Belijdenis doen steeds minder populair
Het aantal jongeren dat openbare geloofsbelijdenis doet in de kerk neemt elk jaar af. Dat roept de vraag op: hoe belangrijk is de kerk nog voor jonge mensen?
Belijdenis doen, Mirjam (23) vindt het maar ingewikkeld. Ze groeide op in een gereformeerde gemeente en ging altijd trouw naar catechisatie. In het seizoen 2017/2018 volgde ze er belijdeniscatechisatie, maar aan het einde van het jaar sloeg de twijfel toe. „Als je belijdenis doet, moet je van harte achter de leer van de gemeente staan. Je zegt eigenlijk: dit is de goede manier om kerk te zijn. Dat vond ik lastig, want ik had best een aantal dingen waar ik het niet mee eens was.”
Het belangrijkste bezwaar voor Mirjam, die niet met haar eigen naam in de krant wil, was dat in de Gereformeerde Gemeenten wordt benadrukt dat jongeren belijdenis van de waarheid doen in plaats van een persoonlijk geloof. „Een gevolg hiervan is dat mensen niet aan het heilig avondmaal gaan en zelfs dingen doen die niet stroken met een Bijbelse levensstijl. Daar heb ik moeite mee.”
Het afgelopen jaar praatte ze met haar ouders en een ouderling over haar vragen. Ook mailde ze haar predikant, maar tot een beslissing kwam het niet. „Ik wil niet de makkelijke weg nemen door over te stappen naar een andere kerk, maar belijdenis doen van zaken waar ik niet achter sta, kan ik niet. Ik moet een keer de knoop doorhakken, maar dat stel ik steeds uit.”
Eigen keuzes
Het verhaal van Mirjam staat niet op zichzelf. In de Gereformeerde Gemeenten (GG) deden vorig jaar 1237 jongeren belijdenis op een totaal van 107.664 leden. In 2008 waren dat er nog 1553 op een totaal van 104.281 leden. Dat zijn 316 belijdenissen minder in tien jaar tijd.
De oorzaak van de afnemende bereidheid onder jongeren om geloofsbelijdenis te doen, zoekt Laurens Kroon, directeur van de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten, voornamelijk in de invloed van de postmoderne cultuur op de kerk. „De samenleving individualiseert. Jongeren maken eigen keuzes. Het feit dat hun ouders lid zijn van een gereformeerde gemeente is voor hen geen reden om dat ook te worden.”
Bovendien willen mensen zich minder snel binden dan vroeger, zegt hij. „Dat zie je in de hele samenleving en ook in de kerk. Trouw blijven aan de gemeente waar de Heere je een plek heeft gegeven, is minder vanzelfsprekend.”
Uitstelgedrag komt Kroon ook tegen, hoewel de jeugdbond geen cijfers beschikbaar heeft van de leeftijd waarop doopleden belijdenis doen. „Er zijn jongeren die aangeven dat ze pas geloofsbelijdenis willen afleggen als ze een gemeente hebben gevonden die bij hen past. Ze willen zich niet op jonge leeftijd al vastleggen voor de toekomst.”
Aan de druk vanuit de cultuur zit ook iets positiefs, constateert Kroon. „Als jongeren ja zeggen, doen ze het bewust. Als reactie op de geseculariseerde wereld om hen heen voelen ze zich gedrongen om zich te verbinden aan een christelijke gemeente. Sommige al op heel jonge leeftijd, als ze achttien of negentien jaar oud zijn.”
De nadruk ligt volgens Kroon meer dan vroeger op het belijden van het geloof in plaats van de leer. „Jongeren willen niet alleen de waarheid belijden, maar worstelen met de vraag of ze God kennen en hoe ze tegenover Hem staan. Belijdenis doen is een persoonlijke keus geworden, waarbij indringende vragen worden gesteld.”
Imagoprobleem
Ook in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) zijn de cijfers niet rooskleurig. In 2009 deden er 5700 mensen belijdenis. Vorig jaar was dat aantal gedaald tot 3000.
Nelleke Quist, specialist catechese bij Jong Protestant (JOP), een afdeling van de dienstenorganisatie in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), wijt dit aan het afnemend aantal jongeren in de kerk. „Nog maar 14 procent van het ledental van de kerk bestaat uit jeugd van 0-19 jaar. Met name de leeftijdscategorie 20-24 jaar daalt hard. Dat is precies de vijver waarin gevist wordt op belijdeniscatechisanten.”
Ook zij schetst net als Kroon een ontwikkeling waarin jongeren zich minder snel binden aan de kerk. „Belijdenis doen vinden veel jongeren niet zo relevant. Ze maken het weinig mee en zien het als een formaliteit. Ze denken vaak dat het betekent dat je kiest voor een bepaalde kerk in plaats van dat je belijdenis doet van je persoonlijke geloof in God. In die zin is er sprake van een imagoprobleem.”
Quist constateert wel een grote behoefte aan verbinding in de maatschappij. „Dat zie je aan de groei van het aantal pioniersplekken. Mensen willen ergens bij horen en als kerk hebben wij hen iets te bieden. Maar dat vertaalt zich niet gelijk in een toename van mensen die belijdenis doen.”
Gespreksgroep
In de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) blijkt uit onderzoek van het deputaatschap kerkjeugd en onderwijs en beide jeugdbonden (LCJ en CGJO) dat er minder jongeren openbare geloofsbelijdenis afleggen en dat ze bij hun jawoord ouder zijn dan vroeger. De resultaten van het onderzoek worden in november bekend gemaakt.
Ds. H. Peet, voorzitter van het deputaatschap, herkent de dalende tendens. „Het is in de dertig jaar dat ik predikant ben steeds moeilijker geworden om jongeren aan de kerk te binden. Tegen de aantrekkingskracht van de wereld en de huidige cultuur blijken velen niet bestand.”
Het feit dat jongeren ouder zijn als ze belijdenis afleggen, ziet hij niet direct als negatief. „Jongeren maken bewuster een keuze dan vroeger. Ze willen voor 100 procent achter hun jawoord staan. „Als ik het doe, wil ik het uit m’n tenen doen”, zei iemand eens tegen mij.”
Het valt de predikant uit Sliedrecht op dat er bij veel jongeren een gat bestaat tussen het volgen van de reguliere catechese en de belijdeniscatechisatie. „In de tussentijd gebeurt er vaak van alles in hun leven. Ze gaan studeren, krijgen een baan, een relatie. Bij sommigen wordt de band met de kerk zwakker.”
Er ligt volgens hem daarom een taak voor de kerkenraad om catechisanten te begeleiden in deze periode. „Denk bijvoorbeeld aan een gespreksgroep voor de oudere jeugd. Dat kan voorkomen dat twintigers afhaken als ze alle catechisatieboekjes hebben doorlopen en niet klaar zijn om belijdenis te doen.”
Degenen die niet komen tot het afleggen van belijdenis, wil de predikant niet direct bestempelen als toekomstige kerkverlaters. „Er zijn jongeren bij wie het geloof niet leeft. Maar ik kom ook serieuze jongeren tegen die het doen van belijdenis uitstellen, omdat ze veel twijfels en vragen hebben.”
Luisterend oor
Ook JBGG-directeur Kroon ziet een belangrijke taak liggen bij de plaatselijke gemeente. „In veel kerkenraadsvergaderingen staat de zorg voor jongeren hoog op de agenda. Persoonlijk contact is heel belangrijk. De catecheet, de wijkouderling en de leider van de jeugdvereniging hebben daarin een taak. We moeten laten zien dat het goed is om de Heere lief te hebben en dat Hij trouw aan Zijn gemeente wil zegenen.”
Hij wijst erop dat jongeren zich bewuster verbinden aan een gemeente waar ze zich thuis voelen. „Instituten zijn minder belangrijk voor hen. Emotie en gevoel spelen een grotere rol. Daar kunnen we van leren dat het belangrijk is om als gemeente oog voor de gemeenschap te hebben. Die Bijbelse notie mogen we best benadrukken in deze tijd.”
Ds. Peet vindt het van groot belang dat de kerk een jongere al jong in beeld heeft. „Laten we niet alleen de ouderen uit de gemeente regelmatig bezoeken, maar ook aan onze jongeren een luisterend oor bieden.”
Uit onderzoek blijkt volgens hem dat jongeren steeds jonger de beslissing nemen om zich bij een kerk aan te sluiten of niet. „Laten we daarom al vroeg energie steken in de relatie met onze doopleden. Met het gebed of de Heere onze inspanningen wil zegenen.”
Quist pleit ervoor om de leeftijd waarop jongeren belijdenis doen te vervroegen. „Het zou mooi zijn als de kerk een ritueel creëert waarbij jongeren al jong ja tegen hun doop te zeggen en deel uit maken van de gemeenschap van de kerk. Dat kan ontzettend goed zijn voor hun geestelijke ontwikkeling.”
Ze adviseert kerkenraden om jongeren te behandelen als volwaardige gelovigen. „Toon echte interesse in ze, zoek naar verbinding. Denk niet: ze zoeken vooral elkaar op. Er heerst meer eenzaamheid onder jongeren dan wij denken.”
Die belangstelling kan heel eenvoudig beginnen, vertelt de specialist catechese. „Een groep studenten uit een gemeente was uitgewaaierd over het hele land. Eén keer per maand kwamen ze bij elkaar. Na een poosje sloot de jeugdouderling bij hen aan en inmiddels heeft een groot deel van de groep belijdenis afgelegd.”
Aantal eerste communies in RKK daalt
De Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) en de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK) luidden in 2017 de noodklok. Het aantal kerkleden dat openbare geloofsbelijdenis aflegt, neemt steeds verder af. In de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt liep het aantal terug van 1161 (2015) naar 1113 (2016). In de Nederlands Gereformeerde Kerken ging het om 242 respectievelijk 215 kerkleden. Deze ontwikkeling sijpelt nu ook door bij kerken in de gereformeerde gezindte.
Van de Hersteld Hervormde Kerk, de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en de Oud Gereformeerde Gemeenten zijn geen gegevens bekend over het aantal afgelegde belijdenissen des geloofs.
In de Rooms-Katholieke Kerk is eveneens sprake van een daling van het aantal kinderen dat de eerste communie aflegt. Dat berichtte de nationale nieuwszender NOS in juni van dit jaar. In 2003 deden nog 40.435 kinderen de communie. In 2017 waren dit nog 16.620.
Volgens het bisdom Roermond is de belangrijkste oorzaak van de daling de ontkerkelijking.
„Ouders gaan niet meer naar de kerk, kinderen worden niet meer vanzelfsprekend gedoopt, en dus doen ze ook de communie niet meer.”
In Limburg deden 4500 kinderen de eerste heilige communie in 2017. In de twee Brabantse bisdommen, Breda en Den Bosch, kregen 5400 kinderen hun eerste hostie. In de rest van Nederland lagen die aantallen veel lager.
serie Catechisatie
Dit is het slot van een vierdelige serie over catechese bij de start van een nieuw kerkelijk seizoen.