Het geloof in Gods voorzienigheid hoeft niet te leiden tot passiviteit of determinisme. Een verstaan van dit leerstuk vanuit het werk van de Heilige Geest kan de theologie helpen om juist troost en houvast te bieden.
Dat stelde prof. dr. Henk van den Belt vrijdag aan de Vrije Universiteit (VU) Amsterdam bij de aanvaarding van zijn ambt als hoogleraar systematische theologie aan de faculteit religie en theologie. De hoogleraar, die per 1 januari dit jaar werd benoemd als opvolger van prof. dr. C. van der Kooi, sprak in zijn rede, onder de titel ”Deo volente”, over Gods voorzienigheid en de vrijheid van de Geest.
Volgens dr. Van den Belt lijdt de voorzienigheidsleer in de theologie vandaag de dag aan „geestelijke bloedarmoede”, omdat er een toenemende neiging bestaat om God en de wereld „ineen” te denken, het zogenoemde monisme. Het gevolg daarvan is dat Gods vaderlijke zorg in de moderne context als een gesloten en deterministisch systeem wordt verstaan.
De hoogleraar pleitte er daarom voor „het troostrijke geloof in Gods vaderlijke zorg” te belichten vanuit het perspectief van „het bevrijdende werk van de Heilige Geest.” Een niet voor de hand liggende benadering, volgens dr. Van den Belt, omdat de onderhouding en regering van de wereld meestal verbonden worden aan het geloof in God de almachtige Vader.
Hij wilde die lijn ook vasthouden, maar stelde dat Gods voorzienigheid dan wel als een relatie moet worden verstaan, als vaderlijke voorzorg door de Geest. Hij maakte het daarbij even heel persoonlijk: „Gods voorzienigheid betekent dat God mij kent zoals ik ben, en toch bemint.”
Welkom
Dr. Van den Belt werd welkom geheten door prof. dr. Ruard Ganzevoort, decaan van de faculteit religie en theologie van de VU. Deze schetste wat de nieuwe hoogleraar met zijn leerstoel systematische theologie voor ogen staat: „een constructieve bijdrage aan de klassieke gereformeerde theologiebeoefening, die tegelijkertijd weet heeft van en in gesprek is met de moderne context, of dat nu is die van de interreligieuze ontmoeting of die van het moderne levensgevoel.”
Hij stelde dat de faculteit „zeer verguld” is dat de weg van dr. Van den Belt, na zijn werk als bijzonder docent en bijzonder hoogleraar vanwege de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland aan de universiteiten van Utrecht en Groningen, aan de VU een vervolg mag vinden. „Nu op een gewone leerstoel, maar opnieuw mede ondersteund door de Gereformeerde Bond.” Hij dankte in dat verband het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond „voor zijn visie en de bereidheid om op deze wijze de theologiebeoefening te ondersteunen.”
Prof. Ganzevoort zei er vertrouwen in te hebben dat dr. Van den Belt ook aan de VU, onder andere als leider van het Herman Bavinck Center en als coördinator van het nieuwe Cornelis Graafland Centrum, zal blijven „volharden in de pogingen om de theologie in gesprek te brengen met de moderne samenleving.”
Volgens de decaan komt dr. Van den Belt in een spannende periode bij de facultaire gemeenschap binnen. „Want wij zijn zelf namelijk ook onderweg en in beweging. En met alle daarbij behorende onvolmaaktheid op pad naar een nog meer relevante positie in de samenleving. En daarbij behoren ook, we hebben het al gemerkt in het achterliggende halve jaar, confrontaties tussen klassieke tradities en moderne samenlevingswaarden.” Prof. Ganzevoort: „Met andere woorden: je bent hier helemaal op je plek en we hebben je keihard nodig.”
Hij herinnerde aan de traditie van het vakgebied, met illustere voorgangers als Kuyper, Bavinck, Berkouwer, Veenhof en Van der Kooi. „Van den Belt klinkt best goed in die rij”, aldus prof. Ganzevoort.