Woorden doen ertoe, zéker in het ziekenhuis
„Kun je komen prikken bij mevrouw Jansen op afdeling 2A? Het infuus is gesneuveld.” Als kersverse coassistent interne geneeskunde word ik op pad gestuurd. „Bel maar als het niet lukt”, zegt de arts-assistent.
![beeld RD](https://images.rd.nl/fill/crop:2040:1275:sm/w:1020/plain/https%3A%2F%2Ferdee-prod-bucket-s3-001.ams3.cdn.digitaloceanspaces.com%2F231083_e76e1d6c22.jpeg)
Mevrouw Jansen heeft zo te zien meerdere al dan niet geslaagde prikpogingen achter de rug. Gelukkig zie ik nog een bruikbaar vat op de rechterhandrug.
„Dit gaat even pijn doen. Ik tel tot drie en dan komt de prik.” Ik probeer te verbergen dat ik een beetje tril en dat ik minstens zo zenuwachtig ben als mevrouw Jansen, die me gespannen aankijkt, met rode blossen op de bleke wangen. De opluchting is groot als het infuus erin zit, zowel bij de patiënte als bij mij.
Op de kast
Ooit leerde ik als coassistent dat ik de patiënt moest waarschuwen voor de prik. Duidelijkheid en doorpakken waren het devies. Dit resulteerde bij de kindergeneeskunde geregeld in emotionele en tijdrovende taferelen met een schreeuwend kind dat door de verpleegkundige in de houdgreep werd genomen, terwijl de dokter met klotsende oksels verwoede pogingen deed een infuus in te brengen bij een tegenspartelende of zelfs wegvluchtende patiënt. Een beetje zoals in het gedichtje van Annie M.G. Schmidt ”Naar de tandarts”: „En kijk daar zat Jan-Hein, boven op de kast, heel zielig en heel klein.”
Gelukkig is er de laatste jaren veel veranderd op dit gebied. De zogenoemde procedurele comfortzorg is inmiddels een integraal onderdeel van de behandeling en dat is een groot goed. Niet alleen vanwege het welbevinden van kind en ouders, maar ook omdat het gezondheidswinst oplevert. Want traumatische ziekenhuiservaringen leiden niet zelden tot het mijden van zorg, met alle gevolgen van dien.
![](https://images.rd.nl/fill/w:2500/h:2500/plain/https%3A%2F%2Ferdee-prod-bucket-s3-001.ams3.cdn.digitaloceanspaces.com%2F231084_76dcb15ae7.jpeg)
Helpend taalgebruik
Woorden doen ertoe; ze leiden direct tot beelden in ons hoofd die vervolgens onze gevoelens beïnvloeden. Denk maar eens aan hoofdluizen, dan krijg je acuut jeuk op je hoofd. Waarschuwen voor pijn leidt daarom juist tot meer pijn. Dat komt omdat onze hersenen maar één ding tegelijk kunnen, zodat we in het algemeen alleen voelen waar we aan denken.
Daarom is „dit doet géén pijn” eveneens niet helpend; zinnen die woorden bevatten zoals pijn, prikken, brandend gevoel, akelig enzovoorts activeren ogenblikkelijk het sensorische brein en genereren een negatieve sensatie. Het is dus niet verwonderlijk dat „Jan-Hein bleef gillen, krijsen, jammeren en schreeuwen” nadat de tandarts sprak: „Er zijn hier toch geen tijgers en geen beren en geen leeuwen.”
Een van de pijlers van de procedurele comfortzorg is het bewust inzetten van helpende taal, naast het gebruik van rustgevende medicatie.
Beter is het om neutrale, positieve of afleidende taal te gebruiken, zoals: „Ik ga een infuus inbrengen.” Of: „Zullen we over de vakantie kletsen?” Dergelijke zinnen helpen om de focus te verleggen naar rust en afleiding. Het is belangrijk om ook de ouders te instrueren over deze aanpak, zodat alle neuzen dezelfde kant op staan.
„En tante moest hem aan zijn oren naar de tandarts sleuren. Hij jammerde van boeh en woeh, maar ja, het moest gebeuren” is daardoor gelukkig voor een groot deel verleden tijd.
De auteur is kinderarts bij het Máxima MC.
Artsen en zorgverleners vertellen over hun werk.