Hoe Calvijns invloed reikt tot in Zuid-Korea
De invloed van Calvijn reikte tot ver over de grenzen van zijn vaderland Frankrijk. In Zuid-Korea schaart twee derde deel van de protestantse kerken zich onder het calvinisme, bleek deze week op het Calvijncongres in Grand Rapids.
De Calvin Studies Society organiseert donderdag, vrijdag en zaterdag haar tweejaarlijkse colloquium. Deze keer is deze gewijd aan Calvijn en het wereldwijde calvinisme. Tijdens deze bijeenkomst leveren (kerk)historici, voornamelijk vanuit de academische wereld van de Verenigde Staten, maar ook afkomstig uit Europa en andere werelddelen, hun bijdragen in lezingen en discussie over diverse aspecten van de wereld van Calvijn. De bijeenkomst werd gehouden in de bakermat van de academische studie van Calvijns Reformatie, het Calvin Seminary, verbonden aan de Calvin University van Grand Rapids.
Sam Ha, een jonge kerkhistoricus die verbonden is als curator aan het H. Henry Meeter Center for Calvin Studies in Grand Rapids, hield de openingstoespraak. In het Meeter Center kunnen studenten en predikanten zich verdiepen in de studie van de Europese Reformatie, en in het bijzonder van Calvijn, en vinden ze alle faciliteiten voor hun onderzoek.
Ha, die zijn roots heeft in Zuid-Korea, liet de bezoekers in zijn lezing kennismaken met de „allereerste calvinisten” in Korea. Dat waren Amerikaanse zendelingen die vanuit de orthodoxe presbyteriaanse traditie van grote invloed waren. Door hun werk behoort twee derde van de protestantse kerken in Zuid-Korea nu min of meer tot de calvinistische tak van de Reformatie.
Ha richtte zich vooral op de rol van de Amerikaanse presbyteriaanse William D. Reynolds (1867-1951). Hij gaf vele jaren leiding aan een belangrijk seminarie in Korea. Reynolds bewondering voor Calvijn was groot, maar niet grenzeloos. Hij nam de zogeheten ”vijf punten van Dordt” niet zonder meer voor zijn rekening en streefde in de kerkelijke praktijk van Korea naar oecumenische verbanden. Calvijns bekendste geschrift, de Institutie, is voor hem niet zonder meer boven alle kritiek verheven. Bij Reynolds is ook sprake van neocalvinistische invloed, vermoedt Ha.
Interessant was de bijdrage van Danny Noorlander, universitair hoofddocent geschiedenis aan de State University of New York (SUNY) Oneonta, over de Nederlands Hervormde Kerk en de Atlantische slavenhandel. Iemand die zich hevig verzette tegen de slavenhandel was dominee Bernardus Smytegelt (1665-1739) uit Middelburg. Deze kritiek van de kerk in Middelburg ziet Noorlander als een voorbeeld van de reactie van de kerken van calvinistische oorsprong.
Ook de bekende volkse dichter en toneelschrijver Brederode had een afkeer van slavernij, noemde Noorlander. Brederode sprak zich in felle woorden uit tegen „dit kwaad dat niet verborgen zal blijven voor God”. Tijdens de Synode van Dordrecht stelde de Geneefse calvinist Deodatus dat gedoopte Aziaten hetzelfde recht op vrijheid hebben als andere christenen. „Waren dit signalen van een vroege beweging onder calvinisten om de slavernij af te schaffen als een handelen tegen Gods wil?” vroeg Noorlander zich af.
De slavernij bleef echter economisch erg belangrijk voor de Nederlandse kolonie in Brazilië en daardoor veranderde er weinig aan de positie van slaven. Slaven moesten wel in zekere zin op christelijke wijze behandeld worden, maar ze bleven slaven. De koopman luisterde soms wel naar de dominee, maar liet zich daardoor toch niet tot ‘bekering’ brengen.
Ds. G.C. Udemans (1581 of 1582-1649) uitte kritiek op de slavenhandel, maar keurde de slavernij niet radicaal af, stelde Noorlander. Het ging hem meer om de omstandigheden van de slaven dan om de veroordeling van slavernij als zodanig. Calvinistische theologen deden een oproep om te streven naar een „betere slavernij”. Er is echter geen bewijs dat Nederlandse slaveneigenaren hun slaven beter behandelden dan anderen.