Wenen om de Heer’, maar veel meer om onszelf
„Zie de Mens”, zei Pilatus. Hij vergiste zich in zijn woordkeus, door de Geest van de waarheid gedreven. Pilatus bedoelde eigenlijk: „Zie een mens.”
De stadhouder vergiste zich ook in de menigte. Ze waren niet in de stemming voor medelijden. Hardvochtig schreeuwden ze: „Kruist Hem!” En toen was er op weg naar het kruis ineens dat groepje vrouwen (Lukas 23:27). Ze huilden. Ze voelden iets mee van de pijn, de vernedering, van de schrijnende onrechtvaardigheid. Tegen hen hield Jezus Zijn laatste preek. Een afbrekende boodschap over rampzaligheid, radeloosheid en recht.
Vandaag de dag zou zo’n preek niet goed vallen. Veel christenen anno 2024 zien Jezus als een mens met wie je je gevoelens kunt delen. Je hoeft enkel de reviews van de Alpha-cursus op te zoeken. Men ziet Hem als Iemand met Wie je een waardevolle relatie kunt opbouwen. Hij staat altijd naast je, Hij draagt je door moeilijke tijden heen en helpt je om rustig te worden. Dergelijke warme gevoelens kunnen zich moeiteloos mengen met het verdriet van de vrouwen langs de Via Dolorosa.
De confronterende preek van Jezus is een signaal. Is Jezus een Vriend voor Zijn oprechte kinderen? Het ongelofelijke antwoord is: ja. „Ik heb u vrienden genoemd” (Johannes 15:15). Staat Hij dan altijd naast hen? Ja. Maar liefst zes keer staat in de Bijbel: „Ik zal u niet begeven noch verlaten.” Maar dit alles is niet los verkrijgbaar. Niet zonder recht. Niet los van het oordeel.
Er is nog iets heel opmerkelijks aan deze passage. De welwillende vriendelijkheid van Jezus mag ons niet ontgaan. Stel je voor: verzwakt, gegeseld, doodmoe, het kruis dat schuurt over verse wonden, de ongeduldige soldaten, de angst die Hem verlamt. En dan staat Jezus stil. Vol van angst en pijn kijkt Hij de vrouwen in de ogen. Niet met een gefolterde blik maar met een blik vol liefde. Zo is de Mens. De mens Jezus Christus, Gods Zoon.
En de vrouwen? De kanttekenaren zijn mild. Ze voegen de woordjes ”niet zozeer” en ”veelmeer” toe. De vrouwen mochten wel over Jezus wenen, maar veel meer over zichzelf. Ook Calvijn is gunnend en mild. Hoewel het geloof van de vrouwen zwak is, „mogen we toch geloven dat er een zaad van godsvrucht in hun hart verborgen was dat later zou ontkiemen”. En McCheyne had geleerd: „Ik weende om de pijn van mijn lijdende Heer’, maar dacht er niet aan dat ik zelf door mijn schuld Zijn kroon had gevlochten, Zijn beker gevuld.”
Wie Jezus nodig heeft voor rust, vriendschap, steun, hoop en troost kan zich bij de vrouwen voegen. Ze staan aan de weg waar Jezus voorbijkomt. En God zij dank is hun hart niet vol van verachting en woede en hun mond niet vol van spot. Maar de toekomst blijft dreigend en somber, zolang ze Jezus niet zien als de Mens, Die de toorn van God draagt. De lijdensweken zijn voorbij, maar het advies van Calvijn bij dit gedeelte is tijdloos: „Laten we met ons hart en onze ziel het doel van de dood van Christus overdenken.” Zoals McCheyne deed en niet zonder effect: „Nu ken ik die waarheid, zo diep als gewis, dat Christus alleen mijn gerechtigheid is.”
De auteur is mediator, coach en ondernemer.