Lessen trekken uit de levensverhalen van twee transgenders
Er gaat bijna geen dag voorbij zonder nieuws over transgenderisme. Steeds meer jongeren (voornamelijk meisjes) voelen zich niet thuis in hun eigen lichaam en kloppen aan bij genderklinieken voor een transitietraject. Het aantal kinderen en tieners dat zich meldde bij de Britse genderkliniek Tavistock steeg van 250 in 2011-2012 tot meer dan 5000 vorig jaar.
Wat is er aan de hand? Worden ze door de media en door elkaar op ideeën gebracht? Is transgender zijn een hype? Twee heel verschillende ervaringsverhalen maken duidelijk dat je die conclusie in elk geval niet te gemakkelijk moet trekken.
Veel orthodoxe christenen zien transgenderisme als een gevaarlijke ideologie, bedoeld om de goddelijke scheppingsorde van man en vrouw omver te werpen. Zeker nu er een omstreden wetsvoorstel ligt te wachten dat het gemakkelijker moet maken om je geslacht in je geboorteakte te veranderen, zelfs als je jonger bent dan 16 jaar. Het zelf kunnen en mogen kiezen van je identiteit krijgt dwingende, religieuze trekken. „De leugen die regeert is dat iedereen mag zijn wie hij wil zijn. Het transgenderisme is de laatste en ingrijpendste uitingsvorm van deze fundamentele omkering van waarden”, schrijven dr. M. Klaassen en L. van der Tang van Bijbels Beraad M/V in het voorwoord van ”Een transgender komt thuis”.
Bijbels Beraad M/V, een breed interkerkelijk platform dat wil staan voor de Bijbelse visie op man, vrouw, huwelijk en seksualiteit, doet dit onder andere door de uitgave van relevante ervaringsverhalen. ”Een transgender komt thuis” is het (vertaalde) ervaringsverhaal van Laura Perry.
Duistere ervaringen
Laura is een christelijke vrouw die een tijd als transman Jake leeft, en daarvoor alle mogelijke transities heeft doorlopen. Daar is ze redelijk tevreden mee, totdat God ingrijpt en Zijn waarheid haar leven doorlicht. Door deze radicale bekering beseft ze dat ze niet langer transman kan blijven. Ze keert daadwerkelijk om. Ze gaat een detransitieproces in om weer Laura te worden, geestelijk, psychisch en lichamelijk.
Wat voorafging aan beide processen en hoe die precies verliepen, beschrijft Laura uitgebreid, eerlijk en overtuigend. Het is een heftig relaas van misbruik op 8-jarige leeftijd, van pesten, van seksuele escapades met allerlei jongens en mannen, en van duistere ervaringen met satanisme. Je vraagt je af hoeveel ellende er in een leven past. De eerste zin in het boek –„Mijn verhaal begint op een aardedonkere, eenzame plek, zonder enige conversatie of interactie van buitenaf”– zet de toon voor een verhaal dat heel lang lichtloos blijft. Ook wanneer Laura in transitie gaat (vlot geholpen en gesteund door allerlei instanties) en later nog wel warmte ontvangt van een transvrouw met wie ze een verhouding heeft, blijft ze ronddolen in een troosteloos universum, een tweede baarmoeder als het ware, die je als lezer zeer beklemt.
Die ervaring helpt je wel om het vervolg mee te maken, haar tweede geboorte naar het Licht. Ook die is overtuigend, mede doordat Laura er eerlijk over is dat niet alles bij toverslag anders is. „Satan bleef maar beweren dat ik helemaal alleen was, dat ik de enige mens ooit was die christen werd na transgender te zijn geweest, en dat ik daardoor gevangen zat in een geestelijke hel op aarde.” Is er wel een weg terug mogelijk? God leidt Laura stap voor stap, onder andere via iemand die ook transgender is geweest en een krachtig getuigenis aflegde op YouTube. Deze man steekt veel tijd en energie in haar en geeft haar hoop.
Pijnlijk concreet
Maar de realiteit is moeilijk. Dat Christus volgen sterven aan jezelf betekent, wordt in Laura’s leven soms pijnlijk concreet. Daar staat ze, bereid om te wandelen in een nieuw leven, op de lingerieafdeling voor de spiegel „in een jurk, met een platte harige borst, een heel kort kapsel en een stoppelbaard. Het was het afschuwelijkste gezicht dat ik me kon voorstellen. Ik was ontzet over wat ik mezelf had aangedaan.”
Maar ze wil een weg van gehoorzaamheid gaan, en daarom zet ze stappen in het bevestigen van haar vrouw-zijn. Als ze na aanvankelijke tegenzin toch borstprotheses gaat dragen, merkt ze dat God haar ook innerlijk begint te helen. Langzaam gaat ze verlangen naar een huwelijk met een man.
”Een transgender komt thuis” is een authentiek bekeringsverhaal dat zijn uitwerking niet mist. Je raakt onder de indruk van Gods soeverein en toch zo liefdevol handelen in schijnbaar uitzichtloze situaties. In een interview zegt Perry dat ze haar boek ook schreef om ouders en familie rondom transgenders te bemoedigen. De onophoudelijke gebeden van haar ouders trekken in Laura’s levensverhaal een lichtend spoor. Ook zij maken een transitie door: al biddend verandert hun verhouding met Laura. Nog steeds gaan ze liefdevol met hun dochter om, maar tegelijkertijd lijken ze meer los van haar te komen. Perry ziet dat haar ouders zo veel van Jezus houden dat gehoorzaamheid aan Hem voor hen het allerbelangrijkst is geworden. Ook al houden ze zielsveel van Laura, ze kunnen niet meegaan in haar keuzes als die van Jezus afvoeren. Dit was volgens Perry „een enorm getuigenis” dat haar nieuwsgierig maakte.
Dit kan een wegwijzer zijn voor álle ouders die worstelen met kinderen die eigen wegen gaan. Laura’s ouders gaan de moeilijke weg van blijven zorgen, blijven liefhebben en volhardend gebed. De uitkomst daarvan is een wonderlijke paradox: ze raken meer aan Jezus verbonden dan aan hun kind, en houden haar daarmee liefdevoller vast dan ooit.
Verkeerde afslagen
Hoewel ”Een transgender komt thuis” dus een bijzondere uitgave is, een ontroerend getuigenis dat iedereen moet lezen, wil ik ook wijzen op een mogelijk gevaar. Dit: dat we genderdysforie alleen nog maar zien in het licht van een duivelse ideologie, en dat bekering de weg is die we allen die hieraan lijden moeten voorhouden. Genderdysforie is dan de ‘leugen’ die satan ons voorhoudt over onszelf, en als die leugen ontmaskerd wordt bij het licht van Gods waarheid, zullen vernieuwing en genezing intreden.
Het ingewikkelde is dat ik zeker geloof dat dit gebeurt. En dat mogelijk voor een deel –misschien zelfs voor een groot deel– van alle jongeren die zich nu melden bij een kliniek geldt wat Perry zegt: ze hebben een verlangen om ergens bij te horen, om iemand te zijn, maar ze zoeken de oplossing op de verkeerde plek. God Zelf heeft dit verlangen in hen gelegd, Hij wil nieuwe mensen van hen maken. Maar dat je meent dat een transitie naar het andere geslacht je gelukkig zal maken is een leugen van satan.
In getuigenissen als dat van Laura Perry wordt meestal sterk de nadruk gelegd op verkeerde afslagen in het leven, die iemands identiteit misvormd hebben. In het voorwoord van ”Een transgender komt thuis” staat: „Haar jeugd bevat alle ingrediënten die bevorderlijk zijn voor de ontwikkeling van genderdysforie: een jongensachtige aard, misbruik op jonge leeftijd, het gevoel afgewezen te worden door haar moeder, heftige jaloezie op haar broer die voorgetrokken wordt, overgewicht, medische problemen, pesten en buitengesloten worden.”
Mijn voorzichtige vraag is of we het hier dan echt over ‘klassieke’ genderdysforie hebben, of over een op dit moment om zich heen grijpende en wellicht besmettelijke variant daarvan. Veroorzaakt door trauma’s, verwaarlozing, geweld, misstappen en alles wat diepgaande verwarring schept over wie je nu eigenlijk bent – een ingrijpende identiteitscrisis die inderdaad de leugen met zich kan meebrengen dat je als iemand van het andere geslacht gelukkiger, veiliger of vollediger op je plaats zou zijn.
De volgende voorzichtige vraag is dan: zien we, als we alle transgenders op één hoop gooien en bekering als ‘behandeling’ uitdragen, niet een groep over het hoofd bij wie hun genderdysforie misschien niets te maken heeft met familieomstandigheden, of met trauma’s, maar bij wie mogelijk iets in de vroege aanleg van de hersenen is misgegaan? Het wetenschappelijk onderzoek hiernaar staat nog in de kinderschoenen, net zoals psychologische onderzoeken nog niet voldoende helderheid geven over de ontwikkeling en juiste begeleiding van transgenders.
Het feit dat we zo weinig weten mag ons op z’n minst voorzichtig in ons oordeel maken. Hoe blij ik ook ben met een boek als dat van Perry, hoezeer het me ook ontroert en opnieuw overtuigt van Gods mogelijkheden in al onze onmogelijkheden – een verhaal als dit mag niet de stok worden waarmee we personen die ernstig lijden aan genderdysforie om de oren slaan. Er zijn gelovige transgenders die hun knieën hebben stuk gebeden, en hun ouders met hen, die niet hetzelfde wonder meemaakten als Laura Perry. Ook in hun geval is het de vraag of transitie dan de uitweg is, maar zij hebben onze steun en ons begrip harder nodig dan ooit.
Veelbelovend gezin
Omwille van dat begrip is het goed om nog een ander soort ervaringsverhaal te lezen, van iemand die niet wist dat transgenders of genderklinieken bestonden, die opgroeide in een veilig nest en toch van jongs af aan besefte: ik ben geen jongen maar een meisje. Daarover gaat ”Eigenlijk Eva”, het indringende autobiografische verhaal van Abby Chava Stein.
Baby Abby is bij zijn geboorte meer dan welkom. Zijn vader hoopt vurig op een zoon, na vijf meisjes. Hij is getrouwd met Chaya Sheindel Meisels, die net als hij afstamt van een belangrijke chassidische leider. Elke orthodoxe Jood hoopt op ten minste één zoon, die na zijn vaders dood het traditionele rouwgebed kan uitspreken. Maar in rabbijnenfamilies betekent een mannelijke nakomeling nog veel meer: het voortbestaan van de dynastie, de komst van nieuwe rabbijnse leiders uit voorname geslachten.
Dit veelbelovende gezin woont in een ruime woning in Williamsburg, een wijk in New York, waar de chassidische leefgemeenschap bloeit. Maar om de eigen cultuur te beschermen tegen de boze buitenwereld, én tegen de overwegend seculiere Joods-Amerikaanse gemeenschap, leven de chassidim zo geïsoleerd mogelijk. Ze hebben eigen winkels, een eigen krant en natuurlijk ook eigen scholen, waar de jongens al vroeg gescheiden leven van de meisjes, terwijl ze zich fanatiek bekwamen in hoofdzakelijk godsdienstige vakken.
„Nergens zijn de genderrollen zo diep in het leven van alledag ingebakken als binnen de chassidische gemeenschap”, schrijft Abby. Op zijn derde verjaardag heeft hij zijn upsjerin, het feestelijke moment waarop zijn haar voor het eerst wordt afgeschoren en alleen twee peies overblijven, twee lange slaaplokken. Tot die tijd zien jongetjes er vaak nogal meisjesachtig uit.
Abby voelt zich die dag diepongelukkig. „Waarom denkt iedereen toch dat ik een jongetje ben”, vraagt hij zich af. „Ik ben een meisje, en meisjes hebben lang haar.” Als hij vier jaar is, zit hij in bad en prikt met een veiligheidsspeld in het lichaamsdeel dat hem onmiskenbaar een jongetje maakt. Dat ding hoort er niet en doet hem pijn. Zijn moeder ziet het en wordt enorm boos. Haar reactie maakt Abby doodsbang, met name voor God. Hij besluit nooit iemand te vertellen dat hij stiekem een meisje is, een feit waar hij zelf al niet meer aan twijfelt.
Hij verdringt dat hij roze zo’n mooie kleur vindt, hij laat een felbegeerd poppenhuis schieten als cadeau, omdat zijn vader zegt dat jongens met brandweerauto’s spelen. En ondertussen weeft hij voor zichzelf een fantasiewereld waarin hij naar een trainingskamp gaat om daar te leren een meisje te zijn. Eenmaal thuis zou hij met nichtjes en vriendinnetjes mogen spelen en zich verkleden in een petticoat, terwijl zijn tantes fluisteren hoe snoezig het nieuwe meisje wel niet is. Als zijn moeder, buurvrouw of tante zwanger is, stelt Abby zich voor dat hij de baby is, en dat hij er als een meisje uit komt.
Ondertussen gaat zijn ontwikkeling door, vindt zijn bar mitswa plaats, en gaat hij naar een rabbijnenschool. Ook wordt er langzamerhand uitgekeken naar een passende verloofde.
Geliefd
Ook Abby Chava Stein schrijft goed, eerlijk en zorgvuldig. Haar verhaal boeit vanaf het begin, niet het minst om de gedetailleerde insidersinformatie die je krijgt over een orthodox rabbijnengezin, en over de chassidische leefgewoonten.
Bovendien; hoe pijnlijk de ontwikkeling van dit kind ook is, hoeveel vraagtekens je er ook bij kunt hebben, nergens zet Abby zich lelijk af tegen de beschermde omgeving waarbinnen ze opgroeide. Ze maakt waar wat ze schrijft: „Ik hoop je in dit boek mee te nemen in al het moois uit mijn kindertijd –hoe veilig geliefd en saamhorig je je kunt voelen in een extreem religieuze of zelfs subculturele gemeenschap– tegenover het trauma van je niet thuis voelen in je eigen lichaam en sekse binnen een samenleving waarin seksesegregatie alomtegenwoordig is.”
Lange tijd weet de jongen die Abby was niets over seksualiteit, laat staan over homo- of transseksualiteit. Net als de rest van zijn gemeenschap is hij afgeschermd van open internet en van boeken die hem op een verkeerde manier zouden kunnen beïnvloeden. Niemand brengt hem op het idee dat hij een meisje zou kunnen zijn, of dat hij daarin überhaupt een keuze zou hebben. Bovendien is het als chassied veel verkieslijker om een jongen te zijn; mannen hebben meer privileges dan vrouwen.
Toch staat het voor Abby als een paal boven water dat hij niet is wie de mensen geloven dat hij is. En als ze de waarheid niet kennen over wie hij is, zouden hun beweringen over het geloof dan wel waar zijn? Abby’s transgender-zijn leidt daarom ook tot een geloofscrisis; feitelijk maakt hij twee transities door die alles met elkaar te maken hebben. Die van de ontworsteling aan een ultraorthodox geloof, en die van het uit de kast komen als transvrouw.
Abby kan onmogelijk uitspreken welke strijd er in hem woedt, maar de inwendige spanning moet er op de een of andere manier uit. Bij Abby gebeurt dat in de vorm van obstinaat gedrag. Hij drijft zijn leraren tot wanhoop; de ene na de andere school schorst hem. De houding van ”Tati” (vader) hierin getuigt van wijsheid, geduld en liefde, hoewel Abby ook hem geregeld tot wanhoop drijft. Het is duidelijk dat zijn ouders veel van hem houden, hoe grillig zijn gedrag ook is.
Verwarrend
Op een van zijn scholen ontmoet Abby Chesky, een medestudent die hij erg mooi en aantrekkelijk vindt. Tussen Chesky en Abby ontstaan gevoelens die verwarrend en fijn tegelijk zijn. Hun zoektocht is ook seksueel van aard, en wordt hier en daar helaas vrij gedetailleerd beschreven. Deze relatie kan natuurlijk niet blijven duren; een huwelijk met een vrouw is al in voorbereiding. Tot zijn verrassing blijkt Abby Fraidy, zijn aanstaande, heel leuk te vinden. Ze kunnen eindeloos kletsen. Abby ervaart veel liefde voor Fraidy. Maar hij is jaloers op Fraidy’s trouwjurk. En dat alles op hun trouwdag benadrukt dat híj de bruidegom is, is loodzwaar.
Toch hebben Fraidy en Abby het daarna goed samen. De genderverwarring lijkt bijna verdwenen. Maar er blijft een schaduw. „Ik hield van Fraidy en ik wilde haar partner zijn. Tegelijkertijd wilde ik háár zijn.”
Vanaf het moment dat Abby’s zoon geboren wordt, en hij hem in zijn armen houdt, gaat alles pijlsnel. Tijdens de besnijdenis, op het moment dat hij de naam van zijn pasgeboren jongetje declameert, stort zijn wereld in. Zijn geloof én zijn identiteit vliegen hem in het gezicht, en hij gaat op zoek naar antwoorden. Op internet.
Wat volgt is een proces van twee jaar, waarin de hij uit dit artikel uiteindelijk een zij wordt, een liberale vrouwelijke rabbijn. Die niet alleen radicaal afscheid heeft moeten nemen van een liefhebbend ouderpaar, maar ook van de vrouw van wie hij oprecht hield.
Heel graag wil je als lezer weten hoe dit proces is verlopen, maar het is alsof Abby dit deel van het verhaal afschermt met een gordijn. Ze schrijft er niet over. Wat dit betreft geeft ”Eindelijk Eva” veel minder inzicht in wat een transitie op lichamelijk, psychisch en sociaal gebied betekent dan ”Een transgender komt thuis”. Dat is erg jammer, want juist deze vergelijking zou interessant zijn. Wat ging er allemaal in Abby’s hoofd om? Hoe was het om van Fraidy te scheiden? Wat is háár rol geweest? Welke afwegingen zijn gemaakt? Je zou er even gedetailleerd over willen lezen als over Abby’s kinderjaren, maar het boek is uit.
Parallellen
Op de achterflap van ”Eindelijk Eva” prijken nogal voorspelbare, clichématige aanbevelingen als „hoe vrij en groot de wereld kan zijn als je vertrouwt op je eigen stem” en: „”Eigenlijk Eva” bevestigt dat je soms moet breken met oeroude dogma’s, gewoontes en tradities om te kunnen zijn wie je bent.” Ze bevestigen het beeld van een ideologie waarbij de mens het middelpunt van zijn eigen universum wordt.
Maar ook wie hierbij gelijk de hakken in het zand zet, heeft reden om dit boek te lezen. Alleen al om de parallellen tussen orthodox-Joodse en orthodox-christelijke gezinnen. Om de interessante vraag of wij niet te strikt invulling geven aan genderrollen. Mogen er ook jongensachtige meisjes zijn, of meisjesachtige jongens? Of om de indringende vraag waarom kinderen die opgroeien binnen zo’n gezin, ondanks liefhebbende ouders en een warme gemeenschap toch hun diepste levensvragen verdringen en verzwijgen, met alle gevolgen van dien. Om genderdysforie bij een jong kind van binnenuit te gaan begrijpen. Om ook een mens in de ziel te kijken die hier van kinds af aan elke dag aan leed, zonder dat iemand haar ooit op dat idee heeft gebracht.
Boekgegevens
”Een transgender komt thuis”, Laura Perry; uitg. De Banier; 223 blz.; € 14,95;
”Eigenlijk Eva”, Abby Chava Stein; uitg. De Geus; 256 blz.; € 20,-