De centrumrechtse regering van Silvio Berlusconi verloor zes gewesten tijdens de regionale verkiezingen die zondag en maandag in Italië werden gehouden. De uitslag brengt de regering in problemen.
De nederlaag is een gevoelige voor de coalitie van premier Silvio Berlusconi. In de dertien Italiaanse gewesten waar werd gestemd, kon centrumrechts maar twee gouverneurschappen behouden, die in Lombardije en Veneto. Belangrijke gewesten die verloren gingen zijn onder andere Latium, waar Rome ligt, en Apulië. In Latium verloor de zittende gouverneur Francesco Storace met een flink verschil van een voormalige tv-presentator van een consumentenprogramma.
De verkiezingscampagne daar was de laatste weken zeer agressief omdat de neofasciste Alessandra Mussolini zich in de strijd wierp als concurrent van de eveneens rechtse Storace. Toch heeft de deelname van Mussolini aan de verkiezingen niet geleid tot de nederlaag van Storace. De kleindochter van de vroegere dictator bond 2 procent van de kiezers aan zich, minder dan verwacht.
Beide politieke blokken baarden trouwens opzien door de afgelopen dagen de overleden Johannes Paulus II voor hun karretje te spannen door hem op hun verkiezingsposters af te drukken.
In het zuidelijke Apulië ging de winst naar Nichi Vendola, een openlijke homoseksueel en kandidaat van een traditioneel communistische partij. In zeven van de elf gewesten die centrumlinks naar zich toetrok won deze groep met een indrukwekkend grote meerderheid. In Umbrië trok de linkse kandidaat, en zittende gouverneur, tweederde van de stemmen naar zich toe. Voor de in totaal twintig Italiaanse gewesten levert centrumrechts nu nog maar vier gouverneurs. Dat zijn behalve de twee noordelijke regio’s ook Sicilië en het kleine Molise. De opkomst viel met 71,4 procent iets lager uit dan vijf jaar geleden.
De aardverschuiving op regionaal niveau kan grote consequenties hebben voor de regering-Berlusconi. De regeringsleider kan er niet omheen dat vooral zijn politiek partij Forza Italia een klap heeft gekregen. Forza Italia kreeg iets meer dan 18 procent van de kiezers achter zich. Dat is 7 procent minder dan bij de vorige regionale verkiezingen en bijna 11 procent minder in vergelijking met de landelijke verkiezingen van 2001.
De verzwakte positie van Berlusconi’s partij kan voer voor conflicten geven binnen de coalitie, zoals ook vorig jaar te zien was bij tussentijdse lokale verkiezingen. De minister-president werd toen genoodzaakt meer rekening te houden met de individuele partijprogramma’s. Hij nam bovendien collega’s van coalitiepartijen op in de regering.
Binnen de regering zijn al jaren barsten waar te nemen. Zo botsen regelmatig de christen-democraten en de rechts-conservatieve Nationale Alliantie met Lega Nord, die streeft naar vergaande regionale autonomie.
Met een verzwakte Berlusconi kunnen de barsten leiden tot breuken. Berlusconi gaf in een reactie de schuld aan onderlinge twisten binnen de coalitie. Maar vice-premier Fini legde meer gevoel voor de werkelijkheid aan de dag: „In 2006 winnen we de verkiezingen niet door te praten over het communistisch gevaar. Vendola heeft gewonnen ook al is hij communist en ook al heeft hij andere seksuele neigingen dan de meerderheid van de Italianen.”
De landelijke verkiezingen staan voor volgend jaar op het programma.