Goede burger is ambtenaar, aandeelhouder en concurrent van overheid
Een goede burger is niet alleen ambtenaar, maar ook aandeelhouder én concurrent van de overheid. Dat heeft te maken met de verscheidenheid van alles wat we in ons leven nodig hebben.
Zoals scholen, zorginstellingen en hulp aan allerlei mensen, met of zonder netwerk, die het zelf niet redden (ook vluchtelingen). Veiligheid, bescherming en wetshandhaving, naast voedselproductie, een goed functionerende economie en ruimtegebruik (met woningen). Natuurbeheer, wegen en dijken, maar vooral ook morele infrastructuur: instituties die ons leren en helpen om betrouwbaar te zijn, belangstellend, liefdevol. Niemand kan deze dingen missen en niemand kan er zelf voor zorgen.
Moet de overheid hier dan voor zorgen? Voor sommige dingen duidelijk wel, voor andere duidelijk niet. Maar in elk geval: als wij burgers een klantachtige instelling hebben richting de overheid, dan redt de overheid het niet. Want het is geen bedrijf. En als je die vergelijking zou willen maken, zijn we eerder de werknemers – ambtenaren dus. Vooral omdat we onder het overheidsgezag staan en de wetten vrijwillig naleven. Doen we dat niet, dan wordt het land een politiestaat of een anarchie. De Bijbel zegt zelfs: aan de overheid, als Gods dienares, zijn we altijd gehoorzaamheid schuldig. Dat geldt ook de seculiere overheid. Maar belangrijker nog: de Bijbel spreekt ook over eerbied voor de overheid, wat iets zegt over de manier waarop we onder elkaar over de overheid praten.
Maar als burgers in de democratie zijn we evenzeer allemaal aandeelhouders. In het meedoen aan de publieke discussies en aan de verkiezingen. En dan is het de kunst om te letten op het algemeen belang, niet op ons privébelang. Een democratie werkt immers alleen als de kiezers en gekozenen het hele land willen dienen en niet de eigen partij. Daarbij hoort ook dat we elkaar als landgenoten allemaal het goede gunnen, ook al leven we met zulke verschillende geloven en levensstijlen naast elkaar.
Verder: vooral moeten burgers tegelijk heel goede concurrenten van de overheid zijn. Niet op een kerntaak als veiligheid natuurlijk, maar wel op veel terreinen waar de overheid soms ook markt probeert te veroveren. Als het gaat om het leerplan, de vorming en de veiligheid in het onderwijs bijvoorbeeld. Op de terreinen welzijn en zorg, waar de overheid helemaal niet in staat is om alles te leveren. Bij waardenoverdracht in de kerk en op school over huwelijk en gezin.
Het liberalisme (dat de meeste seculiere partijen aanhangen) heeft als grondmotief dat burgers individuen zijn in de staat, in hun vrijheid niet gehinderd door andere verbanden (huwelijken, gezinnen, instellingen enzovoorts). Maar de consequentie is dan dat de staat moet zorgen voor alle goederen in het leven die mensen niet individueel kunnen vinden. Er moet dus een realistische visie zijn op wat de overheid kan en hoe belangrijk al die zegenrijke instituties als huwelijk, gezin, school en kerk bijvoorbeeld zijn.
En nu de hoofdconclusie van deze bijdrage: een land, en zeker een democratie, heeft een gezamenlijke morele basis nodig. Net zoals geld alleen werkt als iedereen er vertrouwen in heeft, zo werkt de democratie alleen als burgers hun verantwoordelijkheden zien en nemen (als ambtenaar, aandeelhouder en concurrent). En dus als burgers bepaalde ”basiswaarden” delen.
Zo bezien is het niet zo gek dat de overheid met een burgerschapsopdracht komt. Want mensen zien en nemen niet automatisch een verantwoordelijkheid. Tegelijk is het voor de overheid een onbegaanbare weg om zelf deze morele basis bij de burgers (en hun kinderen) aan te leggen. De overheid is geen bedrijf maar al helemaal geen pedagoog of ethicus.
Laten we dus zeker op reformatorische scholen proactief onze verantwoordelijkheid nemen. Aan de hand van Bijbelse waarden (eventuele burgerschapskerndoelen komen dan in het kielzog wel mee). Om niet alleen met onze kinderen op weg te zijn (na Gods genadige ingrijpen) naar het andere vaderland, maar onderweg ook de zegeningen van die Bijbelse waarden aan medeburgers te geven.
De auteur is advocaat bij BVD advocaten.