Augustinus blijft ook de moderne mens boeien
Augustinus blijft ook de moderne mens boeien. Zijn intense zoektocht naar God en zijn tegelijkertijd relativerende kijk op zijn eigen inzicht doet verrassend modern en soms postmodern aan. De nieuwe uitgave van de ”Belijdenissen” (”Confessiones”) is een mijlpaal in het al maar uitdijende oeuvre van Augustinus in Nederlandse vertaling.
”Belijdenissen” is zonder meer een van de grote klassiekers in de kerk- en cultuurgeschiedenis. Zij verhalen voor een belangrijk deel hoe Augustinus na een lange zoektocht tot overgave aan het christelijk geloof komt. Hij beschrijft zijn tocht naar de waarheid als een voortdurend verzet tegen Gods genade, maar ziet –achteraf– dat God in al zijn zoeken hem steeds naderbij komt. Uiteindelijk culmineert zijn worsteling om God in de spannende scène in de tuin van Milaan waar hij zijn strijd tussen de twee willen beschrijft en de genade zijn (laatste) verzet breekt.
Een gewone autobiografie is het dus niet. Voortdurend verheft Augustinus zich tot God in gebed en beziet hij zo zijn leven. De Latijnse titel ”Confessiones” betekent enerzijds belijdenis (van zonde), anderzijds lofprijzing (van God). Als handleiding bij de ”Confessiones” is zeer nuttig het boekje ”Augustinus voor amateur-theologen”, waarin Stephen Cooper het leven en denken van Augustinus aan de hand van de ”Belijdenissen” beschrijft.
Typisch augustiniaans zijn de beschouwingen over de verhouding van de mens tot zijn Schepper, het ongenoegzame van het aardse leven, de beperktheid van het menselijke kennen en het haast vermetele dat de nietige mens God, de Eeuwige, wil prijzen. „Toch wil hij u prijzen, deze mens, dit deeltje van uw schepping en u zet hem aan daar vreugde in te vinden. Want zo hebt u ons geschapen, gericht op u, en ons hart kent geen rust tot het rust vindt in u”, zo luiden de befaamde woorden in het openingsgebed in de nieuwe vertaling.
Verdiepte kennis
De eerste negen boeken van de ”Confessiones” zijn sterk (auto)biografisch gericht. In de boeken 10 tot en met 13 wil Augustinus laten zien hoe zijn nieuwe leven doorwerkt in zijn zoektocht naar een verdiepte kennis van God, de geheimen van de ziel en het denken en de wereld van de schepping. Het zijn geen gemakkelijke boeken die de lezer krijgt voorgeschoteld, bijvoorbeeld als het gaat om de passages over de vindplaats van God in het innerlijk (het geheugen, de sporen van de drie-eenheid in de geest van de mens) en de bespiegelingen over de tijd.
Augustinus waagt zich daarbij ook aan beschouwingen over het boek Genesis. Hij stelt dat hij niet in de geest van Mozes kan zien toen deze de woorden „In het begin schiep God de hemel en de aarde” schreef. „Zoekers treffen zoveel waarheden aan in deze woorden, die ieder op een eigen manier verstaat.” De woorden ”in het begin” kunnen volgens Augustinus ook „een eerste aanzet” tot de schepping betekenen, zoals ”hemel en aarde” zowel een gevormde en voltooide werkelijkheid kan zijn of een eerste aanzet daartoe (en nog vormloos). Augustinus noemt het zelfs trots en een teken van bluf als iemand precies weet wat Mozes hier heeft bedoeld. „Als iemand nu zegt: „Mozes bedoelde precies wat ik zeg”, en een ander: „Helemaal niet, maar wat ik denk”, dan vind ik het van meer eerbied getuigen te zeggen: waarom niet beide meningen, als ze allebei waar zijn?”
Dat neemt niet weg dat Augustinus in hetzelfde boek onvoorwoordelijk het gezag van de Bijbel belijdt. Wel hanteert hij het dubbele liefdesgebod als sleutel van de Schrift. „Alles waar hij (Mozes) bij het schrijven van die boeken aan heeft gedacht, heeft hij gedacht met het oog op deze twee geboden.”
Ketterijen
Augustinus neemt afwijkingen van de waarheid terdege serieus. Dat blijkt uit zijn boek ”Ketters en scheurmakers”, waarin hij een overzicht van de belangrijkste ketterijen in de toenmalige christelijke kerk geeft. Hij komt tot een lijst van maar liefst 88 ketterijen. Het betreft een bont geheel, met soms bizarre obscure sekten. De meeste dwalen op het punt van de drie-eenheid en de godheid van Jezus, de houding tegenover het aardse leven en specifiek het menselijk lichaam.
Twee ketterijen springen er qua lengte duidelijk uit: de manicheeërs en de pelagianen. Van de laatsten zegt Augustinus dat zij „vijanden van de genade” zijn, met name in hun leer van de vrije wilskeuze (”liberum arbitirum”), de ontkenning van de erfzonde, de dood als natuurlijk feit en het geloof in de volmaaktheid van het christelijke leven hier op aarde. Cooper formuleert te kort door de bocht als hij stelt dat Augustinus’ meningsverschil met Pelagius niet de inhoud van het heil betreft, maar de vraag hoe je het bereikt. Pelagius was wel orthodox in de opvattingen van drie-eenheid en de twee naturen van Jezus Christus, maar ziet Christus duidelijk als minder volmaakte Verlosser dan Augustinus.
Liturgische gebruiken
Een ander werkje, ”In antwoord op uw vragen”, betreft een tweetal brieven van Augustinus aan een zekere Januaris over liturgische gebruiken, met name over het Paasfeest en de symbolische betekenis ervan. Het levert een diepzinnig betoog op over de betekenis van sacramenten en de eredienst. Doop en avondmaal (eucharistie) zijn sacramenten die in de Bijbel gegrond zijn. Andere gebruiken, zoals christelijke feestdagen, zijn óf gangbaar geworden in de destijds geheten katholieke kerk óf gelden alleen in plaatselijke gebieden (bijvoorbeeld de dagelijkse communie, het vasten op zaterdag).
Augustinus toont zijn nuchterheid, wat ons kan bevrijden van heel wat emotionele discussies rond liturgische vernieuwingen. „Richt u maar naar het gebruik van de kerk waar u op dat moment bent. Dan kunt u aan niemand aanstoot geven en dan kan ook niemand aanstoot nemen aan u.”
Uitgever Damon levert in samenwerking met het Augustijns Instituut in Eindhoven opnieuw topklasse in het vertaalwerk. De werken zijn voorzien van kundige inleidingen en voorzien van voetnoten. Er staan inmiddels diverse andere projecten op stapel. Het zou niet verkeerd zijn dat ook eens de werken tegen de (semi)pelagianen aan de beurt kwamen. Ze vormen in het oeuvre van Augustinus immers een substantieel bestanddeel en laten zien welke thema’s hij aan het eind van zijn leven als het meest aangelegen zag. De reformatoren hebben zich juist ten aanzien van deze werken op Augustinus beroepen als „geheel de onze.”
N.a.v. ”Belijdenissen”, door A. Augustinus, uitg. Damon, Budel, 2009; 352 blz.; ISBN 978 90 5573 915 8; € 39,90;
”Augustinus voor amateur-theologen”, door Stephen Cooper uitg. Altiora Averbode, 2008; 210 blz.; ISBN 978 90 317 2582 3; € 17,50.
”Ketters en scheurmakers”, door A. Augustinus; uitg. Damon, Budel, 2009; 144 blz.; ISBN 978 90 5573 931 8; € 18,90;
”In antwoord op uw vragen”, door A. Augustinus; uitg. Damon, Budel, 2009; 176 blz.; ISBN 978 90 5573 930 1; € 19,90;