Leider in de geest van Augustinus heeft het beste met zijn mensen voor
Het is nuttig om niet alleen vanuit theologisch-kerkelijk perspectief naar bisschop-filosoof Augustinus (354-430) te kijken, maar ook vanuit bestuurskundig-sociologisch perspectief. Er is in het Augustinusonderzoek terecht meer aandacht gekomen voor diens leiderschap.
Augustinus is te typeren als een ”public manager”: als bisschop, maar ook als rechter en overste van het klooster stond hij midden in de samenleving en probeerde hij waarden te verwezenlijken. Op allerlei manieren kreeg hij te maken met de samenleving in zijn tijd. Het kon gaan om echtscheidingen, erfeniskwesties en kleine vergrijpen, maar ook om theologische discussies met politieke en kerkelijke tegenstanders.
Augustinus had te maken met kloosterlingen en stadsgenoten, met gezagsdragers en intellectuelen. Daardoor was hij heel goed op de hoogte van wat er speelde. Zijn preken zijn dan ook doordrenkt van alledaagse voorvallen. De discussies, het gedoe en het gekrakeel leverden hem als herder (pastor) de ”geur van de schapen” op. Zijn inzichten in het menselijk falen, dat hij niet alleen bij zichzelf had bespeurd maar ook bij anderen zag, dienden als inspiratiebron voor de werken die hij later zou schrijven. Hij was een kind van zijn tijd dat, vanwege zijn zoektocht naar rust en waarheid in turbulente omstandigheden, een tijdgenoot van ons had kunnen zijn.
Rechtspreken
In mijn Augustinusonderzoek zoom ik in op vier dimensies van augustijns leiderschap: rechter (iudex), overste (praepositus), bisschop (episcopatus) en arts (medicus). Augustinus wilde zijn mensen inwijden in de heilgeheimen, aansporen om het goede te doen en vergezellen op hun tocht –of beter: op onze gezamenlijke tocht– naar de eeuwigheid.
Ter illustratie zoom ik in op Augustinus als rechter. De bisschop liep niet voor het spreken van recht weg. Het bood hem de kans om gerechtigheid te realiseren en zo bij te dragen aan de vrede en orde in de samenleving. Juist níét straffen zou volgens Augustinus onbarmhartig zijn. Kinderen ongestraft hun gang laten gaan vond hij niet alleen pedagogisch onverantwoord, ongebondenheid noemde hij ook slecht voor hun welbevinden. In zijn ‘rechtspraktijk’ probeerde Augustinus barmhartigheid en rechtvaardigheid met elkaar in balans te brengen.
Voor Augustinus is er bij het realiseren van rechtvaardigheid enerzijds sprake van een juridische component, anderzijds van een morele. Het individu staat niet op zichzelf; een mens is mens in relatie tot anderen. Augustinus doet een beroep op de verantwoordelijkheid en vrijheid van een gezagsdrager om een morele afweging te maken.
Mildheid
Augustinus’ aanpak bij het bepalen en opleggen van een straf is ”gevorkt”: hij scheidt de diagnose (onderzoek) nadrukkelijk van de strafbepaling en strafoplegging. Hoe scherper en pijnlijker de diagnose, hoe beter. Dat draagt namelijk bij aan het herstel van de mens. De strafbepaling en strafoplegging moeten gepaard gaan met mildheid en barmhartigheid, ook hier met het oogmerk om de mens te behoeden voor erger en op het rechte pad te krijgen. De strafoplegger gaat zelfbewust te werk. Hij is zich bewust van eigen falen, sterfelijkheid en onwetendheid. Hij handelt niet alleen in het belang van de mens tegenover hem (in de zin van bekering, herstel en preventie), maar ook in het belang van de gemeenschap. Rechtvaardigheid en barmhartigheid krijgen zo gestalte in het sociale verband van overheid, rechter en inwoner.
Nederigheid
Wat kunnen we van Augustinus leren als het gaat om actuele vraagstukken? Ik stip enkele aspecten uit zijn leven en werk aan.
In Augustinus’ klooster geldt niet ”one size fits all” (voor iedereen dezelfde behandeling), maar is de aanpak persoonsgericht. Daarom moet de leidinggevende (praepositus) zijn mensen goed kennen en mag hij hen waar nodig verschillend behandelen. Een persoonsgerichte aanpak betekent dat je goed luistert en het aanbod afstemt op iemands behoeften.
Helaas ligt er op veel aandoeningen een stigma, zo ook op dementie. Mensen met dementie schamen zich, trekken zich terug, komen in een isolement terecht. Augustinus wijst voortdurend op de menselijke kwetsbaarheid en feilbaarheid. Vergeten en vergissen mag. „Ik vergis me, dus ik ben”, schrijft hij ergens. Dat betekent echter niet dat ik me mág terugtrekken. We worden geroepen tot gemeenschap, we hebben elkaar nodig. We kunnen dus met een beroep op Augustinus pleiten voor publiekscampagnes waarin enerzijds de pijnlijke kant van dementie wordt benadrukt en anderzijds een uitnodiging wordt gedaan om te blijven meedoen.
Of het nu gaat om de bisschop, de rechter of de overste: nederigheid (humilitas) is een van de belangrijkste eigenschappen. Een bepaald ambt zorgt logischerwijs voor formele ongelijkheid: de rechter staat nu eenmaal boven de gedaagde en de overste boven de leden van de gemeenschap. Tegelijkertijd is er materiële gelijkheid: de rechter is even kwetsbaar, sterfelijk en zondig als de gedaagde. Wat de ander verkeerd deed, had ik in vergelijkbare omstandigheden ook verkeerd kunnen doen. Voordat ik een oordeel uitspreek over een ander moet ik eerst mezelf oordelen. En aangezien het oordeel over mijzelf steevast mild is, moet het oordeel over de ander ook mild zijn. Een augustijnse leider heeft tenslotte het beste met zijn mensen voor.
De auteur werkt als senior adviseur sociale vraagstukken bij kennisinstituut Movisie en werkt aan de Erasmus Universiteit aan een proefschrift over moreel leiderschap bij Augustinus.