Zo voorkom je diefstal bij de kerk
Hoe komt het dat we op Gods dag toezichthouders nodig hebben? Doordat God Zijn beschutting heeft weggenomen. De reden daarvoor is dat van onze gemeenten niet meer gezegd kan worden dat ze „heerlijk” (Jesaja 4:5) zijn.
Kerken nemen vaker maatregelen tegen diefstal. Toezichthouders houden de wacht bij de kerken (RD 24-8). Ongemerkt gingen mijn gedachten, toen ik dit las, naar Gods Woord. We lezen in Exodus 34:24: „Wanneer Ik de volken voor uw aangezicht uit de bezitting zal verdrijven, en uw landpalen verwijden, dan zal niemand uw land begeren, terwijl gij henen opgaan zult om te verschijnen voor het aangezicht des HEEREN uws Gods, driemaal in het jaar.” Hieruit concludeer ik dat niemand onze goederen zal begeren als we in de weg van onze plicht biddend opgaan naar Gods huis.
Matthew Henry tekent bij Exodus 34:23-24 aan: „Vertrouwt die [goederen] toe aan God, zij zullen die niet slechts niet aanvallen, zij zullen daar zelfs niet eens aan denken. Alle harten zijn in Gods hand en onder Zijn bedwang. Hij kan beslag leggen, niet slechts op wat de mensen doen, maar ook op hun begeerten. Laat ons alle zondige begeerten tegen God en Zijn heerlijkheid in ons eigen hart beteugelen, en dan vertrouwen dat Hij alle zondige begeerten in het hart van anderen tegen ons en onze belangen zal ten onder houden. De weg van de plicht is de veilige weg. Als wij God dienen zal Hij ons bewaren, en zij die het met Hem wagen, zullen nooit iets verliezen.”
In Jesaja 4:5 staat: „En de HEERE zal over alle woning van den berg Sion en over haar vergaderingen, scheppen een wolk des daags, en een rook, en den glans eens vlammenden vuurs des nachts; want over alles wat heerlijk is, zal een beschutting wezen.” Henry tekent hierbij aan „dat God Zijn kerk zal beschermen en allen die ertoe behoren”. God draagt zorgt voor de vergaderingen van christenen, „al komen slechts twee of drie van hen tezamen in de naam van Christus, [zij] zullen onder de bijzondere bescherming des hemels genomen worden”.
Ikabod
Hoe wijst Henry ons de weg tot God, de grote Toezichthouder. Hoe komt het dan dat we op Gods dag toezichthouders nodig hebben? Dit komt doordat God Zijn beschutting heeft weggenomen. De reden daarvoor is dat van onze gemeenten niet meer gezegd kan worden dat ze „heerlijk” (Jesaja 4:5) zijn! Te weten, zegt de kanttekening, voor God, dat is, over alle godzaligen, die heerlijk gemaakt zijn door de gemeenschap, die zij met God hebben. Het woord dat in Jesaja 4:5 wordt gebruikt voor ”heerlijk” is ”kabod”. Als God nu die heerlijkheid, de kabod, wegneemt, krijgen we ”Ikabod” (1 Samuel 4:21), de naam die de stervende vrouw van Pinehas aan haar kind gaf. „De eer is weggevoerd uit Israël!” Dat betekent dat God Zijn heerlijkheid, Zijn kabod, onttrokken heeft aan een kerk, een land, een volk. En wie schreeuwt het nog uit, zoals de vrouw van Pinehas? Wie ligt er nog van wakker dat de eer is weggevoerd uit ons land, uit onze kerken?
De priester Eli wordt bestraft omdat hij zijn zonen, die zondigden in de offerdienst, niet eens zuur aanzag. Toegeven is een groot kwaad, zeker als het Gods instellingen betreft. „De heiligheid is Uw huize sierlijk, HEERE!” In 1 Samuël 2:29-30 staat dat de ark (de heerlijkheid) werd weggenomen omdat zij achteruitsloegen tegen Gods spijsoffer.
Hieruit leren we twee dingen: Christus (het Offer) moet het Middelpunt van de prediking zijn en de zonden moeten aangewezen worden. Als de heerlijkheid wordt weggenomen, is de Heere geen beschutting meer voor ons. Christus wordt dan niet (meer) geacht in onze bijeenkomsten. Huisgodsdienst en voorbereiding op de rustdag zijn er nauwelijks meer. Men komt schaamteloos gekleed naar Gods huis…
Jaantje Tanis
In Ouddorp woonde Jaantje Tanis, een godvrezende vrouw. Op Gods dag kon Jaantje vanwege haar ouderdom niet meer opgaan naar Gods huis. Op Gods dag kwamen twee zigeunervrouwen bij haar inbreken. Ze vertrokken echter zonder iets mee te nemen. Haar schoonzoon zei tegen haar: „Je moet voortaan de deur op slot doen als wij naar de kerk zijn.” Jaantje antwoordde: „Dat wil ik eerst wel aan m’n Vader vragen.” Zij vertrouwde op de Heere. Ze steunde op Psalm 91:5: „Ik steun op God, mijn Toeverlaat, Dies heb ik niets te vrezen. Wie God vertrouwt, die deert geen kwaad; Uw tent zal veilig wezen.”
De auteur is redacteur van het Gereformeerd Venster.