Het bedrag dat noordelijke provincies bij elkaar hebben gebracht voor onderzoeken naar de Lelylijn en de Nedersaksenlijn is volgens het kabinet niet genoeg. Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel en Flevoland hebben 15 miljoen euro aangeboden om de twee spoorlijnen te helpen voorbereiden. „Een mooi gebaar”, zei staatssecretaris Chris Jansen (Infrastructuur en Waterstaat) in het debat over de begroting van zijn ministerie over het aanbod van de regio’s. Maar de onderzoekskosten liggen „vele malen hoger”.
De Lelylijn moet de Randstad beter met Noord-Nederland verbinden, en de Nedersaksenlijn moet treinen van Enschede naar Groningen via Emmen mogelijk maken. „Het is onze ambitie om hier stappen te zetten”, zei Jansen, maar hij heeft te maken met flinke financiële gaten. Kamerlid Habtamu de Hoop (GroenLinks-PvdA) riep Jansen eerder deze week op om voor „de andere helft” van het onderzoeksgeld te zorgen, maar volgens een woordvoerder van het ministerie is de 15 miljoen euro van de noordelijke provincies „veel minder dan de helft”.
Bovendien moet zicht zijn op driekwart van de aanlegkosten voordat de zogeheten verkenning van het project kan beginnen. Dat is bij lange na niet het geval: onlangs bleken er miljarden meer nodig te zijn dan tot nu toe opzij is gezet. Jansen wil aan de regel vasthouden, zei hij in het debat. „Op het moment dat we 75 procent-norm voor deze projecten loslaten, staan er nog honderd projecten in de wachtrij die precies hetzelfde willen.”
Jansen verwacht ook niet dat er snel Europees geld beschikbaar komt voor de twee spoorlijnen. „Natuurlijk doen we ons best om Europees geld naar ons toe te halen voor deze mooie trajecten. De volgende openstelling van Europese fondsen is echter pas in 2028.” Dan begint de nieuwe meerjarenbegroting van de Europese Unie. „We gaan er in ieder geval ons best voor doen.”
