Als kind had Nana van Dort een optreden met haar fanfarekorps op het plein voor de Noorderkerk in Amsterdam. „Toen dacht ik: als ik groot ben, wil ik naar deze kerk.” Nu, ruim zestig jaar later, neemt ze deel aan een Alphacursus en bezoekt ze de lunchdiensten in de Noorder.
Een kille ochtend, begin november. In de Amsterdamse Jordaan zoekt een rondvaartboot van rederij Plas tussen de woonboten door zijn weg. Op de Noordermarkt, voor Winkel 43, doen mensen aan lange houten tafels zich tegoed aan een warme kop koffie of thee. Menigeen heeft een muts of capuchon op. Voor de ingang van de zaak staat een rij klanten te wachten.
„Daar verkopen ze de lekkerste appeltaart van Amsterdam”, verklaart ds. Dick Wolters (42) de drukte bij de uitspanning. Even later opent hij de deur van de Noorderkerk, op hetzelfde plein. Sinds juni 2021 is hij als pionier-predikant voor de IZB verbonden aan de gemeente die hier samenkomt. Deze is onderdeel van de Protestantse Kerk Amsterdam en noemt zichzelf op haar website „open-orthodox.”
Buurtbewoner Van Dort (70) schuift ook aan in de Ds. Jan Koopmanskamer in de kerk, genoemd naar de predikant die de gemeente in de Tweede Wereldoorlog diende. In 1945 kwam hij –op 39-jarige leeftijd– door een verdwaalde Duitse kogel om het leven. Van Dort vertelt dat ze in de Jordaan is geboren en getogen en er altijd heeft gewoond. Sinds enkele jaren bezoekt ze activiteiten van de Noorderkerk.
Haar woning bevindt zich in een meer dan 250 jaar oud hofje, ooit gesticht voor bejaarde protestantse vrouwen, aan de Rozengracht. „Ik ben geboren aan de Lauriergracht, in de Zuid-Jordaan. Daarnaast had je de Noord-Jordaan, aan de andere kant van de Rozengracht, die de grens vormde.”
Vaticaan
Beide delen van de wijk hadden hun eigen karakter, vertelt Van Dort. „Het zuidelijke deel werd het Vaticaan van de Jordaan genoemd. Daar had je katholieke instellingen, zoals het klooster aan de Elanddreef. Mijn vader –zijn ouders zijn jong overleden– heeft als kind in een weeshuis gewoond, dat geleid werd door nonnen. Zelf ging ik, hoewel ik verder niet met het geloof ben opgegroeid, als kind naar de katholieke zondagsschool, zoals alle kinderen in de buurt.”
Geheel gescheiden werelden waren de Noord- en de Zuid-Jordaan niet. „In de Noord-Jordaan had je jaarlijks een kermis, en wij hadden het Jordaan Festival. De hele Jordaan ging zowel naar die kermis als naar het festival. Daar leefde iedereen naartoe.”
Als kind was Van Dort majorette in de drumband Ons Genoegen. Ze herinnert zich een optreden tijdens een concours op de Noordermarkt, voor de Noorderkerk. Het bijna 400 jaar oude gebouw imponeerde haar. „Ik dacht: als ik groot ben, ga ik ook naar deze kerk.”
Ze groeide op als enig kind. „Mijn moeder had één zus, die aan de Looiersgracht woonde. Toen ik tien jaar was, kreeg zij een zoontje. Dit neefje was als een broertje voor mij. Ik was dol op kinderen.”
Café-koffiehuis
Van Dorts moeder verdiende de kost als koffiejuffrouw en werkte in een naaiatelier; haar vader was taxichauffeur. Ook runden haar ouders enkele jaren café-koffiehuis Het Gezellige Hoekje aan de Looiersgracht. „Werkmannen uit de buurt aten er bijvoorbeeld een broodje bal. Toen ik vijftien was, hebben mijn ouders –ze vormden geen goede match– het verkocht.”
Zelf bezocht ze na de basisschool de mulo aan de Da Costastraat. Op haar vijftiende liep ze weg van huis, waar ze een „veilige basis” miste. Ze woonde sindsdien op verscheidene plekken en had in de loop der jaren allerlei baantjes, onder meer als verkoper op de markt. „Ik ben een avontuurlijk type. Een vaste baan van negen tot vijf was niets voor mij. Toen ik genoeg geld had, ben ik ook een tijd in Spanje geweest. De laatste 25 jaar, tot aan mijn pensionering in november 2021, werkte ik als nanny in Amsterdam.”
Ds. Wolters komt terug op wat Van Dort vertelde over het gezin waarin ze opgroeide. „Het valt me op dat oude liedjes de Jordaan bezingen als een geweldige plek. Maar als ik bewoners spreek over vroeger, hoor ik veel verhalen over ingewikkelde situaties in gezinnen. Herken je dat?”
Van Dort: „Aan de ene kant was er veel saamhorigheid. Mensen hielpen elkaar. Maar er waren ook veel problemen. Een vriendinnetje van mij wilde niet dat ik bij haar thuis kwam, omdat haar vader veel dronk. Er was ook veel kinnesinne. Oudere Jordanezen kunnen erg veroordelend zijn.”
Werd het leven in de Jordaan in haar jeugd gestempeld door armoede, vraagt ds. Wolters zich af. „Dat heb ik niet gemerkt”, reageert Van Dort. „De armoede is van langer geleden. Ik heb een groeps-app met oude foto’s uit de Jordaan, uit de jaren dertig en veertig. Daarop zie je hoe kinderen zaterdags op straat in een badkuip of teil zaten. Het zesde kind in een gezin droeg dezelfde schoenen als de oudste gedragen had.”
Thuiskomen
Ds. Wolters, voorheen predikant van de hervormde gemeente in het Overijsselse Vollenhove, maakte vorig jaar voor het eerst kennis met de Jordaan, toen hij ds. P. J. (Paul) Visser opvolgde als pionier-predikant. Hij woont met zijn gezin elders in de stad, maar heeft zijn werkplek in de Noorder. Vanuit zijn kamer kijkt hij schuin op de ingang van de Noorderkapel, een deel van de kerk waar mensen kunnen binnenlopen om te bidden of een kaarsje te branden. Geregeld heeft gij gesprekken met bezoekers.
De overgang van Vollenhove naar Amsterdam was voor hem niet groot. „Het voelde voor mij juist als thuiskomen.” Van zijn derde tot zijn veertiende woonde hij in de miljoenenstad Lima in Peru, als kind van een zendingswerker van de GZB. „Daarna heb ik me in Nederland altijd een beetje een vreemde gevoeld. In Amsterdam, met al zijn culturen, heb ik dat niet. Er gaat geen week voorbij of ik kan hier Spaans spreken met bijvoorbeeld een toerist of een expat.”
In de jaren zeventig werd de Noorderkerk bestemd voor de modaliteit van de Gereformeerde Bond, zegt ds. Wolters. „Er ontstond een vitale gemeente. De bezoekers van de zondagse diensten komen uit heel Amsterdam en omgeving. Slechts een handjevol mensen woont in de Jordaan. Met de pioniersplek ”Huis voor de ziel”, die vijf jaar geleden van start ging, proberen we meer verbinding te krijgen met de buurt en de stad. Zoals we dat ook al zo’n veertig jaar doen vanuit Hebron, in de Spaarndammerbuurt.”
Ds. Wolters vertelt dat hij vorig jaar na zijn bevestiging „vol enthousiasme en roepingsbesef” zijn plek innam in zijn werkkamer bij de Noorderkapel, „benieuwd wie er op mijn pad zou komen. Die ochtend kwam er helemaal niemand. Ik dacht: wat doe ik hier? Vervolgens realiseerde ik me: het gaat niet om wat ík hier doe, het gaat om Gods werk. Ik ben in de kapel op de knieën gegaan en heb intens gebeden. Na die dag is het nooit meer voorgekomen dat er niemand in de kapel kwam.”
Toen hij in Amsterdam begon, had ds. Wolters het idee om „met open ogen en oren” de Jordaan in te gaan om contacten te leggen. „In de praktijk komen er zo veel mensen spontaan op me af dat ik daar nauwelijks aan toe kom. Zo kreeg ik een telefoontje van een vrouw die in een moeilijke fase van haar leven zat. Toen ik vroeg hoe ze aan mijn nummer kwam, zei ze dat iemand die mij ooit had gesproken in de kerk, mijn telefoonnummer in de buurt-app had gezet. Zo komen er op allerlei manieren mensen op mijn pad.”
Yuppen en expats
Van Dort zag het karakter van de Jordaan in de loop der jaren veranderen. Op de weekmarkt komt ze nog steeds ouderen tegen die ze al kent vanaf haar jeugd. „Maar er zijn ook Jordanezen vertrokken. Voor hen in de plaats kwamen yuppen en expats. Iedereen wil tegenwoordig in de Jordaan wonen. Voor mij maakt het niet uit. Ik kan met iedereen opschieten.”
In de praktijk vormen de oorspronkelijke en nieuwe Jordanezen grotendeels gescheiden groepen, ervaart Van Dort. Ze ziet het terug in de bezoekers van twee naburige cafés in de Westerstraat. „Het Monumentje is een bruin café, waar het zand op de grond ligt en de gekookte eitjes op de bar staan. Daar komen de oudere Jordanezen. Je treft er alle lagen van de bevolking: muzikanten en intellectuelen, maar ook alcoholisten en mensen die geen thuis hebben. Als je wilt bellen, moet je naar buiten gaan, want binnen mag dat niet. De Blaffende Vis, dat naast Het Monumentje ligt, trekt vooral yuppen en expats. Het zijn twee aparte werelden.”
Van Dort drinkt een keer of drie per week een kop koffie in Het Monumentje. „Dan is het: Hé Gerrit, hé Michel. Ik ken er iedereen, net als in een dorp. Je kunt er rustig een uur zitten met één kopje koffie. Het is een soort thuis voor me.”
Lunchdienst
In de loop der jaren bezocht de Amsterdamse af en toe een bedehuis. „Ik heb altijd een fascinatie gehad voor kerken. Als ik in het buitenland was, liep ik bijvoorbeeld vaak even een kerk binnen om een kaarsje te branden. In Oostenrijk en Duitsland heb ik weleens een abdij bezocht. Daar gaat een bepaalde rust vanuit. Thuis heb ik allerlei religieuze beelden staan, gekocht op rommelmarkten.”
Zo’n drie jaar geleden raakte ze betrokken bij de Noorderkerk. „Er werden high teas georganiseerd, en iemand zei: Ga eens mee. Van het een kwam het ander. Ik doe nu mee aan een Alphacursus. Dat voelt als een warm bad. Ik voel me er welkom. Ook bezoek ik de lunchdiensten.”
De laagdrempelige lunchdiensten –elke derde zondag van de maand– vormen een initiatief waarmee ds. Wolters zeven maanden geleden begon. Vanaf de eerste keer trekken deze samenkomsten zo’n vijftig bezoekers. „We bieden om 12.30 uur een lunch met drie gangen aan. Bij de eerste gang geef ik een introductie op het thema. Bij de tweede gang houd ik een inleiding, een preekje. En bij de derde gang hebben we een gesprek rond het thema, waarna ik afsluit met een gebed en de zegen.”
Vanuit een „redelijk neutraal thema”, zoals ”thuis” of ”herfstschoon” legt hij een verbinding naar een Bijbelgedeelte. „Bij dat laatste thema heb ik gemediteerd over Handelingen 3, over de verlamde man die bij de Schone Poort van de tempel zit en genezen wordt. Het ging over God Die ons ziet in onze gebrokenheid en ons in Jezus aanraakt. Dat verandert onze kijk op schoonheid. Niet de idealen van deze wereld zijn mooi, maar de littekens van het kruis.”
Ds. Wolters ontmoet in deze diensten zowel autochtone Amsterdammers als nieuwe inwoners. „Vaak trekken onze activiteiten óf de ene óf de andere groep. In de lunchdiensten komen beide. Mijn droom is dat de Noorderkerk meer en meer een huiskamer wordt voor de Jordaan, waar iedereen zich thuis voelt, waar bezoekers van Het Monumentje en De Blaffende Vis elkaar en God ontmoeten.”