Gaat de refozuil breken?
Hoelang blijft de refozuil nog overeind? Onlangs publiceerde het RD een discussie-interview tussen Franca Treur en haar vroegere predikant ds. P. van Ruitenburg. Bij alle verschillen van mening die zij hadden, oordeelden beiden dat de zuil op den duur gaat breken omdat de verschillen te groot worden. Wat is daarover met enige plausibiliteit te zeggen?
Er zijn maar weinig confessionele organisaties die na honderd jaar hun principiële identiteit behouden hebben. Datzelfde geldt ook van kerkverbanden. Zij ondergaan –de een meer, de ander minder– de invloed van de maatschappij en de cultuur waarin zij opereren. Van de ene generatie op de andere vindt op verschillende gebieden een zekere aanpassing plaats. Vaak wordt dat gecamoufleerd om eventuele verontrusting in de achterban te voorkomen. Maar bij een serieuze analyse zijn allerlei verschuivingen onmiskenbaar.
Duiding
De duiding daarvan is overigens nog niet zo makkelijk. Want in de loop van de tijd veranderen de omstandigheden. Soms zelfs heel ingrijpend. Nieuwe mogelijkheden doen zich voor, nieuwe vragen dringen zich op. Oude standpunten en positiekeuzes kunnen daardoor een andere betekenis krijgen. Niet zelden moet je veranderen om gelijk te blijven.
Een groeiende verscheidenheid geeft in de achterban allerlei spanningen. Uiteraard wil je mensen niet nodeloos van je vervreemden, maar niet alles kan geaccepteerd en getolereerd worden. Hoe houd je de kudde bij elkaar en hoe houd je ze op het rechte pad? Dat zijn twee belangrijke opgaven, die zich echter niet zo makkelijk laten combineren.
De Britse socioloog Steve Bruce presenteerde zo’n twintig jaar geleden de theorie van de cyclische secularisatie. Je zou ook kunnen spreken van cyclische assimilatie. Hij signaleerde dat kerken en christelijke organisaties die ontstaan zijn uit verzet tegen de secularisatie en allerlei moderne opvattingen en ontwikkelingen daardoor op den duur toch beïnvloed worden. Vaak in belangrijke mate. Zodanig zelfs dat een deel van hun mensen zich daar niet meer thuis voelt.
Veelal leidt dat tot een breuk en beginnen de verontrusten een nieuwe kerk of organisatie die aan de vroegere principes wil vasthouden. Zij vormen echter een minderheid. Het nieuwe verband is duidelijk kleiner. En het is niet uitgesloten dat het (bij een volgende generatie) dezelfde kant uit zal gaan als bij het verband waarmee men destijds gebroken heeft.
Herkenbaar
Uiteraard moeten we dit niet zien als een natuurwetmatigheid die zich altijd en onvermijdelijk zal voordoen, maar het is wel een herkenbaar patroon. De EO werd eind jaren zestig van de vorige eeuw opgericht omdat men vond dat de NCRV ver afgegroeid was van haar oorspronkelijke doelstelling. Inmiddels is ook de EO een stuk opgeschoven. Family7 is nu het alternatief voor hen die de idealen van de oprichters van de EO willen uitdragen.
GPV en RPF ontstonden uit onvrede over de bestaande protestants-christelijke partijen. Maar de ChristenUnie waarin zij samengingen heeft inmiddels een ontwikkeling doorgemaakt waardoor zij niet meer zo veel verschilt van de AR en de CHU in hun nadagen of het CDA in zijn beginjaren.
Reformatorische organisaties –of dat nu de scholen waren, het RD of de SGP– werden destijds vooral opgericht uit verzet tegen een verwaterd christendom. Men zag dat vooral belichaamd in de Gereformeerde Kerken, zowel in hun neo-gereformeerde gestalte van voor 1960 als in hun latere modern-gereformeerde vorm.
Tegenover dat oppervlakkige christendom, waarbij wedergeboorte en geloof gemakkelijk verondersteld werden, voelde men zich verbonden met de onderscheidende prediking van de oude schrijvers, de mannen van de Nadere Reformatie. Daarom kwam men tot allerlei eigen organisaties en ontstond de refozuil.
Nu werkt de verzuiling vaak sterker ten aanzien van de sociale integratie dan ten aanzien van de culturele integratie. Anders gezegd: je houdt daardoor makkelijker je mensen vast dan dat je aan je principiële overtuiging vasthoudt. Daarnaast is er ook de institutionele traagheid. Organisaties die eenmaal zijn opgericht blijven nog lang voortbestaan, ook al is bij leiding en achterban de oorspronkelijke motivatie al lang zoekgeraakt.
Verbondenheid
Als gevolg van de ontkerstening zijn de laatste halve eeuw allerlei confessionele organisaties verdwenen. Bij andere (bijvoorbeeld de VU) is de confessionele identiteit verloren gegaan. Of men is samengegaan met organisaties uit een andere zuil. Zo ontstonden CDA en FNV. In de refozuil zie je een dergelijke ontwikkeling nog niet.
Wel is het de vraag in hoeverre de verbondenheid met de oorspronkelijke uitgangspunten nog breed aanwezig is. Niet zelden beklemtoont men tegenwoordig dat Gods Koninkrijk veel breder is dan enkel de reformatorische gezindte. Men trekt de lijnen niet meer zo strikt als vorige generaties dat deden.
Op termijn moet dat consequenties hebben voor de zuilorganisaties. Gemakkelijk groeit daardoor een deel van de leidinggevenden en de achterban weg van de oorspronkelijke overtuiging. Die onderlinge vervreemding leidt tot allerlei discussies, die kunnen uitmonden in heftige conflicten. Wat is in de huidige situatie wezenlijk voor de identiteit en wat niet?
Tegelijkertijd biedt een principiële heroriëntatie mogelijkheden om aansluiting te zoeken (in welke vorm dan ook) bij anderen. Het Gereformeerd Politiek Verbond was jarenlang gesloten voor niet-vrijgemaakten. Inmiddels staat de ChristenUnie, waarin het GPV is opgegaan, ook open voor rooms-katholieken. Dat zegt wel wat.
Zo staan ook reformatorische organisaties en instellingen voor allerlei dilemma’s. Houd je de lijnen strak, dan verlies je wellicht een deel van je mensen. Laat je de teugels vieren, dan kom je op den duur wellicht uit bij het tegenovergestelde van wat het voorgeslacht voor ogen stond. We spreken in dat geval van de omgekeerde zuilwerking. Er is dan ook zeker reden om bezorgd te zijn.
De auteur is oud-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.