Onderwijs & opvoedingONDERWIJS & OPVOEDING
Vertrekkend voorzitter onderwijsbond: Lerarentekort is moeder van alle tekorten

Na acht jaar verruilt Tamar van Gelder de Algemene Onderwijsbond (AOb) voor Stichting Lezen. Haar bezorgdheid over het onderwijs is groot, al blijft ze optimistisch. „Voor alle maatschappelijke uitdagingen heb je goed onderwijs nodig. In de politiek leeft dat besef te weinig.”

30 September 2024 14:27Gewijzigd op 30 September 2024 16:00
Tamar van Gelder vertrekt per 1 oktober bij de Algemene Onderwijsbond en stapt over naar Stichting Lezen. beeld RD, Anton Dommerholt
Tamar van Gelder vertrekt per 1 oktober bij de Algemene Onderwijsbond en stapt over naar Stichting Lezen. beeld RD, Anton Dommerholt

Hoewel ze zelf nooit voor de klas heeft gestaan, is denken en praten over het onderwijs AOb-voorzitter Tamar van Gelder (48) met de paplepel ingegoten. Haar opa, Leon van Gelder, was de eerste hoogleraar onderwijskunde. Haar vader was plaatsvervangend directeur-generaal voor het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Beiden waren actief bij de voorloper van de AOb, de Algemene Bond van Onderwijzend Personeel (Abop). Van Gelder volgde de onderwijsbond dan ook van jongs af aan. In 2016 werd ze er algemeen secretaris, in 2021 voorzitter.

„Voor mijn vijftigste wilde ik graag nog een andere stap maken”, zegt van Gelder over haar vertrek. „Dat is goed voor mijn eigen ontwikkeling, maar ook voor de AOb: als je in een bestuurlijke positie zit, is het goed om ook weer ruimte te maken voor anderen. Zo geef je kleur aan een club.”

Hoe kijkt u terug op uw tijd bij de AOb?

„De AOb is een geweldige plek. Een individuele leraar kan denken: ik wil deze methode eigenlijk niet gebruiken, of: ik vind dat mobieltjes niet in de klas thuishoren. Maar hoe ga je dat aankaarten? Je kunt het hoogstens ter sprake brengen bij je leidinggevende of in de personeelskamer. Bij de AOb krijg je de kans om al dat soort geluiden te verzamelen en te vertalen naar werkgevers, de politiek en lobby. Zo kun je het verschil maken.”

Heeft u dat verschil in de afgelopen jaren kunnen maken?

Lachend: „Niet als je kijkt naar of de resultaten in het onderwijs verbeterd zijn. Maar daarin zijn meerdere krachten werkzaam.

Toen ik hier in 2016 begon, startte PO in actie, een actiegroep van buiten de vakbond die streed voor het dichten van de loonkloof tussen het primair en voortgezet onderwijs. We hebben die groep omarmd en gezegd: daar moeten we werk van maken. Daardoor is de loonkloof gedicht. Dus daar is echt wel het verschil gemaakt.

Ook binnen de bond is veel veranderd. Toen ik het ROC van Amsterdam verliet voor de AOb, zeiden collega’s: „Veel plezier bij de ouderenbond”. Een nogal stoffig imago. Nu ik wegga, hoor ik van veel mensen –ook van buiten– dat het een aantrekkelijke club is. De afgelopen jaren hebben we een kanteling doorgemaakt: van een soort ANWB-service die te hulp schiet als het is misgegaan, naar een proactievere rol. We brengen leden samen en proberen gezamenlijk tot een oplossing te komen als zij ergens tegenaan lopen. We zijn dus meer vertegenwoordiger geworden. Tegen alle berichten van andere vakbonden in, zijn we stabiel en groeien we zelfs. Geen grootse groei, maar het lukt ons nog steeds om leden te werven.”

„Onderwijs is moeder van alle problemen én oplossingen in de maatschappij” - Tamar van Gelder, vertrekkend voorzitter Algemene Onderwijsbond

U bent elke dag bezig met onderwijs, maar hebt zelf nooit voor de klas gestaan?

„Dat klopt. Het onderwijs bestaat, als het goed is, voor 80 procent uit bevoegde leraren en voor 20 procent uit mensen die ondersteunen en faciliteren. Zij zijn ook heel belangrijk. Het onderwijs is de moeder van alle problemen én oplossingen in de maatschappij. Vaardigheden, competenties, kennis die je nodig hebt: alles begint met onderwijs. Hoe je met elkaar omgaat en met elkaar in gesprek blijft, ook als je verschillend naar dingen kijkt – dat leer je in de klas. Voor alle grote maatschappelijke uitdagingen –ik spreek liever over uitdagingen dan over problemen– heb je dus goed onderwijs nodig.”

Maar het gaat niet goed met het onderwijs. In een interview in het Algemeen Dagblad sprak u dit voorjaar over een „nationale onderwijscrisis”. Is het echt zo erg?

„Ja, zo erg is het. In Amsterdam zijn veel basisscholen waar op acht groepen maar één bevoegde leraar is. Het lerarentekort is eigenlijk de moeder van alle tekorten. Om een warmtepompinstallateur op te leiden, heb je bijvoorbeeld een docent warmtepompinstallatie en een docent rekenen op het mbo nodig. De overheid kan allerlei plannen maken, maar de mensen die ze uitvoeren, moeten wel eerst opgeleid worden.

„In de politiek voelt men te weinig hoe groot de onderwijscrisis is” - Tamar van Gelder

Ik kan er daarom met mijn hoofd niet bij dat het nieuwe kabinet bezuinigt op onderwijs; dat is het slechtste wat je nu kunt doen. Er is geen urgentiebesef in de politiek; men voelt te weinig hoe groot de crisis is. Te vaak wordt het onderwijs gezien als een holle kies, waar je geld instopt zonder er ooit iets van terug te zien. Ik hoorde Geert Wilders op Prinsjesdag zeggen: „Er is de afgelopen jaren geïnvesteerd in onderwijs, maar de resultaten zijn er niet naar, dus dan kunnen we er ook op bezuinigen”. Maar wat geïnvesteerd is, was alleen nog maar herstel: van corona, van de loonkloof. Het was geen extra investering.

De koning zei in de Troonrede dat we de rust moeten houden in het onderwijs, dat er geen grote veranderingen moeten komen. Ik ben benieuwd wat daarmee bedoeld wordt, want wat mij betreft gaan we wel het gesprek aan over het onderwijsbestel. In het onderwijs zelf zou ik geen vernieuwingen aanbrengen, daar ben ik het mee eens. De basis moet op orde, en dan is rust belangrijk. Maar in de sturing en de bekostiging mag best wel wat veranderen.”

Wat moet er dan anders?

„Nergens in de wereld kent men ons systeem van schoolbesturen; allemaal private organisaties die zelf hun beleid bepalen. Het systeem van lumpsumfinanciering, waarbij scholen geld krijgen van de overheid en zelf bepalen hoe ze dat uitgeven, moet op de schop. We moeten precies weten waar het geld terechtkomt. De minister moet daarin regie nemen door duidelijke kaders te stellen. Dat elke school zijn eigen beleid bepaalt, heeft het onderwijs geen goed gedaan. Het heeft de leraar meer uitvoerder van beleid gemaakt dan een professional die zelf bepaalt waarover het onderwijs gaat.”

Doordat elke school zijn eigen beleid bepaalt, is de leraar minder gaan bepalen? Dat klinkt paradoxaal.

„De leraar is minder in positie, omdat er geen verenigde beroepsgroep is –zoals bij artsen en advocaten– die het beroep beschermt en bepaalt wie er toegang toe heeft. Dat doet iets met de status en het imago van het beroep. Want blijkbaar kan iedereen dan leraar zijn: je hoeft slechts te doen wat een schoolbestuur je opdraagt. Niemand zou het in zijn hoofd halen om tegen een internist te zeggen: Voor dit medische probleem zou ik geen echo doen, maar een MRI. Maar in het onderwijs is het heel normaal dat tegen een leraar wordt gezegd: Ik zou toch maar die methode nemen, want zo doen wij dat nu eenmaal hier op school. Leraren krijgen te weinig autonomie.”

„Ruim 80.000 bevoegde leraren staan niet meer voor de klas” - Tamar van Gelder

Is de veranderde status van de leraar de oorzaak van het enorme lerarentekort?

„Het lerarentekort is een veelkoppig monster; een opstapeling van allerlei aspecten. We wisten al jaren dat het eraan kwam, maar er is te laat gehandeld. De loonkloof is gedicht, maar daarmee zijn we er niet. Het gaat ook over de instroom: we leiden te weinig leraren op. En over de werkdruk, de veel te grote klassen. Daardoor verlaten mensen het onderwijs: we weten dat er in Nederland ruim 80.000 mensen met een onderwijsbevoegdheid niet meer voor de klas staan. We zouden alles op alles moeten zetten om ervoor te zorgen dat zij weer terugkeren in het onderwijs. Door klassen te verkleinen en leraren meer ruimte te geven voor professionalisering.

Als je landelijk bepaalt hoe groot klassen maximaal mogen zijn en hoeveel uur een leraar voor de klas mag staan, hoeft dat gesprek op schoolniveau niet meer gevoerd te worden. Dan kunnen docenten het weer gewoon over onderwijskwaliteit en inhoud hebben, in plaats van hun te grote klassen en chronische tijdgebrek.”

Kleinere klassen en minder lesuren per leraar, terwijl er al te weinig docenten zijn. Is dat niet tegenstrijdig?

„Mensen die enkel naar de korte termijn kijken, zeggen inderdaad: Dat is een heel dure oplossing, die het lerarentekort nog groter maakt. Maar we weten dat de werkdruk de reden is dat mensen het onderwijs verlaten. Ik vind het dus een no-brainer, maar voor de politiek is het kennelijk een stap te ver. Terwijl je zeker weet dat je hiermee op de lange termijn leraren behoudt en misschien ook nog wel leraren terughaalt. Dan is het morgen misschien nog niet op peil, maar overmorgen wel.

Daarnaast kan de instroom op de lerarenopleiding vergroot worden door de financiële drempels weg te halen. Misschien moeten we naar een model als de politieacademie, door de opleiding gratis te maken. De jongste generatie wil nog steeds juf worden. En veel werkenden zijn geïnteresseerd in een overstap naar het onderwijs als zij-instromer. Maar dan moet die stap wel makkelijker gemaakt worden, in ieder geval financieel.

Leraren moeten ook weer meer professionele autonomie krijgen. Er is wat mij betreft maar één kernberoep in het onderwijs: leraar. Die moet bepalen hoe het gaat. Dat klinkt logisch, maar in de uitvoering doen we het nu anders. Ik chargeer, maar je komt van de opleiding, ontvangt je rooster en boekenpakket en krijgt te horen: „Dit is hoe wij het hier doen”. Terwijl de leraar daar zelf over zou moeten gaan. Dat maakt het beroep ook aantrekkelijk. Je hebt veel invloed als je voor de klas staat. Dat bewustzijn moeten we met elkaar terugbrengen.”

Hoe is het om de AOb te verlaten, midden in een onderwijscrisis?

„Dat is nog best wel ingewikkeld. Maar ik heb niet het idee dat ik helemaal wegga. Ik blijf gewoon lid en zal mee blijven denken. Wat ik ga doen bij Stichting Lezen ligt ook niet zo heel ver bij dit werk vandaan. Ik ga van onderwijscrisis naar leescrisis. Ik denk dat mijn werk daarmee iets meer focus krijgt, en dat is ook wel prettig. Mijn doel is om te zorgen dat lezen een structureel onderdeel wordt van het herstel van de onderwijskwaliteit.”

Gaat u zelf ooit nog voor de klas?

„Ik sluit het niet uit. Ik heb het regelmatig overwogen, zeker toen ik op het mbo werkte. Maar ik ben er goed in om mensen te verbinden, daarom doe ik wat ik doe. Misschien dat ik over een paar jaar denk: ik zou wel iets meer kennis willen overdragen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer