Eindelijk daalt het lerarentekort, maar blijft dat ook zo?
Het lerarentekort is gedaald, blijkt uit nieuwe cijfers van het ministerie. Maar het is nog geen feest. Hoe zit dat?
Het is een lichtpuntje in donkere dagen: eindelijk is het lerarentekort in Nederland iets gedaald. De daling is vooral sterk op de basisscholen. In het primair onderwijs is het tekort dit jaar 2000 voltijdbanen minder dan vorig jaar.
Toch kan de vlag nog niet uit. Er blijft namelijk nog een gigantisch tekort van 7700 voltijders over. In het voortgezet onderwijs gaat het om een tekort van 3800 voltijdbanen en in het mbo gaat het om 1650 voltijdbanen. En dan zijn er nog drie redenen waarom we ons niet rijk mogen rekenen.
1. De daling is tijdelijk
De verwachting is dat de daling tijdelijk is en vooral te maken heeft met subsidies uit het Nationaal Programma Onderwijs. Tijdens de coronapandemie kregen scholen extra subsidie om onderwijsachterstanden, opgelopen door schoolsluitingen, weg te werken. Daardoor konden ze tijdelijk extra personeel aannemen. De meeste scholen hebben die subsidie al gebruikt en namen afscheid van deze ingevlogen werknemers, die daarna weer op de arbeidsmarkt kwamen en openstaande vacatures konden vervullen.
Het is de verwachting dat het tekort in het primair onderwijs de komende jaren nog licht zal dalen, waarna het weer zal toenemen. In het voortgezet onderwijs blijft het tekort stijgen, ondanks het feit dat het aantal leerlingen op het voortgezet onderwijs de komende jaren wat afneemt vanwege een periode met minder geboortes.
2. De tekorten zijn ongelijk verdeeld
Op scholen in wijken met een leerlingpopulatie met de grootste onderwijsachterstanden, zijn de lerarentekorten het grootst. Die ongelijkheid neemt door de jaren heen alleen maar toe, laten de nieuwe cijfers zien. In het primair onderwijs worden de verschillen niet alleen tussen de regio’s groter, maar ook daarbinnen. De kansenongelijkheid neemt hierdoor toe.
In Amsterdam is juist een omgekeerd beeld te zien. Daar is het lerarentekort voor het eerst sinds 2020 gedaald, en die daling is het sterkst op basisscholen in het speciaal basisonderwijs en op scholen met kinderen die opgroeien in wijken met meer achterstanden. Het tekort is op die plekken meer dan gehalveerd. Voor Marjolein Moorman, de onderwijswethouder in Amsterdam, is dit het bewijs dat de intensieve aanpak om het lerarentekort in haar stad te bestrijden, werkt. „We doen er van alles aan om juist op die plekken leraren te krijgen. Als zij op die scholen gaan werken, worden ze beloond met extra hoge bonussen, voorrang op de woningmarkt, noem maar op.”
Een kanttekening is dat het lerarentekort op een plek als Almere groter wordt als gevolg van de concurrentie met Amsterdam. Schoolbesturen zien daar met lede ogen aan dat de weinige leraren die in Almere wonen, naar Amsterdam trekken voor een beter salaris. Moorman ziet daarin vooral een rol weggelegd voor het kabinet, dat ze de boodschap geeft niet te bezuinigen op onderwijs. „Bezuinigen op onderwijs is het domste wat je kunt doen. Ik snap dat Almere een probleem heeft en ik gun die leraren daar ook een bonus; wij zien dat dat een effectieve maatregel is. Daarom dit pleidooi richting het Rijk: investeer daar waar het het allerhardste nodig is en zorg dat daar ook de middelen zijn om die tekorten aan te pakken.”
3. Pensionado’s blijven doorwerken, maar ze lossen het probleem niet op
Hun aandeel op het totale tekort is niet zo groot, maar toch: leraren die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, blijven steeds vaker doorwerken. Voor het primair en voortgezet onderwijs en het mbo gaat het om zo’n duizend voltijdbanen, die worden vervuld door 2600 mensen. Daarvan werken 1600 mensen als leraar en de rest in andere onderwijsfuncties.
Er is ook een andere positieve bevinding in het rapport. Nieuwe docenten, van wie wordt beweerd dat zij vaak al na een jaar het onderwijs met de staart tussen de benen verlaten, doen dat helemaal niet. Uit analyses voor het primair en voortgezet onderwijs blijkt dat de meeste personen die na een jaar hun biezen pakken, uiteindelijk wel op een andere plek in het onderwijs terechtkomen. Dat kan zijn als leraar, maar ook in een andere functie binnen het onderwijs.