Na CGK-convent: eigen wijsheid en sterkte baten niet
„Kyrie eleison. Heere, ontferm U over ons!” Het is de inhoud van de kaart die ik enkele dagen voor het CGK-convent van een lieve zuster uit de kerken ontving. Kyrie eleison – die woorden vertolkten kernachtig mijn verzuchting in de aanloop naar het convent.
De Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) kwamen op 20 april in een unieke setting bijeen. Dat was niet uit weelde. In de eerste brief, waarin deputaten en commissie de kerken samenriepen, werd gezegd dat onze kerken onder zulke hoogspanning staan dat synodale besluiten vermoedelijk niet voldoende zouden zijn om ons kerkelijke leven in stand te houden. En in een volgend schrijven stond dat we als CGK hard op weg zijn om uiteen te vallen. Onder dit gewicht kwamen de vertegenwoordigers van de kerken bijeen. Geen misverstand hierover! Ook latere uitspraken over een familieontmoeting bedoelden deze spanning geenszins te ontkennen.
De problemen zijn groot en vele, temeer als we onder ogen zien wat de onderliggende zorgen zijn. Niet voor niets waren de forumgesprekken niet alleen gewijd aan ”kerk en kerkverband” maar ook aan ”Schrift en Schriftgezag”. En in het verlengde daarvan over de toekomst van de kerken. Daarover zou het gaan. Met welke ambitie? Het is op verschillende manieren gezegd: „een uitweg zoeken uit de crisis”, „elkaar vinden bij de Schriften”, „de impasse te boven komen” enzovoorts. Zou het ons gegeven zijn? Kyrie eleison, dat oude gebed was op mijn hart gelegd voorafgaande aan het convent. En eerlijk gezegd: het ligt er nog, en dringender, na het convent.
Wijsheid en sterkte
Inmiddels zien we op het convent terug. Wat mijzelf betreft is er heel wat om dankbaar voor te zijn. Ik zal het nu niet opsommen. Tegelijkertijd is er des te meer om hevig verontrust over te zijn. Het ruist en gonst inmiddels van allerlei reflecties en evaluaties. Om daarop te reageren schrijf ik deze bijdrage niet. Als leden van de voorbereidingscommissie hebben we binnenkort onze eigen gezamenlijke terugblik, waarbij zelfkritiek niet mag en niet zal ontbreken. Het gaat me hier en nu om iets anders: het doorgeven van een gedachte die ik in mijn slotwoord rond 16.00 uur op het convent maar nauwelijks kon uitwerken. En wel naar aanleiding van het daar en toen gelezen Schriftgedeelte: de geschiedenis van de storm op het meer van Galilea (Markus 4).
Eerst nog even naar die ontvangen kaart. De meelevende zuster had op de achterzijde geschreven: „Veel gedachten bij zaterdag. Wijsheid en sterkte!” Wat een goede wens, deze twee deugden wijsheid en sterkte. Ze veronderstellen dat het ons ontbreekt aan wijsheid en kennelijk niet minder aan sterkte. Ze verwijzen naar een Ander, bij Wie deze wel voorhanden zijn. Zijn wijsheid in onze dwaasheid. En in onze zwakheid Zijn sterkte.
Nood belijden
Het brengt me bij die worstelende discipelen op het meer. Er is sprake van een grote storm. De golven slaan over in het schip. Het dreigt vol te lopen en te zinken. Ze tobben wat af, die discipelen, op dat zwalkende schip. Hun visserswijsheid helpt hen in niets. En de sterkte van deze krachtige mannen stelt niks voor tegenover de brullende en bruisende elementen van de zee. Op niets van zichzelf kunnen ze bouwen. En –een ramp bij een ramp!– waar is Jezus, hun Meester? Nergens te bekennen! Hij is er niet. In hun beleving althans niet. In die ervaring, en geen andere, gaan ze Hem zoeken. Totdat ze Hem vinden. En ze roepen Hem aan. „Meester, we vergaan!”
Ik kan niet om de vergelijking heen. Het schip van de kerk, in ieder geval het míjne, bevindt zich in zwaar weer. Midden in een vliegende storm! We tobben wat af. We proberen wat uit. We zoeken het hier en daar. Het vliegt me naar de keel: er is geen redden aan, zo lijkt het wel. Maar ondertussen proberen we het zo lang mogelijk in eigen handen te houden. En heimelijk gaan we ervan uit dat Christus Zich wel in ons kerkschip bevindt…
In Markus 4 kwam de redding niet dan nadat de leerlingen van Jezus het hadden opgegeven. Eigen wijsheid en sterkte baatten niet meer. En vooral die ontdekking, het joeg hun door de ziel: Jezus is er niet! De kerken zullen het niet redden dan alleen wanneer we onze nood en ellendigheid recht en grondig kennen en die voor de Heere met erkenning van schuld belijden. Niet alleen die anderen met wie ik van mening verschil, maar ikzelf niet minder. Ja, ikzelf als eerste. De Heere doet geen wonderen dan door onze onmogelijkheid heen.
Woord en Geest
Zou dit niet de les zijn, dat het niet vanzelfsprekend is dat Hij bij ons aan boord is? Dat geldt persoonlijk. Dat geldt ook de kerken. Wat nodig is? Leven van het wonder. Vragen naar Zijn wil. Gaan in de weg van Zijn Woord. Geleid door Zijn Geest. „O God, die droeg ons voorgeslacht in nacht en stormgebruis, bewijs ook ons Uw trouw en macht. Wees eeuwig ons tehuis!”
De auteur is emeritus predikant in de Christelijke Gereformeerde Kerken.