Convent CGK kan onbedoeld kerkelijk gezag ondermijnen
In een terugblik op het CGK-convent spreken ds. A.J.T. Ruis en ds. A.C. Uitslag hun teleurstelling en vervreemding uit. Het woord vervreemding sluit aan bij het gevoel dat bij mij, een buitenstaander die vanuit kerkrechtelijke interesse het convent terugkeek, blijft hangen.
Tijdens het convent op 20 april werd op verschillende momenten, soms midden in een goed gesprek, een vraag of stelling aan de aanwezigen voorgelegd. Die moest dan razendsnel via een smartphone worden beantwoord. Een stelling die aan het eind van de dag werd voorgelegd, was: „De komende synode moet de uitkomsten van het convent wel serieus nemen.” Bijna alle aanwezigen onderschreven die stelling.
Hoewel de organisatoren erkennen dat besluitvorming alleen op de synode plaatsvindt, neemt het convent door de gekozen opzet en gehanteerde termen als ”uitkomsten” en ”uitslagen” toch een niet te onderschatten voorschot op de besluitvorming door de synode. Zeker met een dergelijke ”oproep” aan de synode als stelling en de herhaling daarvan in het slotwoord. Het convent is ook duidelijk gepositioneerd als aanloop naar de synode. Bepaald niet verrassend is dat dit leidt tot krantenkoppen als ”Convent CGK: meerderheid zou elkaar meer ruimte willen geven” (RD 20-4) en ”Christelijk-gereformeerden willen bij elkaar blijven” (ND 22-4).
Aanzienlijke invloed
In deze setting zouden de uitkomsten van het convent kunnen worden vergeleken met die van een niet-bindend referendum. Staatsrechtjurist Wytze van der Woude schreef eens dat het probleem van niet-bindende referenda is dat ze niet bestaan. „Geen enkele politicus zal zich aan de hoon willen blootstellen die hem ten deel valt als hij de uitslag van een referendum –ook al is dat strikt genomen slechts een advies– naast zich neerlegt.”
Nu handelt een ambtsdrager als het goed is niet als politicus, maar een aanzienlijke invloed valt te verwachten. Juist nu het convent de opvattingen weergeeft van een vergadering waarin vrijwel alle kerken zijn vertegenwoordigd, wat op de synode minder rechtstreeks het geval is. En als de synode al de vrijmoedigheid zou hebben om in de besluitvorming af te wijken van de op het convent geuite wensen, dan is die besluitvorming al bij voorbaat ondermijnd wegens een vermeend gebrek aan legitimiteit. Laat ondermijnde besluitvorming nu juist nogal een issue zijn in de CGK.
Kerkorde
Het voorgaande is extra problematisch omdat er nogal wat vragen en kanttekeningen zijn te plaatsen. Waren de vragen en stellingen bijvoorbeeld wel allemaal even duidelijk? Hadden afgevaardigden voldoende tijd voor een antwoord? Vormt het in een fractie van een seconde aangeklikte antwoord van de afgevaardigde, die overigens ook een niet-ambtsdrager kon zijn, inderdaad een weerslag van de opvatting van de vertegenwoordigde kerkenraad?
Een triest voorbeeld van een ongelukkig gekozen insteek is deze vraag: „Wat is de basis waarop kerken één zijn?” De aanwezigen konden punten verdelen onder de antwoordmogelijkheden: de belijdenis, de doop en de kerkorde. Natuurlijk is de belijdenis dan het meest juiste antwoord. Bouwman schrijft hierover in ”Gereformeerd Kerkrecht”: „Eenheid van belijdenis is dus de noodzakelijke grondslag, op welken de kerkelijke gemeenschap, en alle kerkelijke correspondentie moet staan.” Het is mij echter volstrekt onduidelijk waarom dat in zo’n vraag zou moeten worden uitgespeeld tegen de kerkorde, zeker als die toch al onder druk staat.
Noodoplossing
Een belangrijk uitgangspunt van het gereformeerd kerkrecht is dat kerkelijke zaken op ambtelijke vergaderingen op kerkelijke wijze moeten worden behandeld. Kerk en kerkverband, Schriftgezag en Schriftbeschouwing, het zijn kerkelijke zaken van het grootste gewicht. Natuurlijk is het goed om daarover in een crisissituatie door te praten en elkaar te ontmoeten. Daarbij kan er ook sprake zijn van een stukje inventarisatie van argumenten, vertolkte gevoelens en rapportage daarvan aan de synode. Zeker bij de zorgvuldig voorbereide uitvraag vooraf (de schriftelijke vragen voor het convent aan kerkenraden) hebben die aspecten ook een plaats gehad.
De hier gekozen opzet gaat niettemin toch echt verder dan dat. Bij kerkelijk handelen gaat het om ordelijk, zorgvuldig handelen. Bovenal moet Gods Woord steeds leiding en beslissing geven. Uitgangspunt bij kerkelijke besluitvorming is altijd om zoveel mogelijk tot unanimiteit te komen. Die moet worden bereikt door elkaar te overtuigen vanuit Gods Woord. Stemmen is een noodoplossing. Vooruitlopen op de besluitvorming van een ambtelijke vergadering door procentuele meerderheden in kaart te brengen doet afbreuk aan dit ideaal.
Kerkrechtelijke experimenten
De tegenwerping zal ongetwijfeld zijn dat dit convent niet besluitvormend bedoeld was. Probleem is dat het wel wezenlijke invloed zal hebben op die besluitvorming of in ieder geval de naleving daarvan. Mochten zulke verdrietige spanningen ook in een ander kerkverband ontstaan, dan is wat mij betreft de les als volgt. Juist in een crisissituatie is het van belang om uiterst voorzichtig te zijn met kerkrechtelijke experimenten. Voor je het weet, creëren alle goede bedoelingen een situatie van geïnstitutionaliseerde ondermijning van het gezag van de kerkrechtelijk bevoegde ambtelijke vergaderingen. Er is niets mis met een goed gesprek, maar het razendsnel beantwoorden van stellingen via de digitale snelweg, met de oproep aan de kerkelijke vergadering om met de ”uitslagen” daarvan wat te doen, kan in deze setting beter achterwege blijven.
De auteur is advocaat bij Watermill Tax & Legal en postdoctoraal onderzoeker religie & recht aan de Theologische Universiteit Utrecht.