Joodse gemeenschap Nederland groeit licht en is om twee redenen uniek
De Joodse gemeenschap in Nederland groeit licht, ondanks antisemitisme en ondanks een laag geboortecijfer. De oorzaak: migratie vanuit Israël. De teller staat nu op 35.000 Nederlanders die zich Jood noemen. Een groot deel van hen is seculier.
In brede zin telt de Joodse gemeenschap in Nederland 65.000 mensen. Dat is 0,4 procent van de Nederlandse bevolking. Naast de 35.000 Nederlanders die ja antwoorden op de vraag of ze Jood zijn, hebben 30.000 andere Nederlanders Joodse wortels. Hoewel zij zich om tal van mogelijke redenen niet Joods noemen, hebben ze nauwe Joodse familierelaties –bijvoorbeeld een ouder of grootouder– zodat ze vallen onder de Israëlische Wet op Terugkeer, waarin staat dat iedere Jood recht heeft op het Israëlisch staatsburgerschap. Omgekeerd zijn er mensen zonder Joodse ouders die zich toch Joods noemen, bijvoorbeeld omdat ze zich tot de Joodse religie bekeerden; zij maken 8 procent uit van de groep van 35.000.
Deze en talloze andere getallen zijn te vinden in een rapport van het Institute for Jewish Policy Research (JPR) in Londen dat vorige week verscheen. Dr. Daniel Staetsky, kenner van Joodse statistieken en werkzaam bij het JPR, harkte recente demografische onderzoeken bij elkaar en verzamelde gegevens van onder meer Joodse kerkgenootschappen, scholen en mohels (besnijders) in Nederland. In 82 pagina’s trok hij daar de belangrijkste conclusies uit, die betrekking hebben op de „Joodse kernbevolking” van 35.000. ”Vijftig jaar van stabiliteit en Israëlisering” luidt de ondertitel van het rapport.
De Nederlandse sociaal-culturele organisatie Joods Maatschappelijk Werk (JMW), dat ook in 1999 en 2009 dergelijke onderzoeken liet uitvoeren, gaf het JPR de opdracht tot het onderzoek. Met als bedoeling beleidsmakers inzicht te geven in wie de Joodse bevolkingsgroep in Nederland precies is.
Rond 2020 groeide de Joodse bevolking, die voor de helft in Amsterdam en omgeving woont, met 140 personen per jaar, schat het JPR. Een natuurlijk overschot kan de verklaring niet zijn: het aantal overlijdens van Nederlandse Joden overtreft jaarlijks het aantal geboorten met ongeveer 60. Bovendien krijgt een Joodse vrouw gemiddeld 1,26 kinderen, tegenover 1,57 voor andere vrouwen in Nederland. Joodse Nederlanders zijn niet jong, laat hun bevolkingspiramide zien.
De oorzaak dat hun aantal toch groeit, is een positief migratiesaldo: sinds 2013 verhuizen er meer Joden van Israël naar Nederland. Dat was tussen 1950 en 2004 ook vrijwel steeds het geval, maar niet zo sterk.
Holocaust
Dit zorgt voor een opvallend kenmerk van de Joodse gemeenschap in Nederland, vergeleken met andere Europese landen: 20 procent daarvan is in Israël geboren. Als je de personen meetelt van wie een ouder in Israël is geboren, heeft een op de drie Joodse Nederlanders een Israëlische achtergrond. Israëlische migranten zijn bovendien jonger dan de andere Nederlandse Joden. Daardoor heeft meer dan de helft van de Joodse kinderen in Nederland een Israëlische achtergrond.
Als de huidige groei van het Nederlandse Jodendom zich voortzet, verwacht het JPR dat er rond 2035 zo’n 36.000 tot 37.000 Joden in Nederland zullen wonen – nog altijd veel minder dan de ongeveer 145.000 die er voor de Tweede Wereldoorlog woonden en van wie 70 procent tijdens de Holocaust omkwam.
Een tweede belangrijke uitkomst van het onderzoek is dat Joden in Nederland vaker seculier zijn dan elders. Meer dan de helft, 58 procent, behoort niet tot een religieuze groep; de meesten daarvan noemen zich „gewoon Joods”. Een op de vijf behoort tot het liberale Reformjodendom en een even grote groep is traditioneel of orthodox Joods. Van de Nederlandse Joden is 7 procent strikt religieus: orthodox of charedisch; 8 procent is tegelijk Joods en aanhanger van een andere religie.
Ter vergelijking: in België is 66 procent van de Joden orthodox of traditioneel religieus, in Israël 51 procent, in Duitsland 32 procent en in de Verenigde Staten 28 procent. Overigens is ”traditioneel” een wat onduidelijke term: het onderzoek duidt hun religiositeit aan met een cijfer van 5,7 op 10, terwijl orthodoxen een 8,3 krijgen.
Pesach
Dat uit zich ook in praktisch gedrag: slechts een op de vier Joodse Nederlanders laat zijn zoon besnijden, een op de drie wil een Joodse begrafenis en maar 14 procent gaat wekelijks naar een synagoge. De jaarlijkse Pesachmaaltijd bijwonen lijkt meer onopgeefbaar: dat doet 63 procent. En bijna de helft vast met Jom Kippoer (Grote Verzoendag). En twee derde zou het een „(heel) groot probleem” vinden als besnijdenis verboden zou worden.
Bijna een kwart van de Nederlandse Joden, 23 procent, is aangesloten bij een (liberale of orthodoxe) synagoge. Dat percentage daalt –in 2009 was dit nog 34 procent– en is lager dan in bijvoorbeeld Italië (84 procent) of het Verenigd Koninkrijk (56 procent).
Ruim de helft (57 procent) van de Nederlandse Joden die getrouwd zijn of samenwonen, heeft een niet-Joodse partner. Dat is hoog in vergelijking met andere West-Europese landen, zoals Frankrijk (31 procent) en België (14 procent). Dit gegeven hangt samen met het seculiere karakter van het Nederlandse Jodendom, aldus het JPR.
ChristenUnie
Ook sterk afwijkend van andere landen is het aantal Joden in Nederland dat zijn kinderen naar een Joodse school stuurt: slechts 13 procent. In België is dat 79 procent, in het Verenigd Koninkrijk 63 procent. Joodse ouders in Nederland noemen zowel „gemak” als „voorkeur voor een niet-exclusief-Joodse schoolomgeving” vaak als redenen om voor een niet-Joodse school te kiezen.
Verder blijkt uit het onderzoek dat Nederlandse Joden hoogopgeleid zijn: 75 procent volgde een opleiding aan het hbo of de universiteit, tegenover 45 procent van alle Nederlanders.
Nederlandse Joden worden politiek steeds rechtser, zo luidt een andere conclusie van het onderzoek. De helft van hen identificeert zich met (centrum)rechtse politieke partijen. Een kwart zit in het politieke midden en het resterende kwart bevindt zich op (centrum)links. Vijfentwintig jaar geleden was de politieke voorkeur van Nederlandse Joden vaker links. Detail: stemde 1 procent van de Nederlandse Joden in 2009 op de ChristenUnie, in 2017 was dit 14 procent.