Zorgvraag gaat beschikbare menskracht ver overtreffen
We stevenen af op een permanent zorginfarct. De zorg kraakt in zijn voegen onder de druk van de almaar toenemende vraag naar zorg. En de succesvolle projecten die er zijn voor nuttige zorg aan ouderen stranden door een gebrek aan structurele financiering.
Zomaar een willekeurige greep uit de mediaberichten die in de afgelopen maand langskwamen. Steeds nadrukkelijker en van steeds meer kanten klinkt de waarschuwing dat de gezondheidszorg in toenemende mate onder druk staat en dat de vanzelfsprekendheid van kwalitatief hoogstaande zorg altijd, overal en voor iedereen op haar einde loopt. We moeten ons voorbereiden op een werkelijkheid waarin de zorgvraag de beschikbare menskracht om aan die vraag te voldoen ver overtreft. Niet morgen, nu.
Een van de meest genoemde oorzaken voor deze toenemende druk is de vergrijzing. De RIVM liet in 2023 in een overzicht van feiten en cijfers van ouderen zien dat in de afgelopen eeuw het aantal mensen van 65 jaar en ouder meer dan vertienvoudigd is. Daarmee groeit ook de behoefte aan zorg. Want ook al neemt de levensverwachting toe, het aantal gezonde jaren stijgt veel minder. Mensen leven dus langer met aandoeningen en ziekten. Die ziekten hebben bovendien steeds vaker een chronisch karakter, waardoor de overgrote meerderheid van de ouderen aan meerdere aandoeningen tegelijkertijd lijdt. Juist deze groep mensen ondervindt –nu al– aan den lijve dat er niet altijd meer zorg beschikbaar is, hoe hard deze ook nodig is.
Dit bracht de ANBO-PCOB , de belangenbehartiger voor ouderen, ertoe om onder ouderen onderzoek te doen met de vraag: bent u voorbereid op deze toekomst? Dat het onderwerp leeft, blijkt wel uit het grote aantal deelnemers aan dit onderzoek, bijna 8000. Niet zo verrassend is dat niemand naar een verpleeghuis wil als er veel zorg nodig is. Ook als er 24 uur per dag zorg nodig is, wil iedereen het liefst zo lang mogelijk met thuiszorg thuis blijven wonen. Al stelt 40 procent van de mensen wel vast dat hun huis daar niet op berekend is. Bijna de helft vertrouwt erop dat de partner dit samen met de thuiszorg zal regelen, eventueel met hulp van (klein)kinderen, familie en vrienden. Tegelijkertijd vindt bijna de helft van de zelfstandig wonende ouderen het oneerlijk dat de overheid er ook op rekent dat naasten bijspringen als iemand zorg nodig krijgt.
Wat is dat toch, dat we het als maatschappij zo gewoon zijn gaan vinden dat de overheid ons voorziet in alles wat zorg betreft? Hoe komt het dat we het gemakkelijker vinden om hulp van de overheid te ontvangen dan van onze naasten? Wat is er wezenlijk oneerlijk aan dat naasten allereerst bijspringen als je te maken krijgt met verlies van zelfstandigheid en hulp nodig hebt bij de dagelijkse dingen? Natuurlijk heeft de overheid een rol en verantwoordelijkheid in de gezondheidszorg. Maar strikt genomen strekt die verantwoordelijkheid niet verder dan het bieden van een vangnet als alle andere mogelijkheden geen soelaas meer bieden. De overheid wordt overvraagd als we zorg beschouwen als iets wat we te allen tijde kunnen opeisen. Die tendens heeft het maatschappelijke denken de laatste decennia sterk gekleurd: we hebben recht op zorg en vinden dat we onze naasten niet met de plicht mogen opzadelen om bij te dragen aan onze zorg.
De zorg zál anders moeten, of we dat eerlijk vinden of niet. Maar meer nog is nodig dat we zelf ook anders gaan kijken. Dat we ons heroriënteren op wat onze rechten en plichten zijn als het gaat om zorg vragen en zorg verlenen. Dat we herontdekken wat een voorrecht het is als je mensen in je omgeving hebt op wie je kunt terugvallen als je het niet langer alleen redt. En wat een voorrecht het is om degenen die je het meest dierbaar zijn te helpen hun leven te leven op de manier die het best bij hen past. Dat biedt een betere voorbereiding op de toekomst dan blindelings en onrealistisch op de overheid vertrouwen.En de overheid? Laat zij zich richten op haar kerntaak: daadwerkelijk voorzien in zorg voor de meest kwetsbaren.
De auteur is universitair hoofddocent verpleegkunde in het Leids Universitair Medisch Centrum.