Meditatie: Berouw en geloof
„Ongerechtige dingen hadden de overhand over mij, maar onze overtredingen, die verzoent Gij.”
Psalm 65:4
Men kan niet te veel van God vragen. Al is men arm en ellendig, terwijl men zijn knieën voor Hem buigt. Al weet men ook niet, wat men zeggen moet van louter angst en ellende van de ziel. Al spreekt men dezelfde woorden steeds opnieuw en stort men in de geest opnieuw het hart voor God uit: God verhoort het gebed!
Ja, God verhoort het gebed; maar onder één voorwaarde. Eén ding is het, wat het Woord niet moe wordt om te prediken: berouw en geloof. Het predikt dat men zich tot God wendt, zich tot Hem keert met een waarachtige belijdenis van zonde, in waarachtig berouw over de zonde, met het oprechte voornemen de zonde te mijden en te vlieden.
Zouden wij mogen vrezen door Hem afgewezen te worden? Het waren immers melaatsen, lammen, blinden en door de duivel zwaar gepijnigden, die riepen: „Heere Jezus, gij Zone Davids, ontferm U mijner!” Zij werden verhoord. God verhoort het gebed. Dat wordt geloofd en beleden door de gemeente Gods.
Op de biddag zijn de kerken alle te klein geweest in het land. Alles spoedde zich tot het gebed. Was dat nu alles bekeerd volk? Was het niet een volk, dat voor het grootste gedeelte zijn God vergeten is? Ben ik het, en heb ik betere kennis van God en Zijn Woord, dan heb ik zevenvoudige slagen verdiend vanwege mijn zonde.
H.F. Kohlbrugge,
predikant te Elberfeld
(”Van oorlog en vrede”, 1870)