Eén keer per jaar zijn de kerkmuren een beetje lager
Kanselruil. Een beladen thema in veel kerken. Maar één keer in het jaar zijn de kerkmuren een beetje lager dan anders.
De komende dagen zijn er zo’n tachtig diensten waarin teruggeblikt wordt op de Reformatie. Plaatselijke predikanten weten elkaar te vinden en op veel kansels wisselen ze elkaar tijdens zo’n dienst af.
Natuurlijk zijn er meer interkerkelijke bijeenkomsten in de loop van het jaar, maar de Reformatieherdenking is wel het moment bij uitstek om gezamenlijkheid te onderstrepen. Niet zelden verzuchten bezoekers aan het eind van zo’n dienst: „Waarom kan dat niet vaker?” Toch trekt ieder de volgende zondag weer gescheiden op naar het eigen godshuis.
In de kring van kerken die zich erfgenaam noemen van de Reformatie leeft weinig besef van onderlinge verbondenheid. Hun wortels gaan allemaal terug naar 1517, maar de verschillende stammen en takken die in later eeuwen ontstonden, voelen zich nauwelijks met elkaar verwant. En, eerlijk is eerlijk, een deel van die takken hééft ook niets meer met die wortels.
Toch blijft er een groep gelijkgezinden die vasthoudt aan de sola’s van de Reformatie: rechtvaardiging door het gelóóf alleen, énkel uit genade, en de Bijbel als de énige norm voor het christelijk leven. Ondanks dat gezamenlijke fundament leven ze, bij wijze van spreken, gescheiden van tafel en bed en nemen ze elkaar af en toe de maat.
Dat leven in scheiding leidt hoe dan ook tot schade. De een weet de misvattingen van de ander goed aan te wijzen, maar kijkt op de ander neer in plaats van met hem mee te lijden. Eenheid begint bij het samen voelen van pijn. In 1528 of 1529 wees Maarten Luther daar al op, in zijn verklaring van Johannes 17, over het hogepriesterlijk gebed van de Heere Jezus. „Alle christenen ofwel alle heiligen vormen één massa, één geheel. De christen bezit hierdoor de troostvolle zekerheid dat wanneer de duivel hem aanvalt, de duivel dan niet slechts één vinger aanvalt, maar het hele lichaam, dat wil zeggen: alle christenen in heel de wereld, en bovendien God en Christus Zelf. Het gaat dan net als in een lichaam. Wanneer op een kleine teen getrapt wordt, voelt het hele lichaam pijn, de ogen worden vochtig, de neus trekt zich op, de handen tasten toe; elk lid voelt zich betrokken bij hetgeen gebeurd is.”
Zolang kerken op het formele niveau verdeeld blijven, laten we het dan waarderen als men plaatselijk wel samen op weg kan, die ene keer per jaar. Dan kan dáár in elk geval schuld beleden worden over de onderlinge verdeeldheid, die het goud van de Reformatie verduistert. Kerkhervorming vraagt om herhaling, om het ”semper reformanda”: de kerk is een gereformeerde kerk omdat zij steeds opnieuw gereformeerd, hervormd moet worden.