„Augustinus kan identificatiefiguur zijn”
GRONINGEN – „Augustinus gaat ervan uit dat de werkelijkheid één is. De relevantie hiervan voor ons is dat geloof en studie niet twee aparte werkelijkheden zijn. Augustinus kan zo een identificatiefiguur voor ons zijn.” Dat zei dr. J. A. van den Berg woensdagavond tijdens een open avond van theologendispuut GTSD Bonifatius.
Het dispuut, dat al twee jaar bestaat, hoopt met de komst van de PThU naar Groningen meer Groningse studenten een platform te kunnen bieden om naast de studie zich te bezinnen op de academische praktijk, het geloofsleven en de kerk. De voorzitter, Wilfred Roo benadrukt dat het dispuut niet in de plaats komt van de andere christelijke studentenverenigingen: „Dit dispuut is echt iets wat we missen in Groningen. Door je studie theologie heb je andere vragen ten opzichte van de Bijbel en het geloof dan andere christelijke studenten.”
Het dispuut staat open voor studenten met verschillende achtergronden. „We willen een positief christelijk dispuut zijn, met een theologische inslag. Het dispuut is toegankelijk voor studenten die zowel theologie als godsdienstwetenschappen studeren, maar we vragen wel instemming met de Apostolische Geloofsbelijdenis. We maken daarbij gebruik van mentoren van zowel de Rijksuniversiteit Groningen en de PThU, als van kerkelijke mentoren die zich tot de orthodoxe stromingen rekenen”, aldus medeoprichter Wilhelm Roseboom.
Tijdens de eerste avond van het seizoen, waarop achttien studenten aanwezig waren, ging dr. Van den Berg in op de thematiek van geloven en kennen bij Augustinus. Hij liet aan de hand van de levensloop van Augustinus zien dat Augustinus een hele weg moest afleggen voordat hij in zijn zoektocht naar waarheid Christus omarmde als de Waarheid en de Weg. Augustinus’ leven kent een ontwikkeling van een positie waarin de waarheid bestaat uit een absoluut systeem naar een positie die stelt dat het onmogelijk is de waarheid te kennen.
Uiteindelijk vindt Augustinus antwoorden in de kerk bij Ambrosius. Volgens de Groningse predikant zijn hiervoor verschillende oorzaken aan te wijzen. „De kerk was bescheiden wanneer het ging om waarheidsclaims. Ze had niet de pretentie alles te kunnen verklaren. Verder gaf de kerk aan Augustinus een andere leesbril voor het Oude Testament, waardoor hij zijn aanvankelijke bezwaren langzaam kon laten varen. Ten derde waren er in de kerk voor Augustinus identificatiefiguren aan wie hij zich kon spiegelen. Hij zag dat er mensen waren die hun carrière en hun roem opgaven voor het christelijke geloof.”
Aan het eind van de inleiding trekt dr. Van den Berg een aantal lijnen naar het heden. „Wetenschap is in principe goed. De werkelijkheid kan nooit tegen ons zijn, want God heeft de wereld gemaakt. Wel is het zo dat volgens Augustinus wetenschap vanuit God bedreven moeten worden, anders ontstaat er afgodendienst.” Dr. Van den Berg noemt als voorbeeld de geneeskunde die los van God tot een goddelijke macht kan verworden waar we al ons vertrouwen op stellen.
Een ander punt dat we van Augustinus kunnen leren is dat waarheid in de eerste plaats niet zozeer een systeem, maar een Persoon is. Christus is de Waarheid. Dit besef zorgt voor nederigheid en afhankelijkheid.
Tijdens het gesprek werd de vraag gesteld of Augustinus niet zijn leven op zoek was naar antwoorden. „Na het kennen van Christus is het zoeken toch anders. Daarvoor was hij verdwaald, daarna was hij op weg naar huis, zonder altijd uiteindelijke antwoorden te hebben.”