Potentiële huwelijkskandidaat moest eerst nog geschilderd worden
Een hertog, een prinses en een schilder: veel meer ingrediënten heeft Frans Willem Verbaas niet nodig om een boeiende historische novelle te schrijven.

De historische roman is predikant en schrijver Frans Willem Verbaas niet vreemd. Sterker: van de zeven romans die eerder van zijn hand verschenen, behoren er vier tot dat genre. Ook in ”De schilder en de prinses”, het christelijke actieboek dat verscheen in het kader van de Boekenweek, duikt Verbaas in het verleden.
In de novelle ontmoet de lezer de tegenwoordig wereldberoemde schilder Jan van Eyck. Die is in de tijd dat het verhaal zich afspeelt al de beste schilder van de Lage Landen en hofschilder van hertog Filips van Bourgondië (later Filips de Goede). Van Eyck staat op het punt om verder te gaan met een altaarstuk waar de oplettende lezer ”De aanbidding van het Lam Gods” in zal herkennen.
Maar er komt iets tussendoor. Van Eyck krijgt van Filips de opdracht om een portret te maken van een potentiële huwelijkskandidaat voor de hertog. Die heeft zijn oog laten vallen op Isabella van Portugal, dochter van de Portugese koning. Filips wil een realistisch portret, omdat hij niet teleurgesteld wil worden als hij zijn bruid in het echt ziet. Maar de vrouw in kwestie blijkt geen doorsnee schone, en dus wringt Van Eyck zich gaandeweg het verhaal in allerlei bochten om haar zo voordelig mogelijk voor het voetlicht te brengen.
Lijnolie

Er wordt veel aandacht besteed aan de couleur locale. Zo beschrijft Verbaas in technische termen het schilderen in de 15e eeuw: Van Eyck gebruikt lijnolie, tempera, eieren. Het schip waarmee het gezelschap naar Lissabon afreist, wordt voortgestuwd door galeislaven: veroordeelde misdadigers. Dankzij de reflecties van Isabella realiseer je je als 21e-eeuwse, aan fotografie gewende mens pas goed hoe kwetsbaar het moet voelen om je te laten schilderen. Uren min of meer stilzitten terwijl de blik van de schilder op je gefocust is.
Verbaas heeft ervoor gekozen om de korte hoofdstukjes vanuit het perspectief van Jan van Eyck af te wisselen met hoofdstukken vanuit Isabella’s gezichtspunt. Dat is aardig, want op die manier kijkt de lezer nu weer met de blik van een noorderling naar het zuiden, dan weer als zuiderling naar het „bourgondische” noorden. En ziet hij langzaam een band ontstaan tussen de prinses en de vreemdeling.
Met zijn eerdere roman ”Suster Bertken” en de trilogie over kerkvaders Augustinus, Calvijn en Karl Barth liet Verbaas al zien dat hij een rasverteller is. Ook in een korter verhaal maakt hij dit waar. Zo weet hij in amper honderd pagina's een aardige karakterschets te geven van een eigenzinnige vrouw, die het liefst voor de liefde zou trouwen, maar weet dat ze als prinses „geen wensen heeft, alleen plichten”. En of het schilderij uiteindelijk bevalt? Dat leest u zelf maar in ”De schilder en de prinses”.
De schilder en de prinses, Frans Willem Verbaas; uitg. KokBoekencentrum; 96 blz.; € 6,99