Cultuur & boekenBoekrecensie
Bijbelse en pastorale benadering van transpersonen

Vragen die te maken hebben met gender zijn erg ingewikkeld. Bij veel christenen roepen ze paniek op zodra het verschijnsel dichtbij komt.

Preston Sprinkle combineert gehoorzaamheid aan Gods Woord met een pastorale houding naar transpersonen toe. beeld Unsplash, Karl Frederickson
Preston Sprinkle combineert gehoorzaamheid aan Gods Woord met een pastorale houding naar transpersonen toe. beeld Unsplash, Karl Frederickson

Zo niet bij Preston Sprinkle in ”Ben ik mijn lichaam?”: „Als een transpersoon naar jouw kerk komt, moet die met open armen welkom geheten en geaccepteerd worden. Die moet niet alleen geaccepteerd worden, maar ook omarmd.”

Preston Sprinkle is directeur van het Amerikaanse Center for Faith, Sexuality & Gender, dat zich op een pastorale en grondige manier bezighoudt met vragen over seksualiteit en gender. Eerder verscheen van zijn hand een erg mooi boek over homoseksualiteit, in het Nederlands uitgegeven onder de titel ”Geliefden”.

In ”Ben ik mijn lichaam?” verwoordt Sprinkle het traditionele Bijbelse antwoord op de vraag die centraal staat in zijn boek: „Wanneer iemand geen samenhang ervaart tussen het biologische geslacht en wat die persoon vanbinnen voelt, wat bepaalt dan wie iemand is – en waarom?” Hij vindt dat „ons biologisch geslacht bepaalt wie we zijn.” De titel van de Nederlandse uitgave zet wat dit betreft overigens op het verkeerde been. Op de vraag ”Ben ik mijn lichaam?” verwacht je eerder een antwoord als ”nee” of ”niet helemaal”, maar niet een volmondig ”ja”. Niet voor niets is de titel van het Engelstalige origineel ”Embodied”, oftewel ”belichaamd”.

Deskundig

Preston Sprinkle neemt de tijd om zijn visie te onderbouwen. Hij is zeer deskundig en komt niet vooringenomen over. Toch vind ik het jammer dat hij zijn stof soms wat onnauwkeurig ordent. Om te voorkomen dat mensen bij het woord ”transgender” direct denken aan genderdysforie en transitie (wat te vaak gebeurt), maak ikzelf onderscheid tussen genderdysforie, genderverwarring en genderhype. Dat er „vele verschillende soorten transervaringen zijn”, onderkent ook Sprinkle, maar in zijn argumentatie haalt hij ze volgens mij toch te veel door elkaar.

Zo zegt hij ergens dat Helena „nog steeds worstelt met dysforie_”_, terwijl zijn beschrijving van haar meer duidt op genderverwarring. Andersom doet hij het verschijnsel genderdysforie tekort als hij het gedeeltelijk terugbrengt tot „moeite met genderstereotypen” (vrouwen of mannen die moeite hebben met de culturele vrouwen- of mannenrollen). Opvallend vind ik ook dat hij nergens benoemt dat mensen met genderdysforie niet maar een mismatch ervaren tussen biologisch geslacht en identiteit, maar ook een diepgevoelde en pijnlijke afkeer voor hun eigen lichaam met zich meedragen.

Transitie

Over transitie stelt Sprinkle dat het „niet alleen onverstandig, maar ook moreel verkeerd is”. Toch laat hij hypothetisch ruimte voor transitie, namelijk wanneer de wetenschap zou kunnen aantonen dat er zoiets bestaat als een mannelijk brein in een vrouwelijk lichaam, of andersom (de brein-seksetheorie). Volgens hem is dat (nog) niet zo.

„„We moeten met nederigheid vasthouden aan onze standpunten, waarbij we genadevol de relatie prioriteit geven”” - Preston Sprinkle, Bijbelwetenschapper

Eerlijk gezegd snap ik niet waarom hij daar zo veel van laat afhangen, zeker nadat hij eerder in het boek met een nogal vreemde redenering de mogelijkheid heeft geopperd dat de intersekseconditie (het hebben van zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken) geen gevolg van de zondeval is, maar onderdeel is van Gods originele ontwerp van voor de zondeval. Ik sluit daarom niet uit dat Sprinkle –als het erop aankomt– in zo goed als alle gevallen tegen transitie is, behalve wanneer er sprake is van objectief vastgestelde genderdysforie.

Hoe dan ook vindt Sprinkle dat christenen hun zienswijze niet dwingend mogen opleggen aan anderen, hoe Bijbels die misschien ook is: „We moeten met nederigheid vasthouden aan onze standpunten, waarbij we genadevol de relatie prioriteit geven.”

Dat laatste speelt een belangrijke rol bij de ook in Nederland gevoelige kwestie rond het gebruik van voornaamwoorden. Wat doe je als een transpersoon je vraagt hem/haar aan te spreken met voornaamwoorden die niet overeenkomen met haar/zijn biologische geslacht? Hoewel Sprinkle begrip heeft voor de positie van de Amerikaanse theoloog John Piper, die dat een vorm van liegen noemt, kiest hij hier zelf voor het principe van ”pronoun hospitality” (in de Nederlandse uitgave wat omslachtig vertaald met „het gastvrij gebruiken van voornaamwoorden”). Als je weet dat je de ander pijn doet door te weigeren de door hem of haar gewenste voornaamwoorden te gebruiken, geef je aan die wens toe om de communicatie open te houden. „Christenen moeten relationele bruggenbouwers zijn en geen muren bouwen. De weigering om iemands voornaamwoorden te gebruiken kan voor de ander overkomen als een stenen muur die zo hoog is als de toren van Babel.”

Vertaling

Nog even iets over de vertaling: die is in die zin goed dat ze prettig leest. Meestal heb je niet het idee dat je een vertaling leest. Wel had ik een paar keer de sensatie van: „Hè, staat dat er echt?”, waarbij het soms om een vertaalfout bleek te gaan. Zo heeft Sprinkle het niet over „bijbelgeleerden uit conservatief-liberale hoek” (huh, wie zijn dat?), maar over Bijbelgeleerden uit het volledige spectrum van conservatief tot liberaal.

Mijn kritiekpunten laten onverlet dat ik ”Ben ik mijn lichaam?” een waardevol boek vind voor het gesprek over gender. Het combineert gehoorzaamheid aan Gods Woord met een pastorale houding naar transpersonen toe.

Ben ik mijn lichaam? Transgender personen, de Bijbel en de kerk, Preston Sprinkle; uitg. Gideon; 304 blz.; € 24,95

De auteur is medewerker van de jeugdwerkorganisatie HGJB en de stichting Hart van Homo’s

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer