Kerk & religieHermeneutiek

Prof. Van den Belt: Bijbel blijft onfeilbare bron om tot kennis en waarheid te komen

De Bijbel is en blijft de onfeilbare bron om tot kennis en waarheid te komen. Wie die visie verwerpt omdat die blijk zou geven van een modern ”funderingsdenken”, kan zomaar „met het badwater van het rationalisme het kind van de protestantse Schriftleer wegspoelen”.

23 May 2024 10:59Gewijzigd op 24 May 2024 06:38
Prof. dr. H. van den Belt, hoogleraar VU en TUA. beeld Anton Dommerholt
Prof. dr. H. van den Belt, hoogleraar VU en TUA. beeld Anton Dommerholt

Die waarschuwing uit prof. dr. Henk van den Belt in zijn nieuwste boek, getiteld ”Geestspraak. Hoe we de Bijbel kunnen verstaan” (uitg. KokBoekencentrum). Een boek dat hij schreef op verzoek van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Over ditzelfde thema, dus over het werk van de Heilige Geest, over Schriftgezag en hermeneutiek, spreekt de hoogleraar vrijdag in zijn inaugurale rede aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA). De theoloog is in september 2023  benoemd  tot hoogleraar systematische theologie, een functie waarin hij de vorig jaar vertrokken prof. dr. A. Huijgen opvolgde. Hij doet dit werk naast zijn leerstoel aan de Vrije Universiteit Amsterdam.

Uw boek ”Geestspraak” heeft als ondertitel: ”Hoe we de Bijbel kunnen verstaan”. Waarom ”kunnen” en niet ”moeten”? Dit klinkt wel heel voorzichtig.

„Inmiddels hebben ook anderen mij daarop gewezen. Maar ik heb die ondertitel bewust gelaten zoals ik hem geformuleerd had. Ik heb er iets van verwondering mee willen uitdrukken: hoe geweldig mooi het is, en een genade van God, dat wij, zondige mensen, door de werking van de Heilige Geest de Bijbel kúnnen lezen en begrijpen.

Ik heb door deze woordkeuze geen ruimte willen scheppen voor allerlei manieren van Bijbellezen. Al is het feitelijk natuurlijk wel zo dat mensen de Bijbel op diverse manieren kunnen lezen. Bijvoorbeeld op een puur literaire wijze. Maar daar kies ik niet voor. Ik kies er bewust voor om, in het gereformeerde spoor, de Schrift gelovig te lezen als het gezaghebbende Woord van de levende God. Zo dient hij zichzelf ook aan ons aan.”

Dit uitgangspunt van u wordt in de gereformeerde gezindte nog altijd breed gedeeld. Niemand beweert daar dat de Bijbel voor hem of haar níét gezaghebbend is. Toch ontstaat er steeds meer verdeeldheid over thema’s als schepping en evolutie, vrouw en ambt, homoseksualiteit.

„Dat is een van de vragen die aan de basis liggen van dit boek. Hoe kan het nu toch dat er, sinds het begin van deze eeuw, in grote delen van de evangelische beweging en ook wel in de brede gereformeerde gezindte over diverse thema’s zó anders wordt gedacht dan voorheen? Dat velen nu geen moeite meer hebben met vrouwelijke predikanten, met theïstische evolutie en met homoseksuele relaties?

Kijk, toen ik in de jaren negentig in Leiden theologie studeerde, was er een medestudente die preekte over de tekst dat vrouwen moesten zwijgen in de gemeente. Zij betoogde dat de onderdrukking van vrouwen nu wel lang genoeg geduurd had en dat de mannen nu maar eens moesten zwijgen. Nu hebben we te maken met medechristenen die zich aan de Bijbel willen onderwerpen en die Jezus Christus erkennen als Zaligmaker, maar die toch tot heel andere keuzes komen.”

Hoe verklaart u deze ontwikkeling?

„Een van de dingen waar ik in mijn boek op wijs, is dat er onder evangelicalen, wereldwijd, en ook in een deel van de Nederlandse gereformeerde gezindte, een meer postmoderne manier van geloven is ontstaan. Stellige zekerheden zijn niet meer populair, authentieke ervaring wel; het geloof is een zoektocht geworden.

In 1997 was er een omslagpunt toen de Evangelische Omroep ter gelegenheid van zijn dertigjarig bestaan een conferentie organiseerde over ”De boodschap en de kloof”. Daar werd „de (historisch-)letterlijke interpretatie van de Schrift” een voorbeeld van modern denken genoemd en werd gezegd dat we afstand moesten nemen van het zogeheten funderingsmodel bij de uitleg van de Bijbel.

Volgens mij gaat het op zo’n moment fout. Let wel: er kunnen best bezwaren aangevoerd worden tegen het funderingsdenken. Maar het geheel aan de kant schuiven hiervan is zeer bezwaarlijk. Dan spoel je met het badwater van het rationalisme het kind van de protestantse Schriftleer weg.”

Kunt u dat nader uitleggen?

„Ik geef toe: 20e- en 21e-eeuwse Bijbelgetrouwe christenen gaan soms te rationeel met de Schrift om. Dan benader je de Bijbel vanuit een modern, wetenschappelijk waarheidsbegrip. En probeer je zaken in de Schrift die tegenstrijdig lijken, misschien op een geforceerde manier te harmoniseren. Of wil je het bestaan van God rationeel bewijzen.

Bij zulke vormen van funderingsdenken kun je terecht vragen stellen. Maar ik ben bang dat degenen die het funderingsdenken geheel terzijde schuiven, ook de klassiek-christelijke gedachte loslaten dat Gods openbaring de bron, de oorsprong is van onze kennis over God en over de wereld. De Latijnse term die daarvoor vanouds werd gebruikt, is dat Gods Woord het principium, het begin is. De Bijbel is het onbetwistbare uitgangspunt voor leer en leven.

Dié gedachte mag je niet framen als een uitvinding van protestantse christenen van na de verlichting. Nee, het is een klassiek-christelijke, eeuwenlang aanvaarde opvatting, die bijvoorbeeld ook al door Thomas van Aquino werd verwoord. Als je dit denken inwisselt voor een postmoderne benadering van de Schrift, kom je op een verkeerd spoor terecht.

Dan vat steeds vaker de gedachte post dat een Bijbeltekst niet zozeer een vaste betekenis in zichzelf heeft, maar dat lezers er in hun tijd en context, verlicht door de Heilige Geest, hun eigen betekenis aan kunnen geven. En dat die betekenis dus niet objectief is, maar steeds kan veranderen. Dan komt er, voor je het weet, steeds meer op losse schroeven te staan.”

Bij welke concrete thema’s kan het in dit opzicht misgaan?

„Het kan misgaan bij iemands visie op vrouw en ambt. Dat gebeurt bijvoorbeeld als theologen Bijbelteksten vooral gaan zien als een zogeheten taalhandelingsdaad. Dan redeneert men zo: dat Paulus vrouwen vermaande om stil te zijn in de gemeente, komt doordat de apostel in de maatschappij van toen geen aanstoot wilde geven. Dus als wij in onze samenleving geen aanstoot willen geven, moeten we vrouwen in de kerk precies dezelfde rechten en mogelijkheden geven als mannen. Anderzijds is het ook verkeerd om heel massief dé vrouw in hét ambt af te wijzen. Dat ligt in het Nieuwe Testament genuanceerder dan sommige reformatorische christenen denken.

Een ander actueel voorbeeld is de acceptatie van homoseksuele relaties. Die vindt soms plaats met het argument dat wij over de homoseksuele geaardheid meer weten dan Paulus en dat we homoseksuele relaties in liefde en trouw niet zomaar mogen veroordelen op basis van enkele losse Bijbelteksten, maar dat we dit vraagstuk moeten bezien vanuit het centrale gebod van de liefde.

„Het is een verleidelijke dwaling als christenen gelijkgeslachtelijke seksuele relaties in liefde en trouw accepteren ” - Prof. dr. H. van den Belt, hoogleraar systematische theologie TUA

En ik erken: in de huidige culturele context is het een verleidelijke dwaling als christenen gelijkgeslachtelijke seksuele relaties in liefde en trouw accepteren. Verleidelijk, omdat wij in bepaalde opzichten inderdaad meer weten dan de Bijbelschrijvers. En ook vanwege het beladen verleden van de kerk op dit punt.

Toch blijf ik het een dwaling noemen. Want juist als je niet slechts op enkele losse teksten afgaat, maar de hoofdlijn van de Bijbelse boodschap in het oog probeert te houden, zoals dat God in het begin man en vrouw geschapen heeft, moet je wel concluderen dat seksuele intimiteit alleen in het huwelijk tussen man en vrouw thuishoort.”

In discussies over vrouw en ambt, bijvoorbeeld in de Christelijke Gereformeerde Kerken of in de Nederlandse Gereformeerde Kerken, krijgen voorstanders vaak te horen dat zij een „nieuwe hermeneutiek” introduceren. Ziet u dat ook zo?

„Zelf zal ik dat verwijt niet snel uiten. Want wat noem je in dit geval nieuw? Vaak zijn het gewoon dezelfde oude argumenten die in de jaren zestig en zeventig gebruikt werden door de midden-orthodoxie in de Nederlandse Hervormde Kerk. Verder moet je discussies over gevoelige thema’s mijns inziens niet te snel afkappen door te roepen: dat is allemaal nieuwe hermeneutiek. Dat is mij iets te gemakkelijk.

„Kap discussies over gevoelige thema’s niet te snel af met: dat is allemaal nieuwe hermeneutiek” - Prof. dr. H. van den Belt, hoogleraar systematische theologie TUA

Vroeger verstond men onder hermeneutiek: bezinning op de regels voor exegese. Later ontwikkelde zich de definitie tot: bezinning op het proces van uitleggen van de Schrift. Dus: wat ben je aan het doen als je de Bijbel uitlegt? Ik vind het niet verkeerd om die vraag te stellen. Wel is het natuurlijk erg belangrijk welk antwoord je hierop geeft.”

U schrijft in uw boek, dat beoogt het begin van een reeks studies te zijn, dat u die nieuwe hermeneutische vraag wilt beantwoorden vanuit de pneumatologie. Wat bedoelt u daarmee?

„In mijn boek beantwoord ik de vraag hoe de Heilige Geest werkt bij ons lezen en begrijpen van de Bijbel. Ik onderscheid in mijn studie tien aspecten van het werk van de Geest in dezen. Dat zijn ook meteen de tien hoofdstukken van het boek.

Zo gaat het eerste hoofdstuk erover dat de Geest een Héilige Geest is. Dat maakt dat we de Schriften lezen met een grondhouding van diep ontzag voor God. Als de heilige en drie-enige God spreekt, mogen wij zwijgen en luisteren. Andere hoofdstukken gaan bijvoorbeeld over de Geest en de eenheid van de Bijbel of over de inspiratie: de Geest als Geest van de profetie.

In elk hoofdstuk probeer ik ook een praktische toepassing te maken op thema’s die in de kerk van nu spelen. Zo ga ik bij het hoofdstuk over de Geest in schepping en geschiedenis in op het thema van de ouderdom van de aarde. En bij het hoofdstuk over de Geest die Gods wet in het hart schrijft op de seksuele ethiek.”

In het hoofdstuk over de inspiratie stelt u dat u liever niet spreekt over de foutloosheid van de Bijbel.

„Het spreken over foutloosheid of inerrancy vinden we onder meer bij Amerikaanse evangelicals, die dat in de tweede helft van de vorige eeuw ook in een verklaring vastlegden. Ik zie dat als een te krampachtige poging om het gezag van de Schrift hoog te houden. Volgens mij hebben we de term foutloosheid niet nodig. De reformatoren gingen soms soepel en ontspannen om met mogelijke fouten in de tekst. Calvijn had bijvoorbeeld twijfels over de vraag of 2 Petrus wel echt door de apostel geschreven was.

„De term foutloosheid hebben we in onze verdediging van het Schriftgezag niet nodig” - Prof. dr. H. van den Belt, hoogleraar systematische theologie TUA

Ik houd het daarom liever bij de verwoording door de Nederlandse Geloofsbelijdenis, die de Heilige Schrift een „onfeilbare regel” noemt. De Latijnse vertaling heeft certissima regula: de zekerste regel. Wij kunnen op de Bijbel aan. We feilen niet en vergissen ons niet als wij ons op Gods Woord verlaten. Volgens mij is die formulering voldoende.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer