Allerlei betrouwbare onderzoeken hebben aangetoond dat het antisemitisme toeneemt. Dat zal niet zonder gevolgen blijven. Daarom een historische schets ter waarschuwing voor heden en toekomst. En om tot actie aan te zetten.
Joseph Goebbels, minister van Volksvoorlichting en Propaganda in Hitlers Derde Rijk, zei op een partijbijeenkomst over de Joden: „Zoals een coloradokever een aardappelgewas vernielt –het diertje kan niet anders– zo vernielen de Joden volkeren en staten. Er bestaat maar één oplossing voor dit gevaar: radicale en totale opruiming.” Een daverend applaus volgde.
Julius Streicher, een van de nauwste vrienden van Hitler, gaf iedere week een antisemitisch blad uit, Der Stürmer geheten. Dit smaadschrift stond vol met boze leugens en verachtelijke gemenigheidjes (vooral pornografische) over Joden. Het blad was overal in het land te lezen in vitrinekasten.
Schuldig verklaard
Voor de beschaafde, intelligente en hogere maatschappelijke klassen bestond er een vergelijkbaar tijdschrift: Das Reich. Daarin leverde Goebbels op 16 november 1941 een bijdrage met als titel ”De Joden zijn schuldig”. De propagandaminister wist als een ‘betrouwbare vaderlander’ erin te hameren dat Duitslands Germaanse eer door de Joden werd gekrenkt. Alle Duitsers moesten aannemen dat de Joden schuldig waren. Enkele stellingen van Goebbels:
De Joden zijn ons verderf. Ze hebben deze oorlog veroorzaakt. Zij willen het Duitse rijk en ons volk vernietigen. Hun plan moet ontmaskerd worden.
Er bestaat geen onderscheid tussen Joden en Joden. Iedere Jood is een gezworen vijand van het Duitse volk. En als hij ons zijn vijandschap niet toont, omdat hij laf en sluw is, leeft die haat toch in zijn hart.
Als een Duitse soldaat in deze oorlog sneuvelt, is dat de schuld van de Joden. Voor die schuld moeten zij boeten.
De Joden worden door het buitenland beschermd. Het buitenland is daarom ook onze vijand.
Wie een Jood helpt, is een vijand en verrader van ons volk.
Als de Joden geëmotioneerd naar u komen, weet dan dat ze misbruik maken van uw vergeetachtigheid. Laat ze meteen merken dat u hen doorhebt en discrimineer hen.
Het is rechtvaardig dat een fatsoenlijke vijand na zijn nederlaag door ons lankmoedig wordt behandeld. Maar de Jood is geen fatsoenlijke vijand, hij doet maar alsof.
De Joden hebben deze oorlog veroorzaakt. Door onze behandeling doen we hun geen onrecht. Ze hebben eigenlijk veel meer straf verdiend.
Dit is de taal van een ”Übermensch” die zich ontpopt als een onmens.
Elimineren
Na januari 1933 –Hitler was aan de macht gekomen– maakte een overvloed aan wetten en maatregelen het Joodse leven in Duitsland tot een hel. Zo was op 15 september 1935 de wet op het rijksburgerschap (actueel in Duitsland!) van kracht geworden. Daardoor hadden de Joden geen burgerrechten en geen stemrecht meer.
„Door de wet op het rijksburgerschap hadden Joden geen burgerrechten en geen stemrecht meer”
Andere beperkingen volgden, zoals de rassenwetten van Nürnberg en de davidsster. Wie Joden hielp, bracht zichzelf in groot gevaar. Uiteindelijk werden de Joden naar concentratiekampen gebracht, zoals Auschwitz, Dachau, Sobibor en Theresienstadt. Dit hele proces van Jodenhaat is terug te brengen tot enkele werkwoorden: signaleren, registreren, discrimineren, isoleren, deporteren en elimineren.
Niemöller en Bonhoeffer
Wat heeft de Evangelische Kerk in Duitsland (EKD) gezegd en gedaan? Op deze vraag kwam na de oorlog een antwoord van de predikant en kerkhistoricus Wilhelm Niemöller. Hij was een jongere broer van ds. Martin Niemöller en een vriend van ds. Paul Schneider. Hij schreef: „Slechts een klein deel, dat wil zeggen de Bekennende Kirche, heeft geprobeerd voor de kerkelijke Joden iets te betekenen.”
„De Pfarrernotbund protesteerde tegen de verminking van de belijdenis van de Evangelische Kerk in Duitsland”
De Pfarrernotbund, in 1933 door Martin Niemöller en Dietrich Bonhoeffer opgericht tegen de invloed van de nazi’s in de kerk, liet een protest horen tegen de verminking van de belijdenis van de EKD. Dat protest luidde: „De verminking van de belijdenis van onze kerk is ontstaan door het aannemen van de ariërparagraaf in de kerk van Christus. Wie geen Ariër is, dient uit de kerk te verdwijnen.” Aarzelend, angstig of met veel reserve is vanuit dit protest gehandeld. Een enkeling is dapper en consequent geweest in het helpen van de Joodse broeders en zusters. Na de Kristallnacht van november 1938 waren er opnieuw slechts enkele predikanten en gemeenteleden die tot daadwerkelijke hulp bereid waren, door woord en/of daad. Maar het totaalbeeld van de kerk, ook van de Bekennende Kirche, is heel somber. En zo is een van de schoonste gelegenheden voor de christenen om door christelijk handelen te bewijzen wat God van hen vraagt nutteloos voorbijgegaan.
Voor ons blijft niets anders over dan boete te doen en schuld te belijden. Als we nu Joden ontmoeten, dan past het ons te belijden wat de leiding van de Bekennende Kirche in 1948 heeft gezegd: „Wij weten heel goed hoe wij u, door ons stilzwijgen en door ons gebrek aan liefde, moeite geven om te geloven dat nu de tijd van het heil is gekomen, waarin Joden en heidenen God en de Vader van onze Heere Jezus Christus eensgezind en met één mond zullen loven, vanwege Zijn waarheid en barmhartigheid.”
Cheider
Op 20 januari 1942 kwamen vijftien hooggeplaatste nazi’s samen in een villa aan de Wannsee, een groot meer in een buitenwijk van Berlijn. Ze bespraken de moord op 11 miljoen Europese Joden. Ging hier de rode draak niet verschrikkelijk tekeer?
In nazi-Duitsland werd deze antiregeringsmop gefluisterd: „Een Joodse familie zond een brief naar het buitenland. Daarin stond te lezen: Met ons gaat het goed. Geen Jood wordt ook maar één haar gekrenkt. Hitler brengt ons naar een betere toekomst. Abraham Moritz, die het tegendeel heeft beweerd, wordt overmorgen begraven.”
Waar horen we vandaag de stem van de kerken tegen het antisemitisme? Is het niet hun taak om de overheid te stimuleren om de Joodse onderdanen voortdurend en volledig bescherming te bieden? En is het Amsterdamse Cheider onze steun niet 100 procent waard? Als het collectief niet mogelijk is, moeten we Israël individueel steunen. Door gebed, Woord en daad. En laten we de woorden van Psalm 122:6 niet vergeten: „Bidt om de vrede van Jeruzalem; wel moeten zij varen, die u beminnen.”
De auteur is oud-directeur van een basisschool.