Atheïste Stine Jensen strijdt voor recht om niet te geloven
Vroeger stond ze als „militante atheïst” op de barricaden voor het ongeloof, maar ook filosofe Stine Jensen is met de jaren milder geworden. Toch komt ze nog steeds op voor het recht om níét te geloven. „Ook het atheïsme biedt troost.”
Jensen (52) is hoogleraar publieksfilosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en columnist voor NRC. Deze week verscheen haar boek ”Goddeloos. Waarom we atheïsme nodig hebben” (uitg. Prometheus), waarin de in Denemarken geboren filosofe pleit voor een „moedig en seculier” atheïsme dat zich „vrijmoedig” laat horen. En dat doet Jensen: ze breekt een lans voor seculariteit en religiekritiek. Want alleen in een seculiere samenleving is de mogelijkheid tot vrijheid van geloof én ongeloof gegarandeerd, vindt ze.
Tegelijk is haar boek een biografie, een levensbeschrijving van een atheïst. En daarmee, zegt Jensen, pakt ze de handschoen op die de Amsterdamse godsdienstfilosoof Rik Peels haar in zijn boek ”Leven zonder God. Wat je kunt leren van atheïsten” toewierp: „Wat motiveert en bezielt de atheïst en wat zijn bepalende biografische momenten?”
Wat vormde uw ongeloof?
„Ik denk dat het voor iedereen mooi en nuttig is om je te verdiepen in de vraag hoe het komt dat je gelovig of ongelovig bent. Ik noem mezelf atheïst. Maar hoe ben ik zo gevormd? In mijn boek, of eigenlijk is het een essay of pamflet, noem ik een aantal van die bepalende momenten in mijn leven. Een van de redenen waarom ik niet gelovig ben, is omdat er bij mij thuis niet over God werd gesproken. En toen ik als zeventienjarige voor het vak Latijn op Romereis ging en een overdadig versierde katholieke kerk bezocht, zag ik niet de rijkdom aan cultuur, maar het machtsvertoon, de kou en de kilte. Ik ervoer de eeuwen van onderdrukking, onder andere van vrouwen.
Als atheïst krijg ik vaak de vraag: waar geloof jij dan in? Alsof er iets aan mij ontbreekt. In mijn boek heb ik ook willen beschrijven wat mijn bronnen van zingeving zijn. Die vind ik bijvoorbeeld in films, kunst, muziek en literatuur. En in belangrijke mate ook in filosofen, zoals de Nederlandse humanist Erasmus en de Deense denker Søren Kierkegaard.”
„Als atheïst krijg ik vaak de vraag: waar geloof jij dan in? Alsof er iets aan mij ontbreekt” - Stine Jensen, filosofe
Is atheïsme ook niet gewoon een vorm van geloven?
„Dat suggereert Peels ook: ongeloof is een vorm van geloof, in de zin dat het gevormd is. Maar dan ga je volgens mij te gemakkelijk voorbij aan bijvoorbeeld de evolutietheorie, over hoe de aarde is ontstaan. Er is te veel hard wetenschappelijk bewijs voor de stelling dat ongeloof ook maar een constructie of een verhaal is.”
Een Opperwezen en één tekst als morele leidraad van het leven, hoe rijk en inspirerend ook, vindt u „te dogmatisch”. Wat of wie leidt uw leven?
„Ik noem in mijn boek acht vormen van atheïsme. De familiegelijkenis is dat atheïsten zich laten leiden door de wetenschap en de rede. De wortels van hun denken zitten heel diep. Er is bijvoorbeeld een humanistische lijn, die minstens teruggaat op Erasmus. Ja, hij was een christen, maar ook zeer kritisch op dogmatisch denken. En er is een existentialistische lijn, die je bij Kierkegaard –ook al een christen– ziet: hij stelde prachtige vragen over het menselijk bestaan en de worsteling met zingeving. Daar kunnen zowel christenen als atheïsten uit putten.”
U pleit voor een seculier atheïsme dat zich vrijmoedig laat horen. Waarom?
„Ik hamer op seculariteit: dat in de publieke ruimte kerk en staat gescheiden blijven, omdat gelovigen en ongelovigen alleen dan in alle vrijheid kunnen leven. Je krijgt ongelijke verhoudingen als één orthodoxe religie de overhand krijgt.
Ik heb me dan ook uitgesproken tegen bijvoorbeeld gebedsruimtes in openbare scholen. Het is jammer dat kritiek op religie meteen gepolitiseerd wordt: radicaal-rechts trekt je in de anti-islamhoek, terwijl links je beschuldigt van racisme of gebrek aan inclusiviteit en diversiteit.
Dat laat zien hoe belangrijk het is om in deze tijd de seculiere middenpositie hoorbaar en zichtbaar te maken.”
Voor christenen is het onmogelijk om hun geloof achter de voordeur te houden. Welke ruimte geeft het atheïsme hun?
„Dat is alleen voor orthodoxe christenen een onmogelijkheid. Ik ken ontzettend veel lieve, leuke en gematigde christenen, ook in de wetenschap, met wie het prima debatteren is en die hun geloof niet elke dag naar de werkvloer meenemen of zich daardoor in kleding of levensstijl laten bepalen.”
„Ik ken ontzettend veel lieve, leuke en gematigde christenen” - Stine Jensen, filosofe
Is dit seculiere denken juist niet intolerant?
„Het punt is dat behoudende christenen morrelen aan de vrijheid van mij en van vele andere groepen. Ze dicteren hoe jij moet leven, wat wel en niet mag. Ik leg anderen geen moraal of norm op. Prima dat je naar de kerk gaat om elkaar te ontmoeten, maar verwacht niet dat het hele openbare leven wordt stilgelegd omdat jij moet bidden.”
Wat biedt u troost, houvast, in dit leven?
„Tja, wat is de zin en het doel van het leven? Het is ook voor gelovigen een hele opgave om daar achter te komen. Als jouw kind komt te overlijden, ben je dan echt gerustgesteld met het antwoord dat God het zo heeft gewild? Dan volgt er vaak een spirituele zoektocht. De gemeenschap, de predikant die vertelt wat ik moet doen, kan soms troost en houvast bieden.
Het atheïsme kan dat ook, en daarom introduceer ik in mijn boek het woord cultuuratheïsme. Er bestaat een rijke traditie van atheïstische denkers, dichters, filmmakers en schrijvers die troostend en zingevend zijn als het gaat om grote vraagstukken over het goede leven, lijden en het kwaad.”
Kierkegaard, een van uw favoriete filosofen, stelde dat het ware christendom slechts bereikt kan worden door een “geloofssprong” waarbij de rede geen rol kan spelen. Ziet u zichzelf die sprong ooit wagen?
„Kierkegaard blijft voor mij een inspiratiebron. Wat ik mooi vind, is wat hij zegt over het individu dat op zichzelf wordt teruggeworpen en voortdurend vraagstukken aan het herkauwen is. Daardoor ontstaat er een soort reflectief verdriet, een melancholische aard.
Elke dag kijk ik op X of Geert Jan Blanken nog een mooi citaat van Kierkegaard heeft gepost. Sommige retweet ik enthousiast, terwijl ik bij heel gelovige uitspraken weer afstand voel. Dus ik neem niet alles van Kierkegaard over.”
Een andere atheïste, Ayaan Hirsi Ali, werd wel christen.
„De sprong die Ayaan Hirsi Ali maakte, was een politieke en anti-islamitische sprong. Mind you. En daar moeten we zeer, zeer kritisch naar kijken. Ze maakt een karikatuur van het atheïsme en gaat mee in een wereldbeeld waarin er eigenlijk maar twee geloven zijn: de islam en het christendom.
Ben je trouwens bekend met de hoefijzertheorie? Als je je op een van de uitersten bevindt, is het gemakkelijk om naar de andere kant te springen. Ayaan Hirsi Ali was zeer gelovig opgevoed binnen de islam. Toen maakte ze een radicale sprong naar het atheïsme en nu weer naar het christendom.
Ik denk dat ik in het midden van het hoefijzer zit. Het begrip ”God” zit mij zo in de weg, dat ik niet bij het uiteinde terechtkom. Ik ben weleens in een progressieve kerk geweest, waarin een petitie rondging om God voortaan als vrouw aan te duiden. Alle regenboogkleuren waren welkom. Nou, hartstikke prima. Maar ook als de politieke kleur wat progressiever is, ben ik nog niet om. Daardoor ga ik niet in God geloven. Ik zie mezelf geen christen worden.”
U schrijft wel dat u „een beetje in verlegenheid” raakt bij woorden als ziel en overgave. Omdat het religieuze termen zijn?
„Ja, dat klopt. Dergelijke termen werden in de loop van de tijd religieus geladen. Ik zou ze daar soms van willen ontdoen, omdat het zulke mooie woorden zijn. Dat vind ik, als literatuur- en poëzieliefhebber, ook bijvoorbeeld van ”grace”, genade. Dat woord heeft een bepaalde zachtheid.”
Die genade wordt nergens zó zichtbaar als aan het kruis van Christus, geloven christenen.
„Dan haak ik bij het tweede stuk af, want daarmee zit je meteen in een dogmatische traditie. Ik kan me wel voorstellen dat dit bij orthodoxe christenen een bepaalde aantrekkingskracht heeft, dat het hun helderheid geeft over hoe ze moeten leven.”
U draagt uw boek op aan uw veertienjarige dochter, die vroeg: „Waar geloven wíj dan in?” Wat antwoordt u haar?
„Ik zou in ieder geval het woord vrijheid meegeven. Dat je mag wankelen, twijfelen, je evenwicht verliezen, fouten maken. En dat niet één instantie, één instituut, één boek de waarheid in pacht heeft. Ze mag zelf zoeken, in alle vrijheid. En dan doe ik natuurlijk wel handreikingen: dit zijn mooie boeken om te lezen, bekijk deze films eens, bezoek die tentoonstelling.”
En als ze morgen thuiskomt met de mededeling: „Ik ben christen geworden”?
„Ik zou heel veel vragen hebben. Waarop is die keuze gebaseerd? Op een verlangen naar een gemeenschap, naar zekerheid? Je komt niet van de een op de andere dag bij een orthodox christendom terecht.”
Goddeloos. Waarom we atheïsme nodig hebben, Stine Jensen; uitg. Prometheus; 96 blz.; € 14,99