Europees stemadvies in het spoor van de Habsburgers
Op wie moeten we binnenkort stemmen bij de Europese verkiezingen? Een geschrift van een verre nazaat van Habsburgse keizers en koningen biedt, onbedoeld waarschijnlijk, een belangrijk advies.
Habsburgers en protestanten, dat is geen gelukkige combinatie. Het Huis van Habsburg is een van de oudste dynastieën in Europa. Rudolf werd in 1273 koning van het Heilige Roomse Rijk, en zijn nakomelingen hebben, met slechts korte onderbrekingen, eeuwenlang geregeerd. De voortzetting van hun rijk in de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie kwam pas met de Eerste Wereldoorlog ten einde.
De Habsburgers waren, en zijn, vroom rooms-katholiek en zagen het als hun taak de Rooms-Katholieke Kerk te beschermen. Toen een van hen, Karel V, met het optreden van een opstandige Duitse monnik werd geconfronteerd, zei hij zich niet te kunnen voorstellen dat de kerk het duizend jaar lang bij het verkeerde eind had gehad en deze Luther niet. Waarop hij besloot hem en diens volgelingen te bestrijden.
In die lange Habsburgse geschiedenis zijn er ook voorbeelden van tolerantie. Keizer Joseph II vaardigde in 1781 het Tolerantie-edict uit waardoor er een einde kwam aan het ergste lijden van de protestanten in zijn rijk. En paltsgraaf Joseph en zijn vrouw Maria Dorothea gedoogden halverwege de negentiende eeuw de Schotse zending onder de Joden in Boedapest.
Maar dat zijn uitzonderingen. „Alleen door het rooms-katholieke geloof te leven, kwam je in de hemel, dus je onderdanen aanmoedigen of van hen te eisen dat zij katholiek zouden zijn, was niet alleen de plicht van de keizer maar ook een daad van liefde, want het hielp anderen om de eeuwige zaligheid te bereiken.” Dat schrijft een verre nazaat, Eduard Habsburg, in een van de aardigste boeken die ik recent heb gelezen. Het boek heeft mij veel geleerd voor de aanstaande Europese verkiezingen.
Eduard Habsburg (1967), aartshertog van Oostenrijk, is de Hongaarse ambassadeur bij de Heilige Stoel, getrouwd en vader van zes kinderen. In zijn boek ( The Habsburg Way , Sophia University Press ) beschrijft hij niet alleen de geschiedenis van zijn beroemde familie, maar ook de lessen –zeven regels– die uit al die levens kunnen worden afgeleid. 1. Trouw en krijg kinderen. Wat is er mooier dan een man en vrouw die van elkaar houden, elkaar trouw zijn en een gezin stichten, waarin kinderen de essentie van een goed leven leren? 2. Wees een goede katholiek. 3. Geloof in het Rijk, maar ook in het principe van de subsidiariteit (daarover straks meer). 4. Sta op voor wet en gerechtigheid. 5. Ken jezelf en wees bescheiden. 6. Wees dapper in de strijd. 7. Sterf goed. Zoals bekend , moeten de Habsburgers die in de Kapucijner crypte in Wenen worden begraven, al hun titels en waardigheden afleggen. Alleen wanneer ze als sterflijk en zondig mens komen, en niet meer dan dat, wordt de deur op hun kloppen geopend.
Maar het gaat mij nu vooral om de derde regel. De Habsburgers hebben altijd grote rijken bestuurd, veel-volkeren-staten, waarin een keur aan etniciteiten, tradities en geloven bij elkaar gehouden moesten worden. Zij deden dat, in principe en op hun beste momenten, met behulp van de idee van de subsidiariteit. Die houdt in dat alle kwesties en problemen op het laagste niveau moeten worden opgelost. Hogere bestuursniveaus mogen nooit functies overnemen die veel beter en effectiever op lagere niveaus kunnen worden uitgeoefend. Staten moeten dus niet doen wat provincies, steden, dorpen of families kunnen doen. De Europese bureaucratie in Brussel moet zich niet bemoeien met problemen die op een nationaal niveau opgelost kunnen worden.
De Europese Unie kan in zekere zin als een Habsburgs project, als een voortzetting van het Heilige Roomse Rijk en van het Oostenrijks-Hongaarse rijk worden gezien: veel landen leven samen in één Unie om gezamenlijke doelen en belangen na te streven. Maar, zo tekent Eduard Habsburg kritisch aan, de EU kent geen leiderschap dat traditionele, Europese waarden belichaamt, en treedt het principe van de subsidiariteit met voeten. De Unie lijkt, integendeel, een agenda van verlicht absolutisme aan alle lidstaten te willen opleggen.
De regel van de subsidiariteit, zo erkent Eduard Habsburg, heeft zijn familie zelf ook moeten leren, „op hardhandige wijze”. Ook Habsburgse keizers en koningen streefden naar centralisatie en bureaucratisering, en er was één volk dat zich daar altijd tegen heeft verzet: de Hongaren. „Hun voorbeeld heeft de Habsburgers het belang van subsidiariteit en het respecteren van regionale identiteiten geleerd.”
Dat verzet, maar nu gericht tegen Brussel, speelt nog steeds een belangrijke rol in de Hongaarse politiek. De Hongaarse minister-president Viktor Orbán heeft een voorwoord in dit boek geschreven. Oude tegenstellingen zijn overwonnen, schreef hij. Hongaren en Habsburgers zetten zich nu gezamenlijk in voor het belang van gezin en familie, voor de christelijke identiteit van Europa en voor het verzet tegen een hovaardig streven naar een Europese integratie die tegen de wil en de belangen van de Europese volken ingaat.
Kunnen deze gedachten het moderne Europa eens weer bezielen? En naar wie gaat onze stem als wij in het voetspoor van de Habsburgers en de Hongaren familie, christelijk geloof en subsidiariteit centraal willen stellen?
Toen ik daarover nadacht, moest ik ineens terugdenken aan een publicatie van een objectieve buitenstaander, Chris Aalberts. Als je in Brussel een christelijke stem wilt horen die tegelijk sceptisch staat tegenover de megalomane pretenties van het Europese project –zonder in populistische afbraaktheorieën te vervallen– kun je in Nederland bij slechts één partij terecht. En dat is ook nog eens een partij die hard moet vechten om haar ene zetel te behouden.
De auteur is historicus en publicist, en doceert kerkgeschiedenis aan het Hersteld Hervormd Seminarium.