Is geloven in een hemelse vader een sneue vorm van onvolwassenheid?
Tijdens mijn studie psychologie volgde ik het keuzevak godsdienstpsychologie. Ik had er zin in, maar de teleurstelling was groot. Tijdens de colleges gingen mijn geloofszekerheden een voor een onderuit. Mij werd verteld dat geloven een teken was van onzekerheid en onvolwassenheid. Geloven was kinderachtig. Kinderlijke fantasie en onvervulde verlangens. Ik was helemaal van de kaart.
Wanneer ik terugdenk aan deze tijd, moet ik een klein beetje glimlachen om die jonge, idealistische gelovige. Enthousiast, maar na een paar kritische colleges en psychologische theorieën al aan het twijfelen.
Deze ideeën over geloof waren zeker niet nieuw. De Joodse zenuwarts Sigmund Freud (1856-1939) schreef in zijn boeken: geloof en religie zijn tekenen van zwakte en (psychische) ziekte, van neurosen en diepere (kinderlijke) verlangens en conflicten. Ook de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche (1844-1900) zei dit. Wie religieus of gelovig is, is niet volwassen. Die projecteert zijn of haar kinderlijke verlangens naar bescherming, gezien en gewaardeerd worden op een almachtige Vaderfiguur. Want we willen toch allemaal graag veilig zijn en beschermd worden? Wie kan dat nu beter doen dan een almachtige Vader Die ons altijd helpt, bewaart en bij ons is? En daarom bedenken we zelf zo’n figuur, om ons er vervolgens achter te verstoppen.
Ziekte
Op deze manier wordt de gedachte van een Vader in de hemel eigenlijk een soort afwijking. Een stoornis in het volwassen worden. Met die grote Vader zijn we minder bang, krijgt het leven zin en voelen we ons geborgen. Daarbij krijgen we ook allerlei normen en geboden mee die het leven wat meer vastheid geven. En we kunnen dat met elkaar delen, in de kerk bijvoorbeeld.
Maar je kunt pas echt volwassen zijn wanneer je God en Zijn normen en geboden durft los te laten. Verlos jezelf daarvan en dan kun je zelf bepalen wat goed voor je is. Dan kun je volwassen het leven aan en je eigen verantwoordelijkheid nemen.
De Bijbel zegt daar ook iets over. Die noemt dat de mens van de wetteloosheid, die leeft zonder God en zichzelf tot God verheven heeft. De psychiater Esther van Fenema beschrijft in haar boek ”Het verlaten individu” (2022) welke gruwelijke gevolgen dat heeft. We hebben God afgeschaft, zo schrijft zij, en willen zelf God worden, maar we kunnen de verantwoordelijkheid niet aan.
Wankel
Hoe moet je daar nu als christenjongere tegen aankijken en mee omgaan?
Allereerst moet je altijd goed in de gaten houden waar deze ideeën vandaan komen. Daar heb je net iets over gelezen. Dus als je nu de naam van Nietzsche of Freud hoort, word je hopelijk direct wakker. Kort door de bocht zeggen die: de mens staat in het middelpunt en God bestaat niet. Hooguit in onze fantasie en wensdromen.
Vervolgens moet je altijd de vraag stellen: klopt het allemaal wat hier gezegd wordt? De theorieën van Freud zijn niet zo wetenschappelijk. Dat geldt ook voor zijn uitspraken over religie. Freud beschrijft religie als een schuldcomplex bij zonen van een soort oerstam, heel vroeger. Zij waren zo bang nadat ze hun stamvader hadden gedood dat ze hem vervolgens een hemelse status gaven. Maar je snapt wel dat we dan wel heel ver van de werkelijkheid zijn verwijderd. Want God is geen projectie. Volgens de Bijbel is Hij er. In het begin schept God de hemel en de aarde. Ik ben de Heere, jouw God, klinkt het iedere morgendienst. Punt. That’s it.
Zijn wij als christenen los van die projectiegedachte? De Heere verbiedt ons beelden van Hem te maken (tweede gebod). Calvijn zegt: ook geen denkbeelden dus! We kunnen op basis van onze opvoeding of vroegere ervaringen een beeld van God hebben meegekregen dat on-Bijbels is. Wanneer we erge dingen hebben meegemaakt in de opvoeding of weinig liefde meegekregen hebben van onze ouders, kleurt dat ook ons beeld van en verlangen naar God. Dat staat dan de groei naar volwassenheid, ook in het geloof, in de weg.
Toch, eerbiedig gezegd: God is geen sinterklaas. Hij vervult niet al onze verlangens. Hij is anders dan wij. Hij vraagt ons vertrouwen, niet ons begrip. Hij is in Christus onze Hemelse Vader! Christus opent de weg naar het Vaderhart. Christus is de medelijdende Hogepriester, Die onze gevoelens en verlangens kent. Zo laat Hij Zich zien in Zijn Woord. Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. Kom tot Mij!
Afrondend zou ik zeggen: houd je vast aan de God van de Bijbel (lees bijvoorbeeld Exodus 34:6-7). Zo is God! Bedenk: welk beeld van God heb ik? Was het opvoeding? Te weinig liefde en vertrouwen? En bid! Doorgrond mij, ken mijn gedachten, zie of bij mij een schadelijke weg is en leidt mij op Uw eeuwige wegen. Om Jezus’ wil. Maak mij volwassen in het geloven, om zo te groeien en vruchten te dragen. Tot Uw eer.
De auteur is predikant in de hersteld hervormde gemeente van Waddinxveen. Hij is opgeleid als psycholoog, is docent psychologie geweest aan de Christelijke Hogeschool Ede en de Evangelische Hogeschool Amersfoort en heeft een eerstelijnspraktijk gehad.