Laat betekenis van het heil altijd opkomen vanuit Bijbel
In christelijk Nederland is de vraag naar de betekenis van het heil weer hoog op de agenda gezet. Naar aanleiding daarvan deel ik enkele gedachten die mijns inziens van belang zijn.
In recent verschenen boeken zoeken theologen een antwoord op de vraag naar de betekenis van het heil in een seculiere omgeving (zie onder anderen J.M. Abrahamse e.a., ” Zoeken naar de dingen die boven zijn . Missionair zijn in een seculiere tijd”; S. Paas, ” Vrede op aarde . Over heil en redding in deze tijd”; J. van ’t Spijker e.a., ” Betrokken in Gods missie . Basisboek missiologie”). De doordenking van dit vraagstuk verdient aandacht om ten minste drie redenen.
In de eerste plaats is de door de genoemde auteurs beschreven worsteling ten aanzien van de relevantie van het christelijke heil reëel. Want waarom zou iemand die het Evangelie niet kent christen willen worden? En wat betekent ”heil” in een samenleving waarin het christelijke denken steeds meer verdwijnt of helemaal niet meer aanwezig is? Theologische termen als ”verzoening”, ”zonde” en ”redding” verliezen dan steeds meer aan zeggingskracht of krijgen een betekenis die ver bij de klassiek-gereformeerde heilsvisie vandaan staat.
In de tweede plaats betekent nadenken over de betekenis van het heil nadenken over de vraag Wie Christus Jezus is. Dit onderstreept het grote belang van deze discussie: ze raakt de kern van het christelijk geloof.
In de derde plaats constateren de genoemde auteurs dat de verlegenheid over de betekenis van het heil zich niet beperkt tot buiten de kerk, maar ook bínnen de kerk aanwezig is. Hiermee raakt dit thema aan prediking, pastoraat, evangelisatie en zending tegelijk.
Emmaüsgangers
Hoe gaan we hier nu mee om? Op welke manier is de christelijke heilsboodschap daadwerkelijk goed nieuws in het leven van ons en onze naaste, ver weg en dichtbij? Moeten we hierbij op zoek naar een nieuwe verwoording? Of dient de klassiek-gereformeerde visie op het heil grondig te worden herzien als voorwaarde voor het bereiken van onze medemens?
In deze dagen na Pasen dacht ik aan de Emmaüsgangers (Lukas 24:13-53). Op weg naar hun dorp worstelen zij ook met vragen over de betekenis van het heil: „En wij hoopten dat Hij Degene was Die Israël verlossen zou.” Naar aanleiding van dit Bijbelgedeelte deel ik graag een aantal reflecties.
Luisteren
De Heere Jezus laat de twijfelende wandelaars niet alleen maar voegt Zich bij hen en vraagt naar de reden van hun verdriet. Het luisterend oor dat Hij hun biedt, toont Zijn bewogenheid en onderstreept de ruimte die er moet zijn voor de noden en vragen van onze naaste in het apologetische en pastorale gesprek. De genoemde auteurs stimuleren ons hiertoe. Het begint niet met spreken, maar met luisteren. Laat onze bewogenheid met de ander tot uiting komen in een oprechte betrokkenheid op hun vragen en zorgen.
Hoewel Kleopas en zijn metgezel de ruimte krijgen om hun verhaal te doen, wordt hun ”heilsidee” wel gecorrigeerd. Christus onderwijst hen en legt hun uit, „in al de Schriften, hetgeen van Hem geschreven was”. Deze notie lijkt mij in de huidige zoektocht van groot belang. Ze voorkomt dat de betekenis van het christelijke heil vereenzelvigd wordt met de geuite nood van de naaste. In dat geval dreigen horizontale noden –denk aan gebroken relaties, zorgen om het klimaat en allerlei maatschappelijk onbehagen– de plaats in te nemen van verticale thematiek, zoals de verzoening met God en de vergeving van zonden.
Geopende ogen
Een bijkomend voordeel van een benadering die recht doet aan „in al de Schriften” is dat de heilsleer nauw verbonden blijft aan het Bijbelse spreken over de mens. Want waarom is er eigenlijk redding nodig, voor wie en waarvan? Een Bijbelse mensleer helpt bij de beantwoording van de vraag wat het heil tot goed nieuws maakt. Dit maakt ruimte voor noties die uiterst relevant zijn, bijvoorbeeld: „Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn” (1 Korinthe 2:14). Laten we hieraan niet voorbijgaan in de beantwoording van de vraag naar de relevantie en betekenis van het heil anno 2024.
Dat geeft namelijk ook zicht op de noodzaak van Gods werk in het verstaan van het heil, zoals Paulus zegt: „Want God, Die gezegd heeft dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is Degene Die in onze harten geschenen heeft, om te geven verlichting der kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus” (2 Korinthe 4:6). Net zoals bij de Emmaüsgangers. Christus Zelf is nodig om heil in hun harten concreet te maken: „En hun ogen werden geopend, en zij kenden Hem.”
Naar ziel én lichaam
De beantwoording van de vraag naar de betekenis van het heil in het licht van al de Schriften stelt ook heilsvisies onder kritiek. Een heilsidee dat wel tegemoetkomt aan de alledaagse zorgen van ons en onze naaste maar waarin Jezus’ verzoenende bloed niet nodig gevonden wordt, is evenmin Bijbels als een heilsidee dat zich beperkt tot de noodzaak van de verzoening met God zonder dat leven uit genade gevolgen voor het dagelijks leven zou hebben. Een christelijk leven hoort immers samen te gaan met bijvoorbeeld hulp aan de armen en zorg voor de schepping.
De verwoording van een heilsvisie vanuit al de Schriften biedt de gelegenheid om de betekenis van het heil binnen de kaders van de hele Bijbel te definiëren. Zowel voor het geestelijk als voor het dagelijks leven. Naar ziel én naar lichaam. Voor tijd én eeuwigheid. Met Christus in het middelpunt. Deze benadering bewaart voor selectiviteit die de betekenis van het heil versmalt tot een enkel aansprekend of vertrouwd thema.
Heil voor alle volken
Voor de Emmaüsgangers leiden geopende Schriften en een geopend hart tot een geopende mond. De ontmoeting met Jezus maakt hen bereid om in de nacht op pad te gaan, terug naar Jeruzalem, om de discipelen te vertellen dat de Heiland hen heeft opgezocht. En nog meer. Samen met de andere discipelen ontvangen zij de opdracht om met de boodschap van heil de wereld in te gaan: bekering en vergeving der zonden, in Christus’ Naam. Over heil gesproken! Laat dat ook onze boodschap zijn, onder alle volken (Lukas 24:47).
De auteur is als missioloog werkzaam bij Zending Gereformeerde Gemeenten en lid van de Kenniskring Evangelisatie Gereformeerde Gemeenten.