Opinie

Voortgaande reformatie: 95 nieuwe stenen in de vijver

Het zit er bijna op: na een jaar vol Lutherbier, Lutherspeelgoed, Lutherpetten en andere prullaria is de Reformatie grondig herdacht. De laatste maand van het Reformatiejaar is aangebroken en er resten alleen een paar concerten en bijeenkomsten. Het lijkt een herdenking waarin je blij terugkijkt op iets wat vijf eeuwen geleden gebeurde, zoals je blij kunt zijn op Bevrijdingsdag of bij een 25-jarig huwelijk.

S. M. de Bruijn
7 October 2017 19:00Gewijzigd op 17 November 2020 02:32
beeld iStock
beeld iStock

Maar hebben deze feestvierders echt begrepen wat Luther bedoelde? Alsof de Reformatie intussen voltooid of achterhaald is. Alsof Luther vooral een revolutionaire bevrijdingstheoloog was die het volk verloste van het juk van kerk en keizer.

Nederlandse zonen van de Reformatie dachten daar in elk geval anders over. Van Lodenstein, predikant in Utrecht in de zestiende eeuw, verzette zich tegen de dode orthodoxie en riep op tot het ”semper reformanda”, een voortgaande of nadere reformatie. Twee eeuwen later klonk de oproep opnieuw, vanuit de hoek van het Reveil. Mannen als Da Costa maakten bezwaar tegen de geest van hun eeuw. En zou nu, in 2017, een vierde reformatie overbodig zijn? Welke stellingen kunnen christenen in 2017 helpen om, in het voetspoor van de reformatoren en hun nazaten, het gesprek te voeren in gezin, kerk, school en samenleving? Hierbij 95 stenen, bijeengesprokkeld uit oude en nieuwe bronnen, om de vijver opnieuw te laten rimpelen. Zoals in 1517, als uitnodiging voor een dispuut.

Persoonlijk

1. Toen onze Heere en Meester Jezus Christus zei: „Ga in uw binnenkamer” enz. (Matth. 6:6), wilde Hij dat het gebed van Zijn gelovigen allereerst een zaak van het hart zou zijn.

2. Christus zei dat ook over het geven van aalmoezen en vasten, waarmee Hij wilde aangeven dat Hij schijnheiligheid en een louter uiterlijke godsdienst haat.

3. Dienen van God begint niet met leven vanuit en volgens het verbond, maar met berouw over de zonde, verfoeien van ongeloof en eigengerechtigheid en het zich gelovig wenden tot de Zaligmaker.

4. Kennis zonder bekering is als een fakkel die mensen verlicht op weg naar de hel.

5. Het weglaten van het onderscheidende element in de prediking, het niet-benoemen van de geestelijke doodstaat en het ontbreken van de oproep tot bekering is een krachtig middel om de gemeente uit te hollen.

6. Dat christenen tegenwoordig nauwelijks meer vasten, is tegen het gebod van Christus (Matth. 17:21; Mark. 2:20). Het verwaarlozen ervan geeft de duivel voet aan de grond in het hart, het gezin en de kerk.

7. Het is nuttig om vaak de Bijbel te lezen en een verzameling van diverse beloften te maken en die bij de hand te houden voor het geval iemand in een beproeving terechtkomt.

8. Diegene is een christen die het in het verborgene is (naar Rom. 2:29), maar ook die is alleen een christen waarbij dat in het openbaar blijkt.

9. Wie bang is om voor Christus uit te komen, heeft Hem maar weinig lief.

10. Het voortdurend overdenken van het toekomende leven is een geschikt middel om matigheid te leren.

11. Wie van zijn buik zijn god maakt, doet er goed aan om een mes aan zijn keel te zetten, omdat hij anders eindigt in het verderf (Fil. 3:19; Spr. 23:2).

12. Onze vrede is oorlog voeren tegen de duivel.

13. Als een rijke bezwaarlijk in het Koninkrijk der hemelen zal ingaan, wandelen veel christenen kennelijk op de brede weg.

14. Als alle vrouwen zich hielden aan de raad van Paulus om zich te versieren met goede werken in plaats van kostbare kleding (1 Tim. 2:10), zou het er zondags in de kerk anders uitzien.

15. Weinig christenen verblijden zich op hun verjaardag meer over de vermindering van hun jaren dan over de vermeerdering ervan.

16. De uiterste inspanning van velen voor hun gezondheid en het verlangen naar een hoge ouderdom staan op gespannen voet met de laatste woorden van de geloofsbelijdenis: „Daarom verwachten wij die grote dag [van het laatste oordeel] met een groot verlangen om ten volle te genieten de beloften Gods in Jezus Christus onze Heere.”

Gezin

17. Als God in Zijn Woord toont dat Hij vaak werkt in de lijn der geslachten, dan is dat voor ouders zowel een pleitgrond als een verantwoordelijkheid.

18. De aandacht die ouders geven aan kleding, studie en hobby’s van hun kinderen is onevenredig ten opzichte van de zorg voor hun ziel.

19. Huisgodsdienst maakt gezinnen tot kleine kerken.

20. De Bijbel laat zien dat vaders een grote rol speelden in het godsdienstig onderwijs aan hun kinderen. In onze tijd kunnen moeders hen daarin goed aanvullen.

21. Iedere vader of moeder dient per dag ten minste één keer van hart tot hart met zijn kinderen te spreken.

22. David verjoeg de boze geest bij Saul met zijn harp; zo kan gewijde muziek een instrument in Gods hand zijn om geestelijke stormen te bedaren.

23. Als zingen tweemaal bidden is, dan is het ondenkbaar dat in een christelijk gezin niet gezongen wordt.

24. Formuliergebeden kunnen leiden tot een kwijnend gebedsleven en zijn voor veel mensen een excuus om het vrije gebed na te laten.

25. Kinderen leren bidden uit het voorbeeld van hun ouders en oudere broers en zussen.

26. Ouders moeten er niet op uit zijn om kinderen een groot bezit na te laten. Wie zijn kinderen veel goederen nalaat, laat hen ook veel verleidingen na.

27. Een autoritaire opvoeding leidt vaker tot verkeerde vriendschappen en kinderen die zich tegen hun ouders afzetten.

28. Het gebed is de beste voorbereiding voor de verkeringstijd. Jongeren die afwijkende keuzes maken in hun verkeringstijd doen dat niet alleen voor zichzelf, maar ook voor de kinderen die ze mogen krijgen en daarmee voor hun hele nageslacht.

29. Wie bidt: „Leidt ons niet in verzoeking” en zich tegelijkertijd moedwillig en onbeschermd blootstelt aan verleidingen van nieuwe media, is als iemand die zijn hand in een vlam houdt en bidt of het geen pijn zal doen.

30. Het is onverantwoord kuddegedrag van ouders als ze hun kinderen op twaalfjarige leeftijd zonder enige vorm van begeleiding een smartphone geven.

31. Zelfstandigheid, individualisme en geseculariseerde jeugdcultuur zijn kenmerken van onze tijd, maar de vreze des Heeren leert afhankelijkheid, gehoorzaamheid, levensernst en ware blijdschap (Ps. 100:2; Spr. 3:6; Matth. 16:25).

32. Het taboe op en het denken over homoseksualiteit in de kerken is er mede de oorzaak van dat homoseksuelen bij het uit de kast komen onmiddellijk de kerk verlaten.

Kerk

33. De Drie Formulieren van Enigheid zijn banden van kerkelijke eenheid, kenmerken van rechtzinnigheid, barricaden tegen ketterijen en tralies voor teugelloze geesten.

34. Deze formulieren vormen een goed richtsnoer voor het gesprek tussen kerken van gereformeerde belijdenis.

35. Kerkelijke verdeeldheid van hen die, naar de Schriften, eenzelfde geloof belijden, tast de geloofwaardigheid van christenen bij de wereld aan (Joh. 17:21) en maakt het profetisch spreken van de kerk vrijwel onmogelijk (1 Kor. 1:13).

36. Er behoort eenheid te zijn in het noodzakelijke, er mag vrijheid zijn in het niet-noodzakelijke; in alles passen voorzichtigheid en liefde.

37. Vereniging van kerken is geen middel tegen kerkverlating, maar in grote steden of streken waar de ontkerkelijking heeft toegeslagen, moeten kerken met dezelfde wortels elkaar weer opzoeken.

38. Vroeger was het kerkplein ook het marktplein. Kerken werden gebouwd waar de mensen waren, nu worden ze gebouwd waar veel parkeerruimte is.

39. De Latijnse spreuk ”ecclesia reformata semper reformanda secundum verbum Dei” roept niet op tot liturgische vernieuwingen of het verzetten van de oude palen, maar wijst op de noodzaak van voortdurende reformatie in de kerk volgens het Woord van God.

40. Wie een christen wil worden, moet het Wóórd van Christus nemen, tekst voor tekst lezen, horen, opnieuw lezen en erop kloppen zoals Mozes deed op de rots.

41. De zwaarste verzoeking waar de duivel ons in wil leiden, is het minachten van het Woord van God. Op de vraag hoe het heelal, de aarde en het leven ontstaan zijn, past daarom maar één antwoord: In zes dagen heeft de Heere de hemel en de aarde gemaakt, de zee en alles wat daarin is (Ex. 20:11).

42. De sleutels van het Koninkrijk van God worden vaak misbruikt en onderworpen aan hebzucht en eerzucht.

43. De verkondiger bevindt zich in zijn dienst met zijn hoorders op de grens van hel en hemel.

44. De kerk dient het Evangelie te verkondigen als het goede nieuws voor alle mensen; niet omdat alle mensen zijn uitverkoren of omdat Christus voor alle mensen is gestorven, maar omdat naar de belofte van Jezus ieder die door Hem ingaat, behouden zal worden (Joh. 10:9).

45. Als Christus niet verkondigd is, heeft de predikant zich ook nog niet vrijgemaakt van het bloed van zijn hoorders.

46. De kerkelijke tucht is medisch van aard, maar werkt meestal operatief in plaats van curatief. Om dat tegen te gaan, kunnen kerken afspreken elkaars tuchtprocedures te erkennen en leden van een andere kerk niet zomaar te aanvaarden.

47. De kerk kan nooit optimistisch zijn over de richting waarin cultuur zich ontwikkelt (Rom. 3:9-20).

48. Dat is echter geen vrijbrief om zich te isoleren en te onttrekken aan de christelijke roeping om een zoutend zout, een licht der wereld en een stad op een berg te zijn (Matth. 5:13,14; Openb. 2:13).

School

49. Scholen zijn in de eerste plaats planthoven van de christelijke gemeente. Christelijk onderwijs is erop gericht om kinderen te vertellen over Gods loffelijke daden opdat ze hun hoop op God zouden stellen (Ps. 78:4-7).

50. Christelijk onderwijs dient een Bijbels genormeerd gods-, mens- en wereldbeeld over te dragen, als basis voor noodzakelijke apologetische vorming (2 Tim. 3:12-17; Ps. 127:4, 5).

51. Die plicht geldt alle vakken. Ook wiskunde gaat over orde, maat en getal die God heeft bedacht en ingelegd.

52. Het gaat bij vorming en het geven van onderwijs niet alleen om verstandelijke kennis, maar om het kennen van de persoonlijke omgang met God. De leraar geeft vanuit zijn hart vorm aan de identiteit van de school in het werken aan de ontwikkeling, vorming en opvoeding van leerlingen en fungeert daarbij als een van de ‘handen’ van de hemelse Pottenbakker.

53. Onderwijs en vorming kunnen en mogen niet losgemaakt worden van de noodzaak en het wonder van wedergeboorte, bekering, geloof en verzoening door het bloed van Christus. Daarbij kan een leraar gebruikt worden als slijk aan Gods handen om de ogen van kinderen te openen.

54. Onderwijs is doorgeven wat van waarde is. De leraar wijst van zichzelf af en leidt de leerling tot een werkelijke ontmoeting met de werkelijkheid. Hij geeft onderwijs met het perspectief om vensters te openen op Gods werkelijkheid.

55. Het is van groot belang dat leerlingen ervaren dat de verschillende opvoedmilieus (gezin, kerkelijke gemeente en school) gezamenlijke waarden als uitgangspunt hanteren.

56. Onderwijs kan niet zonder wezenlijk, diepgravend contact. De school is in de eerste plaats een ontmoetingsplaats waar leraren en leerlingen samen leren in een rijke leeromgeving.

57. Iedere leerling vraagt om een individuele benadering, maar voor zijn persoonlijke ontwikkeling en vorming is de onderlinge relatie essentieel. Daarom staat in het onderwijs de groepsgewijze benadering met tal van centrale momenten op de eerste plaats ten opzichte van de individuele benadering.

58. Dieplezen, aandachtig lezen en concentratie zijn essentiële vaardigheden bij het onderwijs. Het onderwijs draagt daarom bij aan de ontwikkeling van de attitude van woordgerichtheid.

59. Digitale media zijn een bron van zorg en bedreigen de onderlinge ontmoeting en concentratie, maar digitale geheelonthouding staat haaks op de roeping van een christen en miskent de zegeningen van deze techniek.

60. Ouders en scholen moeten zich gezamenlijk inspannen om leerlingen op digitaal gebied dezelfde christelijke matigheid en voorzichtigheid aan te leren als bij het omgaan met snoepgoed, lezen, geld, hobby’s, sport en alcohol.

61. Nieuwe kennis wordt verbonden aan bestaande kennis en leidt daarmee tot nieuwe inzichten. Modern onderwijs lijkt soms op georganiseerd geheugenverlies. Wie niets meer uit zijn hoofd leert, vernietigt het verleden.

62. Seksuele opvoeding is een verantwoordelijkheid van de ouders. Zolang die daar vaak in tekortschieten, onderwijzen scholen het wonder van de seksualiteit.

63. Wetenschappers dienen hun grenzen te kennen. Waar het verstand niet kan doorwaden, daar mag het geloof zwemmen.

64. Wie niet op de schouders van betrouwbare voorvaders wil klimmen, zakt weg in een moeras. Het verstand is een strohalm die de mens niet kan bevrijden uit het ”platland-denkraam” van de ratio.

Samenleving

65. Gods Koninkrijk is niet van deze wereld, maar is daarin wel aanwezig. Het is er reeds in Christus, maar Hij heerst nog te midden van Zijn vijanden.

66. De kerk dient met gezag het Woord van God te verkondigen in de confrontatie met de tijdgeest, waarin tolerantie en eenheid de hoogste deugden zijn.

67. Teken van de theocratie in de toekomst zal zijn dat de kerk het profetisch spreken met (geestelijk) lijden moet bekopen (Openb. 13:7).

68. Dat mag christenen er echter niet van weerhouden om –vrijmoedig, maar wel met wijsheid– alle mensen te verkondigen dat ze God behoren te dienen (Kol. 4:5).

69. Sommigen halen graag Franciscus van Assisi aan, die zei: Verkondig het Evangelie, desnoods met woorden. Maar christenen moeten ook spréken over de verzoening door Jezus Christus, want mensen gaan eeuwig verloren als ze deze boodschap niet horen.

70. Toch is in de huidige samenleving het leven van een christen de enige ‘Bijbel’ die velen ooit zien. Hoe kunnen christenen ooit leesbare brieven zijn als ze zich terugtrekken in de Biblebelt, of daarbuiten onherkenbaar zijn aan hun daad, praat, gelaat en gewaad?

71. De reformatorische zuil is meer dan een sociologisch construct en dient als een omtuining om de christelijke identiteit te bewaren. Door het gebruik van nieuwe en zogenaamd neutrale media dringt de tijdgeest diep binnen in deze zuil, waardoor het zout smakeloos wordt (Matth. 5:13).

72. Belijden een vreemdeling en pelgrim te zijn, kan niet samengaan met onmatigheid in autogebruik, woninginrichting, vleesconsumptie en andere aspecten van een materialistische levensstijl.

73. De overheid is Gods dienares en christenen dienen die loyaal te gehoorzamen. Belastingontduiking, fraude bij de visvangst of met bestrijdingsmiddelen, snelheidsovertredingen en door rood rijden zijn zonden tegen het vijfde gebod en dienen naar de regel van Matth. 18:15-17 behandeld te worden.

74. Als ‘zuilbewoners’ moeten erkennen dat ze het land geen behoud en verlossing hebben gebracht (Jes. 26:18), dienen ze dus de hand in eigen boezem te steken in plaats van te klagen over het bederf in de samenleving.

75. Bijbelse gerechtigheid moet de basis zijn voor de overheid bij wet- en regelgeving en het inrichten van de samenleving. De Tien Geboden zijn het beste richtsnoer voor het openbare leven.

76. De taken van kerk en staat zijn onderscheiden, maar christenen roepen de overheid op om ons land te regeren conform de Nederlandse Geloofsbelijdenis in artikel 36.

77. Daar hoort bij dat de overheid zo veel als mogelijk weerstand biedt aan de publieke manifestatie van religies en levensbeschouwingen die haaks staan op de christelijke wortels van onze samenleving en daarmee ongeloofpropaganda actief weert.

78. Een maatschappij die het zwakke niet eert, kinderen in de moederschoot om het leven brengt, embryo’s niet als individuen maar als oefenmateriaal beschouwt en foetussen met downsyndroom actief opspoort, is de naam samenleving niet waard.

79. Het aantal diploma’s, het intelligentiequotiënt of het aantal cijfers voor de komma op de spaarrekening zijn slechte graadmeters voor succes en geluk.

80. Sociale stages, mantelzorg en vrijwilligerswerk verdienen veel meer publieke waardering.

Wereld

81. De tijd is aanstaande dat de aarde vergaat door vuur en dat er niet één steen op de andere blijft (2 Petr. 3:10; Matth. 24:2). Maar wie de wil van God doet, blijft in der eeuwigheid (1 Joh. 2:17).

82. God heeft maar één kerk, waarvan één deel nog in de strijd en verdrukking verkeert. Die kerk is afkomstig uit alle naties en geslachten en volken en talen (Openb. 7:9, 14)

83. De kerk is wereldkerk en de wereld is zendingsveld. De kerk is geroepen en gezonden om wereldwijd in Woord en daad het heilswerk van Christus te verkondigen en present te stellen (Luk. 24:46-48; Joh. 20:21).

84. De gestalte van de kerk in deze wereld is die van de verborgen overwinning. De weg voert door de woestijn (Jes. 35:8).

85. Alle ambtsdragers in reformatorische kerken zouden minstens eenmaal een aantal weken moeten verblijven in een derdewereldland.

86. In onze tijd zijn in de allochtonen, vluchtelingen en asielzoekers mensen tot ons gekomen van de uitersten der aarde. Aan hen moet de boodschap gebracht worden dat er alleen zaligheid is door bekering en geloof in Christus.

87. Gods bedoeling met Israël is van meet af geweest dat dit volk een zegen voor de ganse aarde zou zijn (Gen. 12:2, 3). God noemt dit volk daarom Zijn eerstgeboren zoon (Ex. 4:22, 23).

88. De zaligheid, zoals die in Christus en Zijn werk gestalte krijgt en tot de heidenen gekomen is, is uit de Joden (Joh. 4:22; Rom. 9:5; Rom. 11:12, 15).

89. De vaak negatieve houding van de kerk tegenover Israël heeft haar mede schuldig gesteld aan het voortduren van de verharding van Israël.

90. Maar er zal een tijd komen dat Israël samen met de kerk Christus zal aanbidden en dienen (2 Kor. 3:16). Dan zal Christus’ woord vervuld zijn dat spreekt over de ene kudde onder de ene Herder (Joh. 10:16).

91. In de verwachting hiervan zullen christenen blijvend bidden voor de bewaring en de bekering van Israël (Rom. 10:1).

92. Als de kerk een wereldkerk is en daarbij één lichaam van Christus is, dan lijdt de hele kerk zodra één lid daarvan lijdt (1 Kor. 12:26, 27). Vervolging van christenen op andere continenten raakt dan onmiddellijk christenen in Nederland.

93. Christenen dienen oog te hebben voor natuurrampen en de ellende door terreur in andere werelddelen. Ze leiden daaruit af hoe laat het is op de klok van deze wereld (Mark. 13:8) en kunnen daardoor tot de laatste dag toe goed doen aan allen (Gal. 6:10).

94. Christenen hoeven nooit bang te zijn om in een tijd van grote verdrukking tot een kleine minderheid te behoren. Eén mens met God is altijd in de meerderheid.

95. Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde, en in der eeuwigheid (Hebr. 13:8).

Bronnen

Bij het samenstellen van deze 95 stellingen is gebruik gemaakt van uiteenlopende bronnen. Soms is gekozen voor een letterlijk citaat, soms is het citaat geparafraseerd of uitgebreid of is een eigen stelling geponeerd naar aanleiding van een citaat. Hieronder een verantwoording ervan.

4. Ds. Th. Watson, ”Leer mij Uw weg, Bijbels dagboek”, De Banier 2010. Meditatie op 27 september.

5. Naar aanleiding van ds. M. Goudriaan, in De 95 stellingen, stelling 9.

7. Ds. W. à Brakel, ”Redelijke Godsdienst”, De Banier 1979, p. 1074.

9. Ds. Th. Watson, ”Leer mij Uw weg, Bijbels dagboek”, De Banier 2010. Meditatie op 7 augustus.

10. Naar aanleiding van J. Calvijn, ”Institutie”, Den Hertog 2009, p. 689.

12. Tertullianus, geciteerd in Ds. Th. Watson, ”Leer mij Uw weg, Bijbels dagboek”, De Banier 2010. Meditatie op 21 april.

16. Naar aanleiding van ”Nederlandse Geloofsbelijdenis”, artikel 37.

17, 20, 21. Naar aanleiding van J.R. Beeke, Huisgodsdienst.

22. Naar aanleiding van ds. A. Hofman, Een boze geest Gods.

25. Naar aanleiding van ds. J. Koelman, ”De plichten der ouders”, Den Hertog, 1978, p. 34, 81, 95.

26. Naar aanleiding van ds. J. Koelman, ”De plichten der ouders”, Den Hertog, 1978, p. 176.

27. Naar aanleiding van ‘Verkeerde’ vrienden.

29. Naar aanleiding van ds. Th. Brooks, ”Kostbare middelen tegen satans listen”, Romijn & Van der Hoff, z.j., p. 77.

31. Ds. P. Mulder, in De 95 stellingen, stelling 72.

33. Ds. H. Witsius, geciteerd in J. van Genderen, ”Herman Witsius”, Uitg. Guido de Bres, 1953, p. 226.

34. Ds. J. Westerink, in De 95 stellingen, stelling 46.

35. Naar aanleiding van G.D. Pas en dr. ir. J. van der Graaf in De 95 stellingen, stellingen 22 en 30.

36. Ds. H. Witsius, geciteerd in J. van Genderen, ”Herman Witsius”, Uitg. Guido de Bres, 1953, p. 67.

37. Naar aanleiding van ds. J. Westerink in De 95 stellingen, stelling 50.

39. Naar aanleiding van R. Scott Clark in Always Abusing Semper Reformanda.

40. M. Luther, geciteerd door ds. J. Douma in Meditatief bijbellezen als een fase in de preekvoorbereiding.

41. Naar aanleiding van M. Luther, geciteerd door ds. A.J. de Jong in Wapenveld.

42. Naar aanleiding van M. Luther, geciteerd door A. de Heer in Reformatorisch Dagblad.

43. Ds. M. Goudriaan in De 95 stellingen, stelling 1.

44. Ds. K. ten Klooster in De 95 stellingen, stelling 83.

45. Ds. M. Goudriaan in De 95 stellingen, stelling 3.

47. P.C den Uil in De 95 stellingen, stelling 38.

48. Naar aanleiding van P.C den Uil in De 95 stellingen, stelling 35.

49. Naar aanleiding van ds. G.W.S. Mulder in Reformatorisch Dagblad.

50. Ds. P. Mulder in De 95 stellingen, stelling 74.

51. Naar aanleiding van dr. E. Mackay in Reformatorisch Dagblad.

52-58. S.M. de Bruijn en W. van den Bosch, ”Bouwsteennotitie Primair Onderwijs, pedagogisch-didactische bouwstenen”, Driestar Hogeschool, 2016.

61. Naar aanleiding van Georg Steiner, geciteerd door Michael Sacasas in How to Think About Memory and Technology.

63. Naar aanleiding van ds. Th. Watson, ”Body of Practical Divinity”.

64. Naar aanleiding van S.M. de Bruijn in Reformatorisch Dagblad.

65. Naar aanleiding van dr. M.J. Kater in ”Gerechtigheid verhoogt een volk”, De Banier, 2016, p. 209.

66. Ds. K. ten Klooster in De 95 stellingen, stelling 81.

67. Dr. ir. J. van der Graaf in De 95 stellingen, stelling 31.

68. Naar aanleiding van drs. J.A. Schippers in ”Gerechtigheid verhoogt een volk”, De Banier, 2016, p. 235.

69. Ds. A. Fernando, in Reformatorisch Dagblad.

71. Naar aanleiding van ds. G.W.S. Mulder in Reformatorisch Dagblad. en dr. C.S.L. Janse in Reformatorisch Dagblad.

72. Naar aanleiding van prof. dr. W. de Vries in Reformatorisch Dagblad.

75. Naar aanleiding van drs. J.A. Schippers in ”Gerechtigheid verhoogt een volk”, De Banier, 2016, p. 239.

76. Naar aanleiding van drs. J.A. Schippers in ”Gerechtigheid verhoogt een volk”, De Banier, 2016, p. 244, 254.

77. Naar aanleiding van drs. J.A. Schippers in ”Gerechtigheid verhoogt een volk”, De Banier, 2016, p. 254.

83. Ev. J.H. van Doleweerd in De 95 stellingen, stelling 59, 64.

86. Naar aanleiding van G.D. Pas in De 95 stellingen, stelling 14.

87-91. Naar aanleiding van ds. P. den Butter in De 95 stellingen, stelling 87-90 en 93-95.

94. Naar aanleiding van Zac Poonen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer