Taalkundestudente ontdekt verband kerk en dialectbehoud
Reformatorische christenen spreken een generatie langer dialect. Dat ontdekte Susanne Braamburg (22), die Veluwse dialecten onderzocht.
Braamburg komt uit ’t Harde en is studente taalwetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen. Voor haar afstudeerscriptie onderzocht ze hoe het Oost- en West-Veluws ervoor staan en wat er gedaan kan worden voor de spreektaal.
Hoe kwam je erbij je in het Veluws te verdiepen?
„Ik ben geboren in Nunspeet en opgegroeid in ’t Harde, maar sprak geen dialect. Tijdens mijn studie koos ik de richting sociale taalwetenschappen, waarin het gaat over taalbeleid, meertaligheid en minderheidstalen, waaronder het Nedersaksisch. Medestudenten zeiden: Wat ze spreken waar jij vandaan komt, dat is toch ook Nedersaksisch? Waarom doe je daar niets mee?”
Hoe zag je onderzoek eruit?
„Het onderwerp was taalrevitalisering: wat kun je doen om te zorgen dat een taal niet verdwijnt? Ik heb gekozen voor diepte-interviews. Zo krijg je achtergronden op basis waarvan je later een groot enquêteonderzoek zou kunnen doen. Ik heb zestien mensen gesproken, uit verschillende Veluwse plaatsen: drie families, vier leerkrachten en twee kerkenraadsleden. Ongeveer de helft behoorde bij een orthodox-protestantse en de helft bij een vrijere kerk; één was niet-kerkelijk.”
Wat ontdekte je?
„Vanuit mijn studie weet ik dat op veel plaatsen in de wereld in de kerk vastgehouden wordt aan een minderheidstaal, maar hier spreken mensen in de kerk juist de meerderheidstaal. Waarom is er, anders dan bijvoorbeeld in Groningen en Twente, in Veluwse kerken geen ruimte voor dialect? De gangbare redenering is: dialect is niet eerbiedig. Maar een van mijn respondenten maakte duidelijk dat er nog iets anders achter zit: men is Nederlandstalige diensten gewend en houdt het liever bij het oude.
Dat maakt echter tegelijk dat behoudende kerkmensen in het dagelijks leven het dialect langer in stand houden. Dat was heel duidelijk in Elspeet, maar ook wel in Putten. Toch lijken velen het niet erg te vinden dat het dialect verdwijnt. Men schuift de verantwoordelijkheid door: de dialectkring, de school moet er iets mee doen, en de school wijst weer naar de ouders.”
De Rijssense ‘Nedersakstivist’ Martin ter Denge roept Veluwenaren op meer met de vuist op tafel te slaan, op te komen voor de streektaal. Ben je het daarmee eens?
„Zeker. In andere Nedersaksische gebieden merk je trots op de eigen taal. Op de Veluwe passen mensen zich aan nieuwkomers uit het westen aan. Op academisch niveau is de Veluwe ondervertegenwoordigd bij streektaalonderzoek. Maar moet ík dan op die tafel slaan? Ja, zeiden medestudenten, want wie doet het anders?”
„Op de Veluwe passen mensen zich aan nieuwkomers uit het westen aan” - Susanne Braamburg, taalkundestudent
Voor je stage bij het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers coördineerde je de Veluwse vertaling van een zorgzakboekje. Gaat dat helpen?
„Het is een mooi begin, maar hiermee bereik je nog niet de jongste generaties. Het gaat erom dat ouders en scholen er iets mee doen, en dat zie ik nog nauwelijks. Als dat niet verandert, is het met de Veluwse dialecten een aflopende zaak. Wel zie ik kansen bij jongeren.”