in aanwezigheid van de Israëlische premier David Ben Gurion. Foto ANP
Met het uitroepen van de staat Israël in mei 1948 komt er een einde aan het Britse mandaat over Palestina. Foto: de laatste Britse troepen vertrekken op 30 juni 1948, in aanwezigheid van de Israëlische premier David Ben Gurion. Foto ANP

Zowel aan Arabische als Joodse kant geldt vaak dat nationalistische en religieuze motieven elkaar versterken, met als gevolg dat er weinig bereidheid is tot een compromis. Dat geldt zeker voor Jeruzalem, dat voor joden, moslims en christenen -voor protestanten minder dan voor andere christenen- een heilige stad is.

Vandaar dat de geschiedenis van de staat Israël, die deze maand 60 jaar bestaat, een geschiedenis is van strijd. Eerst waren het vooral reguliere oorlogen (1948, 1956, 1967, 1973) met de omliggende Arabische landen. Daarbij bleek Israël steeds de sterkste te zijn, al hield het in 1948 en 1973 niet veel over. Daarna lag de nadruk meer op het bestrijden van allerlei guerrilla-acties: in Libanon, op de Westoever en in de Gazastrook. Dat bleek veel moeilijker te zijn. En ook veel slopender, zowel voor het thuisfront als voor het moreel van de strijdkrachten.

Het is eigenlijk hetzelfde patroon waar de Amerikanen de afgelopen jaren in Irak mee geconfronteerd zijn. Het was voor hen niet zo moeilijk -al moest er wel een hele strijdmacht voor gemobiliseerd worden- om het leger van Saddam Hussein te verslaan. Tot tweemaal toe boekten ze daarbij een overweldigend succes. De meeste verliezen werden echter geleden toen de Amerikaanse troepen als bezettingsmacht gingen optreden en de strijd moesten voeren tegen een onzichtbare vijand die bereid was tot het uiterste te gaan, inclusief zelfmoordacties.

Antisemitisme
Het ontstaan van de staat Israël is niet los te zien van het antisemitisme in Europa: van Dreyfus in Frankrijk tot de pogroms in Rusland, met de uitroeiingspolitiek van de nazi’s als absoluut dieptepunt. Al deze beproevingen versterkten zowel onder religieuze als onder seculiere Joden het verlangen naar een eigen staat. Een staat waarin zij veilig zouden zijn en waarin ze hun eigen religieuze en nationale identiteit gestalte zouden kunnen geven.

Het was ook weer geen wonder dat de Amerikaanse Joden wel bereid waren om royaal geld beschikbaar te stellen voor de joodse kolonisatie en verdere steun aan de staat Israël en ook niet nalieten om hun grote politieke invloed in Washington aan te wenden, maar weinig bereidheid toonden om zich daadwerkelijk in de joodse staat te vestigen. Hun welvaartspeil was daarvoor te hoog en ze voelden zich in de Amerikaanse maatschappij behoorlijk thuis. Zij waren al een keer geëmigreerd op zoek naar een beter vaderland.

Schuldbesef over het antisemitische verleden en ontzetting over de holocaust gaf de joodse staat in de eerste decennia na 1945 veel sympathie in de westerse wereld. Bij links niet minder dan bij rechts. Bovendien waren in Israël socialisten als Ben Gurion aan het bewind en bracht het kibboetssysteem bepaalde socialistisch-communistische idealen tot uitdrukking. Daarentegen werden de Arabieren vertegenwoordigd door feodale en autocratische heersers.

Die sympathie voor Israël was duidelijk ook aanwezig in de gereformeerde gezindte. En waar elders die sympathie in de loop der jaren terugliep, bleef die in de gereformeerde gezindte op peil of manifesteerde zich nog sterker. Dat had duidelijk te maken met een theologische heroriëntatie waarbij meer aandacht gevraagd werd voor de bijzondere positie van het joodse volk in Gods heilsplan.

Luther en Hitler
Binnen het christendom was het antisemitisme altijd sterker onder rooms-katholieken en oosters-orthodoxen dan onder protestanten. In de protestantse wereld geldt dat de lutherse traditie daar wat meer van mee gekregen heeft dan de calvinistische. Op schokkende anti-joodse uitspraken zoals we die helaas bij Luther vinden, is Calvijn niet te betrappen.

Maar het zou veel te ver gaan om Luther te zien als de geestelijke vader van Hitler en zijn extreme antisemitisme. Hitler had een rooms-katholieke achtergrond. Bovendien geldt dat hij nooit aan de macht was gekomen wanneer Duitsland de Eerste Wereldoorlog niet verloren had en niet zwaar geteisterd was door de wereldcrisis van 1929. En niet meteen na 1933, maar pas in de oorlogsjaren kwam in het nazirijk de massale vernietiging van de Joden op gang.

Juist omdat wij Luther hoogachten, is er alle reden om de anti-joodse uitspraken die hij aan het eind van zijn leven deed diep te betreuren. Maar voor de verklaring van de holocaust zijn die maar van geringe betekenis. In de Scandinavische landen, die evenzeer een lutherse traditie kennen, was van een dergelijk antisemitisme geen sprake. Het rooms-katholicisme en de oosters-orthodoxe kerken liggen voor ons in principieel opzicht veel verder weg en dat geldt daarmee ook voor hun antisemitisme. Daar behoeven we ons niet verantwoordelijk voor te voelen.

Onopgeefbare verbondenheid
Recent is op de PKN-synode gedebatteerd over de formulering in de kerkorde inzake de onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël. Terecht is die passage gehandhaafd. Maar in het huidige theologische klimaat is het ook nodig te beklemtonen dat er een diepe kloof bestaat tussen de kerk en allen (Joden niet uitgezonderd) die de belijdenis van Christus als de Zoon van de levende God verwerpen. Anders staat de deur open naar een twee-wegenleer, een deur waar helaas al velen door gegaan zijn. De christelijke kerk en niet de joodse orthodoxie is de erfgenaam van het geloof van Abraham, Izak en Jakob. Daar mag geen onduidelijkheid over bestaan.

Terecht wordt ook gesproken over een onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël en niet met de staat Israël of de Israëlische regeringspolitiek. Die verbondenheid met het volk Israël diende er ook al te zijn toen er van een staat Israël nog geen sprake was. En die is er eveneens met al die Joden, die om wat voor reden dan ook verkiezen om niet in Israël te gaan wonen.

Maar volk en staat staan ook niet los van elkaar. Vanuit de Bijbel gezien is de stichting van de staat Israël in 1948 toch van andere orde dan het tot stand komen van de staat Pakistan het jaar daarvoor. Dat betekent geen onvoorwaardelijke solidariteit met de Israëlische politiek, maar wel een positieve houding ten aanzien van de staat Israël. Die moet, zeker na hetgeen de Joden tussen 1933 en 1945 overkomen is, zichzelf kunnen verdedigen tegen allerlei vormen van agressie en heeft daarom veilige en verdedigbare grenzen nodig.

Palestijnen
Maar de Palestijnen zijn ook mensen. Hun bestaan kan en mag je niet negeren. Hun moet ook perspectieven geboden worden: economisch, sociaal en politiek. Afgedacht nog van de ethische kant van de zaak geldt dat het nooit verstandig is om je tegenstander tot de wanhoop te drijven. Maar erkenning van de staat Israël is een eerste voorwaarde voor een akkoord tussen Israël en de Palestijnen. En van een terugkeer van de vluchtelingen, of hun nazaten, van 1948 naar hun vroegere woongebieden kan geen sprake zijn. Daarmee zou Israël, dat toch al een niet te verwaarlozen Arabische minderheid omvat, zijn nationale bestaan op het spel zetten.

De Palestijnen en hun Arabische broeders kunnen dat als een groot onrecht beschouwen, maar ook in internationale verhoudingen geldt op een gegeven moment dat gedane zaken geen keer nemen. Wat dat betreft zouden ze een voorbeeld moeten nemen aan de Duitsers die zich inmiddels hebben neergelegd bij hun verdrijving aan het eind van de Tweede Wereldoorlog uit Oost-Pruisen, Pommeren, Silezië en Sudetenland.

De Arabieren hebben in 1947 het door de VN opgestelde en voor hen relatief gunstige verdelingsplan van Palestina verworpen. De ene oorlog na de andere hebben ze verloren. Maar nog steeds willen ze zich bij de gevolgen daarvan niet neerleggen. Daarmee hebben ze een groot deel van hun problemen aan zichzelf te wijten. Inmiddels is de PLO wat bijgedraaid, maar de Palestijnse verkiezingen van 2006 leverde een overwinning op voor de fundamentalistisch islamitische Hamas. Dat waren verkiezingen die naar in het Midden-Oosten geldende maatstaven relatief eerlijk verliepen. Alleen de uitkomst was volstrekt negatief. Israël en Hamas kunnen immers geen zaken met elkaar doen.

Daarbij moet gezegd worden dat Israël met zijn nederzettingenpolitiek een oplossing ook alleen maar moeilijker gemaakt heeft. Een permanente bezettersrol is niet aantrekkelijk. Een diehard als Sharon moest uiteindelijk ook tot die conclusie komen. Daarbij komt dat de demografische ontwikkeling in het voordeel werkt van de Palestijnen. Die hebben nu eenmaal een hoger geboortecijfer. Binnen enkele jaren zullen er in het gebied tussen de Jordaan en de Middellandse zee meer Arabieren wonen dan Joden.

Vooral de religieus geïnspireerde kolonisten beperken de manoeuvreerruimte van de Israëlische regering. Zij zullen zich met hand en tand verzetten tegen een eventuele ontruiming. Het land dat zij bewonen is voor hen heilige grond. Hier en daar is men in christelijke kring sterk geneigd hen daarbij onvoorwaardelijk te steunen. Gaat het hier niet om het land door God beloofd aan Abraham en zijn zaad?

Gods beloften
We worden hier geplaatst voor moeilijke vragen. In ieder geval is het van belang te beseffen dat Gods beloften niet los te verzilveren zijn. Daar wordt in het Oude Testament verschillende malen op gewezen (Deut. 28-30). Wellicht is in dit verband ook niet zonder betekenis hoe in het Nieuwe Testament gesproken wordt over de Samaritanen. Nergens is daar aan de orde dat die eigenlijk verdreven zouden moeten worden en in ieder geval moeten accepteren dat de Joden zich in hun gebied vestigen. De Samaritanen worden door Jezus nog al eens ten voorbeeld gesteld. En de Joden die dicht leefden bij de geschriften van het Oude Verbond konden weten dat het om de zonden van Abrahams nageslacht was dat die Samaritanen daar nu woonden.

Zestig jaar Israël betekende niet alleen de opbouw van een joodse maatschappij, maar ook een permanente oorlogssituatie; of althans een dreiging van terrorisme. Het einde daarvan is nog niet in zicht. Van Jeruzalem staat geschreven dat het gesteld zal worden tot een lastige steen voor alle volken (Zach. 12:3).

Daarbij is het verstandig om ons te hoeden voor allerlei speculaties. Hoe de gang van de geschiedenis ook mag zijn, in ieder geval geldt dat het de plicht van Joden en Arabieren is om in hun onderlinge omgang recht en gerechtigheid te betrachten. Om hun naaste lief te hebben als zichzelf. Daar mankeert veel aan. Zoals dat ook elders in de wereld het geval is.


RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer