OpinieOpinie

Ruimte om te groeien niet hetzelfde als individualisme

Op mijn recente artikel over de beperkingen van het leerstofjaarklassensysteem (RD 11-11) reageert Vincent van Zuijlen kritisch (RD 27-11). Ik waardeer zijn inzet om het debat te verdiepen. Daarnaast wil ik graag enkele misverstanden rechtzetten en mijn visie verder toelichten.

Machiel Karels
9 December 2024 16:10
„Onderwijs dat de norm baseert op het abstracte begrip gemiddelde leerling miskent de grote diversiteit in talenten, interesses en leertempo’s.” beeld iStock
„Onderwijs dat de norm baseert op het abstracte begrip gemiddelde leerling miskent de grote diversiteit in talenten, interesses en leertempo’s.” beeld iStock

Het lijkt erop dat Van Zuijlen personalisatie verwart met individualisering, een misvatting die ik vaak tegenkom in discussies over toekomstbestendig onderwijs. Wat ik echter voor ogen heb, is iets fundamenteel anders. Personalisatie houdt in dat de basisstructuur van het onderwijs wordt afgestemd op de unieke kwaliteiten en behoeften van iedere leerling. Dit vraagt om flexibiliteit in organisatiemodellen, waardoor er meer ruimte voor groei ontstaat. Dit staat wel tegenover het huidige leerstofjaarklassensysteem, dat in de basis het onderwijs afstemt op de niet-bestaande gemiddelde leerling.

In mijn tijd als leraar in het speciaal basisonderwijs vond ik het schokkend om te zien hoe leerlingen kunnen lijden onder de gevolgen van een systeem waar zij niet in passen. Daarnaast verraste het mij altijd weer hoe leerlingen kunnen opbloeien als de druk van een dergelijk systeem wegvalt en hun individuele kwaliteiten en gaven als uitgangspunt genomen worden voor hun ontwikkeling.

Dienstbaarheid

Ik deel de waarde die Van Zuijlen hecht aan dienstbaarheid. Klasgenoten helpen en soms een stapje terugdoen voor een ander zijn inderdaad waardevolle lessen voor leerlingen. Maar het mag niet zo zijn dat een leerstofjaarklassensysteem kinderen structureel dwingt te wachten op anderen. Dit is belastend, zowel voor snellere als voor langzamere leerlingen. Voor de eersten kan het demotiverend werken en voor de laatsten stress en faalangst veroorzaken. Dienstbaarheid is waardevol, maar moet vorm krijgen binnen sociaal leren en flexibele coöperatieve structuren, niet in een rigide klassikaal systeem dat leerlingen beperkt in hun ontwikkeling.

Het flexibiliseren van het onderwijssysteem kan uitstekend samengaan met het  bevorderen van de sociale cohesie en dienstbaarheid, die essentieel zijn voor christelijk burgerschap. Dit vraagt echter wel om een onderwijsomgeving waarin de talenten van leerlingen de ruimte hebben en zij worden aangespoord deze talenten in te zetten ten dienste van anderen. Sociale cohesie en gemeenschapszin zijn cruciaal binnen kindgericht of ontwikkelingsgericht onderwijs. Groepsdoorbrekend werken bij de basisvakken en thematisch zaakvakkenonderwijs in projectgroepjes zijn daarin mooie organisatievormen. Die zijn in lijn met wat ik voor ogen heb als het gaat om flexibiliteit.

Gemiddelde als norm?

Ik merk dat er een fundamenteel verschil van inzicht bestaat over de vraag of er een ”gemiddelde leerling” bestaat. Natuurlijk zijn er gemiddelden, maar onderwijs dat de norm baseert op dit abstracte begrip miskent de grote diversiteit in talenten, interesses en leertempo’s. Dit doet geen recht aan de realiteit dat kinderen op veel verschillende manieren leren en zich ontwikkelen. Ik voer geen pleidooi tegen een gemeenschappelijke kennisbasis, maar wel tegen het idee dat een kind zich moet aanpassen aan een middelmaat die zelden recht doet aan de unieke eigenschappen van leerlingen.

Toetsing en zelfregulatie

Van Zuijlen noemt toetsen een puzzelstukje in een totaalplaatje en daar kan ik zeker in meekomen. Ik ageer echter wel tegen het huidige toetssysteem, dat sterk gericht is op relatieve beoordeling: hoe presteert een leerling ten opzichte van anderen? Mijn kritiek richt zich op dit vergelijkende karakter, niet op het gebruik van toetsen op zich. Toetsen zouden leerlingen juist inzicht moeten geven in hun eigen ontwikkeling ten opzichte van duidelijke, objectieve criteria en niet ten opzichte van anderen.

Zelfregulatie is een ander belangrijk punt waarover misverstanden bestaan. Onderwijskundig onderzoek toont aan dat zelfregulatie een van de belangrijkste elementen is voor motivatie en effectief leren. Leerlingen die zelfregulerend leren, stellen betere leerdoelen, passen betere leerstrategieën toe, bewaken en beoordelen de vorderingen van hun doelstellingen beter, vragen eerder hulp als dat nodig is en tonen een hogere inzet.

De onderwijsinspectie onderstreept dit ook, door het ondersteunen van zelfregulatie te erkennen als een van de vijf kenmerken van een goede les. Het leren plannen, bewaken, reguleren en reflecteren, evenals verantwoordelijkheid nemen voor het eigen leerproces, is geen „te hoog gegrepen doel”, maar juist een kernbekwaamheid die leerlingen helpt te groeien. En ja, natuurlijk moet dat zorgvuldig en stapsgewijs worden opgebouwd, passend bij de ontwikkelingsfase van de leerlingen.

Kritiek op systeem

Tot slot wil ik benadrukken dat mijn kritiek niet gericht is op het goede werk dat dagelijks op onze scholen wordt verricht. In dat verband ben ik blij met de reactie van Van Zuijlen, aangezien hij veel van dat goede werk onder de aandacht brengt.

Mijn betoog gaat over de beperkingen van het onderliggende systeem en de ruimte die we kunnen scheppen om elk kind écht tot zijn recht te laten komen. Reformatorisch onderwijs heeft prachtige idealen. Juist daarom is het waardevol om samen te reflecteren op hoe we die idealen nog beter kunnen realiseren!

De auteur is directeur van kennisplatform Wij-leren.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer