Kees van Ekris: Leer mensen echt kennen. Daar word je heel nederig van
Als Theoloog des Vaderlands kreeg Kees van Ekris (52) het afgelopen jaar letterlijk en figuurlijk een podiumplaats. Nooit keek of luisterde de predikant en podcastmaker een optreden terug, zelfkritisch als hij is. „Ik kom uit een traditie die haar eigen vroomheid wantrouwt.”
Of het iets weerbarstigs heeft om in De Wittenberg te wonen? Dr. Van Ekris lacht. „Voortdurend! Het is mooi, maar het geeft ook gedoe. Je moet mensen achter de broek aan zitten. Incasseren als dingen anders lopen dan gedacht.”
Hij heeft zijn bezoeker zojuist naar zijn onderkomen geloodst, in de linkervleugel van de christelijke leefgemeenschap in Zeist. „Helemaal links bij het kippenhok, groene deur, onderste bel.” De plek waar hij sinds 2019 samen met zijn vrouw Arianne en twee kinderen woont, met ramen aan de zuidzijde, helder zicht op een verkleurend bos, hoog opgetaste boeken.
Van Ekris vertelt over de leefgemeenschap. Nachtelijke gesprekken bij het kampvuur, het voorrecht om met jongeren op te trekken. Dat zijn vrouw en hij vaak moeten schipperen tussen hun eigen opgroeiende kinderen en de jongeren van De Wittenberg. Over zijn twijfels of hun tieners, die inmiddels 19 en 14 zijn, daardoor iets tekortgekomen zijn. Wat hij uiteindelijk toch een vreemde, cultureel bepaalde vraag vindt. Want is het goed om altijd alle weerstand weg te nemen voor je kind?
Hij spreekt op zijn kenmerkende reflectieve manier, herkenbaar voor wie geregeld naar zijn podcasts ”Eerst Dit”, ”Dit Dus” en ”Moderne Profeten” luistert. Woorden zoekend voor de rauwe, bonkige werkelijkheid die hij wil doorgronden, net zolang tot hij bodem vindt. Breed puttend uit theologische en literaire bronnen.
Naast bewoner van De Wittenberg is Van Ekris fulltime werkzaam bij de IZB, een missionaire organisatie binnen de Protestantse Kerk in Nederland. Ook droeg hij een jaar lang, tot vorige week, de titel Theoloog des Vaderlands.
Hoe is het u bevallen om in de schijnwerpers te staan?
„Dit was waarom ik aarzelde bij de vraag of ik Theoloog des Vaderlands moest worden. Ik wilde niet aan allerlei talkshowtafels terechtkomen en dan over vijf of zes moeilijke onderwerpen diepe dingen zeggen. In een heleboel zaken heb ik niet meer inzicht dan een ander. Media en publiciteit leveren een vreemd soort spanning op. Mensen vinden wat van je. Mensen gaan mailen, gaan aan je trekken en duwen. Dat heb ik ook wel gemerkt. Ik ben gelukkig geen twintig meer, denk ik weleens, dat scheelt.”
Wat kunt u nu wat u toen niet kon?
„De dingen laten lopen. Ik hoef niet overal te zijn. Ook als er een keer iets niet lukt, of als mensen boos zijn, dan is dat oké. Verder sluit ik me voor reacties af. Ik luister niks terug, kijk niks terug, ik zit niet op sociale media. Ik scherm me er bewust voor af.”
Wat zou terugkijken of -luisteren met u doen?
„Ik ben erg kritisch op mezelf en dus zie ik snel wat anders of beter kan. Dat geeft negatieve energie. Bovendien zijn de schreeuwers die snel iets vinden, ook over mij, sterk in onze cultuur. Die paar mensen met een sterke mening kosten je veel tijd en inspanning. Daar moet je goed mee omgaan, maar je moet ook relativeren. Overigens luister ik wel naar kritische stemmen van mensen die ik ken en van wie ik het oordeel kan wegen.”
Voelt u zich kwetsbaar, met uw publieke verantwoordelijkheden?
„Wat voor een moeilijk benoembare druk zorgt, is dat we in een giftig klimaat leven. Zeker in de media, maar ook in de kerk. Door mijn werk heb ik veel contact met predikanten en kerkenraden. Daar voel je de ontvlambaarheid van de verhoudingen. Zodra je vooruitgeschoven wordt –„Ga jij je namens theologen begeven in de publieke ruimte”– voel je die kwetsbaarheid wel, ja. We zitten niet meer in een klimaat waarin er wederzijds respect is, of openheid voor argumentatie. Mijn theorie is dat veel mensen verlieservaringen hebben. Dat leidt tot onzekerheid, angst en uiteindelijk verharding.”
„Crisistijden zijn eigenlijk een appel op de orthodoxie. Er zit vitaliteit in de orthodoxie. De uitdaging is om niet een soort bunker te worden” - Dr. Kees van Ekris, missionair predikant
Als Theoloog des Vaderlands peilde u het klimaat op allerlei plekken in de samenleving. Wat valt u op als u naar de gereformeerde gezindte kijkt?
„Ik ben er gevormd, ik leef erin en hou ervan. Crisistijden zijn eigenlijk een appel op de orthodoxie. Er zit vitaliteit in de orthodoxie. De uitdaging is om niet een soort bunker te worden. En daarmee ook bang. Bang dat alles verloren gaat. Want dat is heel menselijk gedacht. Calvijn zegt over Psalm 104, over de schepping: De werkelijkheid is gegrond in de laetitia Dei, in de vreugde van God. Er zit in de bronnen, in de Bijbel, maar ook in onze eigen orthodoxe traditie een vreugde-ervaring over het bestaan en die past niet bij een gepantserde traditie die bang is voor de tijd.”
U bent niet somber?
„Nee. En ook al zou ik het wel zijn, zou ik het nog niet zeggen. Want dan doen wij mee aan dat zure klimaat. Drink uit de bronnen waar je uit ontstaan bent. Gisteren moest ik preken in de kerk waar ik opgroeide, in Veenendaal. We lazen zondag 23 van de Heidelbergse Catechismus. Waarom bent u rechtvaardig voor God? Dat is bijna de essentie van de Reformatie. Niets mijnerzijds, maar alles in Christus. Daar zit een soort lichtvoetigheid in. Leef in die traditie en je voelt de kracht gebeuren.”
Wat opvalt is dat u gesprekspartners tijdens ontmoetingen en in interviews uiterst positief benadert. Heeft u niet de neiging ergens kritisch de vinger bij te leggen?
„In een tijd van crisis en somberte, van destructiviteit, vind ik die positieve benadering belangrijk. Wij kunnen alles kapot praten. Alles. In een ggz-instelling sprak ik met twee sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen. Beiden niet christelijk. Zij vertelden mij hoe ze om drie uur ’s nachts in een crisissituatie een suïcidale vader taxeren om te beoordelen of opname nodig is. De liefde van die mensen voor zo’n situatie, die menselijkheid, is zo mooi. Daar mogen wij niet zuur over doen. Dat mag niet van mijn geloof.”
Waarom mag dat niet van uw geloof?
„Je treft in jezelf sporen aan van het kwaad, de zonde en de onwil. Dat zijn er nogal veel. Maar dat is niet het enige, zegt Calvijn. Een schepsel is gegrond in de vreugde van God. Pas las ik weer eens in de mooie biografie van Bart Jan Spruyt over ds. J.T. Doornenbal. Op de eerste bladzijde staat dat ds. Doornenbal zegt: „Ik heb slechts één klein talent, dat is het bezit van mijn ogen om daarmee de schoonheid der dingen te zien en er een klein geluk uit weg te dragen.” Datzelfde probeer ik te doen in het contact met de ander. Ik ben helemaal niet optimistisch over mensen. Je hoort mij niet zeggen dat het allemaal wel meevalt. De leegte en de verlieservaringen maken ons vatbaar voor kwade machten, de machten van amusement, erotiek, geld, techniek, ideologie. Voor mij is het een missie om de mens daaruit los te pellen. Dat begint met het benoemen van wat je ziet aan schoonheid, aan menselijkheid.”
Kwam u in het afgelopen jaar ook situaties tegen die om een tegendraads geluid vroegen?
„Voortdurend. Heel vaak werd dat verwoord door de personen die ik sprak. In de Tweede Kamer was ik aanwezig bij het debat over de liberalisering van de onlinegokmarkten. Sinds 2021 zijn er 563.000 nieuwe gokkers bij gekomen. Je voelt aan dat het niet goed gaat, dat die machtige markten jonge en kwetsbare mensen pakken. Naast mij op de publieke tribune zaten de lobbyisten van de grote gokbedrijven, Holland Casino, BetCity. De populistische politici zeiden: Gun de mensen een gokje, doe niet zo moeilijk. Ze hebben er hard voor gewerkt. De liberalen zeiden: De markt zal het wel corrigeren. Dan zie je voor je ogen de deur wijd opengaan voor de machten van geld, amusement en verslaving. Gelukkig zat de tegenspraak in Mirjam Bikker van de ChristenUnie. Mijn rol is om die tegenstelling naar voren te halen.”
U zou ook zelf die ‘profetische’ rol op u kunnen nemen, als Theoloog des Vaderlands. Dat doet u niet?
„Nee. Op dat moment was ik onder de indruk van hoe een politica een complex dossier van duizend pagina’s tot drie uur ’s nachts doorakkert en wetgeving ontwerpt die mensen beschermt. Dat is echt een vak. Ik ben theoloog. Hoe gemakkelijk is het om te zeggen: Ik vind er wat van? Ik geef mensen zoals Bikker een podium om te laten zien wat zij doen. Ik speel dus ook een rol. Ik zou ook iets anders kunnen doen.”
Bent u überhaupt gevoelig voor een opspelend ego?
„Dat is natuurlijk een heel ingewikkelde vraag, maar intuïtief zeg ik nee. Ik hou van lezen en studeren, van schrijven. Ik hoop dat mensen er iets aan hebben en daar eindigt het voor mij.”
U bent niet competitief? Dat u bijvoorbeeld een collega-theoloog benijdt om diens schrijfwerk?
Van Ekris, licht vertwijfeld: „Kun je dat van jezelf zeggen? Ik ben een reformatorische jongen. Ik kom uit een traditie die haar eigen vroomheid wantrouwt. Vraag het eens aan mijn vrouw of aan iemand met wie ik een fittie (ruzie, EHvS) heb. Bovendien kun je ook groeien in de overtuiging dat je er niet aan toe wilt geven. Jaloezie is niet mooi, niet goed. Goed zijn de waardering, de erkenning, het compliment. Ik zat gisteravond Willem Jan Otten te lezen. Zijn poëzie vind ik zo mooi. Ik schrijf heel bombastisch, heel anders. Daar heb je weer die zelfkritiek. Ik zou wel iets van die poëtische lichtheid willen hebben. Maar ik benijd Otten er niet om. Nee, ik denk: mooi man!”
U verwijst naar uw achtergrond. Waar ergens zit in u de jongen die opgroeide in een Gereformeerde Bondsgemeente in Veenendaal?
„Die jongen zit vlakbij.”
Op welke manier?
„De herinnering aan mijn jeugd is dichtbij. De reformatorische traditie brengt in een heel vroeg stadium de grote bestaansthema’s in je leven. Schuld, dood, God, muziek, genade. Zelfbeproeving. Die screenende kant, zeg maar. Dat kan te zwaar zijn, dat kan op een onverstandige manier gebeuren, dat weet ik. Maar ik vind het een voorrecht dat ik snel ingewijd ben in deze grote thema’s.”
„Ik vind het een voorrecht dat ik snel ingewijd ben in deze grote thema’s” - Dr. Kees van Ekris, missionair predikant
Wat vormde u nog meer, in uw leven?
„De zending. Ik was 30 toen we voor de GZB naar Indonesië gingen. Ik zag daar hoe duistere machten mensenlevens vernachelen. Sommige theologiestudenten die ik mocht lesgeven, hadden in hun dorpen moordpartijen meegemaakt. Mijn vader is omgekomen, zei een van hen, maar ik heb een roeping om terug te gaan. Met open mond luisterde ik naar hun verhalen. Ik mocht deze moedige jonge mensen lesgeven, maar ik voelde me leerling, echt.”
Wat leerden zij u?
„Ik denk de relativering van geluk. Wij zijn in het Westen sterk bezig met expressie van onszelf, onze talenten, een baan die het beste in ons naar boven haalt, een leuk gezin en een leuke vakantie. Niet in platte zin hoor, maar ergens stuwt ons dat voort. Mijn studenten wilden hun streek, hun volk dienen als vredestichter namens Christus, waarbij ze die andere dingen –trouwen, een gezin vormen, oud worden– relativeerden.”
Zijn er meer momenten in uw leven geweest die u veranderden?
„Mijn vrouw kreeg kanker en haar moeder ALS. Tegelijkertijd. Dat was gewoon verschrikkelijk. In een maand waren we weg uit Indonesië, om er nooit meer terug te keren. Een jaar lang woonden we op een flatje in Arnhem om te kijken of ze zou overleven. We hadden een kindje van 1, onze oudste. Dat was een donker jaar.”
In welke zin vormde het u?
„Je ervaart de breekbaarheid van het leven. Er is angst, verdoving, zwaarte. Je bent overgeleverd aan uitslagen, wat eenzaamheid en verwarring geeft. Ik had geen werk meer. We waren toch wel erg ontregeld. Na dat jaar ben ik dominee geworden.” Hij schiet plotseling in de lach en roept uit: „Want ja, wat moest ik? Je kunt allerlei verheven dingen zeggen, maar je moet ook werk vinden en verder. En je verdriet, ja, daar moet je iets mee, maar dat moet je ook overwinnen. En een zekere hardheid ontwikkelen, want die jongen van ons heeft een vader nodig. Dat heb ik dus van Indonesiërs geleerd. Hier ben je toch snel een sneue casus bij zo veel tegenslag. En je voelt: iedereen gaat door, iedereen heeft het leuk. Wij zaten in wat psychiater Dirk De Wachter de verdrietput noemt. In Indonesië heb ik dat nooit gevoeld. Daar leven mensen in het besef dat dít het bestaan is. Zo kwetsbaar is het. Jij krijgt jouw deel en wij het onze. Samen bied je die werkelijkheid het hoofd. Ik denk dat ik daarom zo van het land hou. Arianne is volledig genezen.”
U leest heel veel van wat er verschijnt aan boeken en andere publicaties. In een eerder interview met het RD vertelde u een boek te lezen over de eerste decennia van het tijdschrift Linda.
„Dat boek verscheen in de tijd dat de man van Linda de Mol een affaire had. Iemand schreef over hoe seksualiteit in het tijdschrift een grote rol speelde, op een manier van: Ach, gun die mannen hun porno. Neem het allemaal niet zo nauw. Toen ik dat las, dacht ik: Voilà. Kijk eens terug naar wat je allemaal geschreven hebt. Zonder de ”ik zei het toch-blik” hè. We spreken over een mens en ieder mens die bedrogen wordt, verdient respect en een beetje hoogachting. Maar even los van de persoon: zo gemakkelijk wordt er dus gesproken over begeerte en seks. Tot het je eigen leven betreft. Zie je hoe schijnheilig die wereld is? Het is goed om de cultuur vanuit de eigen traditie te wegen.”
Moet elke christen zich breed oriënteren, om voeling te houden met de cultuur?
„Van mij hoeft dat niet. Als je uit de bronnen leeft, uit de vreugde, ben je al relevant. Ik werk bij een missionaire organisatie. Tachtig procent van mijn vroegere klasgenoten gelooft niet meer. Dus dat er iets aan de hand is met onze cultuur, dat die cultuur aan ons trekt, is voor mij een feit. Er moeten mensen zijn die tussen die werelden kunnen pendelen. Mensen die alles een beetje zeven, selecteren, vertalen soms. Die aangeven waarvoor je uit moet kijken, of juist aanwijzen waar de cultuur christenen een spiegel voorhoudt. Zo zie ik mezelf meer. En dat gaat bij mij heel natuurlijk. Als je diep verworteld bent in je traditie, hoef je niet zo bang te zijn om iets kwijt te raken.”
„Als je diep verworteld bent in je traditie, hoef je niet zo bang te zijn om iets kwijt te raken” - Dr. Kees van Ekris, missionair predikant
In uw podcasts lijkt u een voorliefde te hebben voor mensen met een aangevochten geloof, mensen die tegen de klippen op geloven. Identificeert u zich met hen?
„Dat heeft heel veel te maken met mijn liefde voor de Bijbel. Alle Bijbelpersonages, echt allemaal, kennen de aanvechting. Het is niet vreemd wanneer er dorre tijden zijn of wanneer je met God of jezelf overhoop ligt. De prediking waarmee ik opgroeide, had hier aandacht voor. Ook in mijn eigen biografie zit die rafelige mens. In mijn familie, in mijzelf. Ik snap niet dat mensen het vreemd vinden dat je de rafeligheid benoemt. Alsof het normaal is dat je alles op zak hebt en alles op rolletjes loopt. Alleen in de reclame en in de ideale verbeelding is het leven gepolijst.”
Zijn christenen goed in polijsten?
„Ik ben dominee geweest hè. Dan zie je mensen keurig in de kerk zitten, maar jij weet wat er speelt in hun leven. Ik erger me niet aan die keurigheid. Wat is er erg aan als iemand een mooie jurk aan heeft en lekker ruikt? Daarmee zegt ze niet dat ze geen verdriet heeft. Dat is alleen even niet te zien.”
Intussen doet het ‘ego’ erg zijn best om zichzelf voortdurend te etaleren, vooral op sociale media.
„Het kan lastig zijn om niet mee te doen aan het etaleren van geluk. Niet meedoen is een kleine daad van verzet. Dat kost je wat. Het maakt je misschien een beetje eenzaam. Mijn afscherming van sociale media is ook bescherming. Zeker in zo’n verdrietput als waarin wij zaten, waarbij Arianne moest vechten om zichzelf overeind te houden. Sommige mensen hebben mazzel met hun uiterlijk, hun intelligentie of hun positie en eigenen zich dat toe als verdienste. Dat staat me tegen. Ik heb veel geluk gehad dat ik hier in Nederland geboren ben. De rest van mijn leven past mij nederigheid en dienstbaarheid. Het is verschrikkelijk als je dat wat God je gaf, toe-eigent als verdienste en zegt: Wat ben ik goed. Bijna blasfemisch.”
Juist in de kerk kan dat danig in de weg zitten.
„In de kerk is dat onverdraaglijk. In de kerk dienen wij God en erkennen wij voor Hem hoe snel wij jaloers en hoogmoedig zijn. Daarom doe ik als luisteraar tijdens de kerkdienst mijn ogen dicht. Ik wil me concentreren op het Woord, niet op de dynamiek tussen mensen of op uiterlijkheden. Maar snap je nou dat het oude gereformeerde idee –niet te veel opsmuk– zo gek nog niet is? Alleen, daar heb je het, dat kan ook weer tot hoogmoed leiden. Zie mij eens sober zijn. Bij predikanten kan het ook zo gaan, in collegiale contacten. „Ik heb zestien belijdeniscatechisanten”, op die manier. Vertel gewoon wat niet goed gaat. Eerlijkheid is zo troostend. Zoals bij de Anonieme Alcoholisten wel gebeurt, weet je wel? Dat zou op elke Bijbelkring zo moeten gaan. Niet je vroomheid etaleren, maar je falen erkennen.”
Is dat waarom u luisteraars van de podcast ”Eerst Dit” aanraadde om ten minste twintig jaar naar dezelfde gemeente te gaan? Om nederigheid te leren?
„Ja. Ga erdoorheen. Leer mensen echt kennen. Daar word je heel nederig van. Dat leer ik ook in deze leefgemeenschap. Iemand die je niet uit kunt staan, leidt een morgengebed en opeens zegt hij iets waarvan ik denk: wat waar en wat goed. Wat heb jij veel meegemaakt. Ben jij degene op wie ik wekenlang kritiek had? O man, wat ben ik hardleers waar het mildheid en liefde betreft. In de kerk blijven we soms onbekenden van elkaar. We zouden verplicht met elkaar moeten eten, om verrast te ontdekken wat die ander bezighoudt. Is dit je tweede huwelijk omdat je eerste man is overleden? Zit je kind gevangen? Het kan een levensfilosofie zijn. Als ik jou beter leer kennen, die andere kant zie, ga ik van je houden.”
Wat drijft iemand in zijn of haar leven? Hoe is hij of zij gevormd? In deze rubriek een persoonlijk interview met een meer of minder bekend persoon uit de breedte van de samenleving. Deze aflevering: Kees van Ekris. Volgende week: Paul Schenderling.