Galaten 3 en racisme gaan niet samen
De bekende Amerikaanse predikant John MacArthur uit Los Angeles heeft in de achterliggende weken voor de nodige opschudding gezorgd door van de beroemde zwarte predikant dr. Martin Luther King te zeggen dat hij geen waar christen was. De felheid van de discussie die volgde, illustreert maar weer eens dat de pijn van het racistisch verleden in de VS nog lang niet is geleden.
Wie het diepe zuiden van de VS doorkruist, wordt daar tot op de dag van vandaag geconfronteerd met het racisme dat tientallen jaren de Amerikaanse samenleving stempelde. Niet alleen musea, gedenktekens en muurschilderingen houden de herinnering aan de ”zwarte bladzijden” uit het Amerikaanse geschiedenisboek levend. Er is meer.
Ook meer dan de armoede waarvan nog steeds sprake is in zogenoemde zwarte wijken. De verschillen met stadsdelen of dorpen met een overwegend witte bevolking zijn zichtbaar en vaak ook schrijnend. Cijfers tonen aan dat grote groepen Afro-Amerikanen lager op de sociale ladder staan en rond de grens van de armoede leven.
Onderhuids racisme
Maar wie goed oplet, ziet ook gedrag dat verklaard kan worden uit de geschiedenis die Afro-Amerikanen hebben doorgemaakt. Ze zijn in de 18e en 19e eeuw als slaven behandeld door hun blanke meesters. Zelfs ruim 150 jaar na de afschaffing van de slavernij is dat nog merkbaar.
Enerzijds zijn er nog steeds Afro-Amerikanen die zich tegenover witte Amerikanen of gasten uit Europa zeer gedienstig opstellen. Dat uit zich nogal eens in een bijna overdreven beleefdheid en vriendelijkheid. Soms zo erg, dat je je er als blanke verlegen mee voelt.
Anderzijds zijn er Afro-Amerikanen die zich zeer zelfbewust, soms op het arrogante af, opstellen. Dat gebeurt bijna altijd op momenten wanneer je hen als blanke vanwege hun functie nodig hebt. Dan stralen zwarte Amerikanen nog weleens uit: „Je wacht maar even, je merkt het wel als het mij uitkomt je te woord te staan.”
Daylan Woodall, zelf Afro-Amerikaan, bevestigt in een recent gesprek dat beide vormen van gedrag „alles te maken hebben” met het racistisch verleden én heden. Woodall, predikant van een baptistengemeente in Decatur (Alabama) en betrokken bij het orthodox-protestantse platform The Gospel Coalition, zegt dat zijn groepsgenoten nog steeds hun evenwicht niet hebben gevonden. „Het zal nog generaties duren voordat Afro-Amerikanen hun trauma’s hebben verwerkt en zich als gerijpte volwassenen gedragen. Als dat al ooit gebeurt.”
Volgens Woodall hangt dat overigens niet alleen af van de Afro-Amerikaanse gemeenschap, maar ook van haar omgeving. „Witte Amerikanen zijn zich er vaak niet van bewust dat hun gedrag door onze mensen soms als neerbuigend wordt ervaren.” Daarbij haast hij zich te zeggen dat er ten opzichte van het verleden veel is verbeterd en dat het niet zo is dat de meerderheid van de Amerikanen zich discriminerend opstelt. „Beslist niet. Maar (onderhuids) racisme is er nog altijd en dat doet ons pijn.”
Soms hunker ik naar de grote dag van Zijn komst als alle verschillen zijn opgeheven, als blanke Amerikanen en Afro-Amerikanen zullen samenstemmen en zingen in Zijn grote koor
Tegen die achtergrond vindt hij het pijnlijk dat John MacArthur, „een broeder”, zich zo negatief over dr. Martin Luther King heeft uitgelaten. Woodall: „Ook ik, als Afro-Amerikaan, heb mijn vragen bij de theologie en prediking van dr. King. Ook ik ben verdrietig als ik hoor hoe hij met vrouwen omging. Zijn leven roept vragen op. Maar twee dingen: ten eerste is dr. King geoordeeld door Hem Die rechtvaardig is. Wij mensen hoeven en mogen geen oordeel over hem vellen. En ten tweede: King was –historisch gezien– nodig om een einde te maken aan het grote kwaad van de racistische inrichting van onze samenleving.”
De reactie van de Afro-Amerikaanse predikant staat niet op zichzelf. Ook andere conservatieve Afro-Amerikanen oordelen zo. Daarbij wordt vaak het verwijt gemaakt dat orthodoxe christenen die niet tot de zwarte gemeenschap behoren met twee maten meten.
Afkeuring
De Amerikaanse theoloog Anthony B. Bradley, predikant van de Redeemer Presbyterian Church in New York City, schrijft: „Aan de ene kant wordt een scherp, afkeurend oordeel uitgesproken over de bevrijdingstheologie van de Afro-Amerikaanse kerken. Maar aan de andere kant wordt gezwegen over het evenzeer te veroordelen racisme in de conservatief, orthodoxe, blanke kerken. Dat kan niet. Uitholling van het Evangelie tot een boodschap van medemenselijkheid is zonde, maar het discrimineren van medemensen met een andere huidskleur, door God alzo geschapen, is evenzeer zonde.”
Bradley wijst erop dat in het Oude Testament profeten niet alleen waarschuwen tegen de zonde van afval en afgoderij, maar ook tegen het verdrukken van medemensen, het slecht behandelen van slaven enzovoorts. „Ook daarover sprak de Heere God Zijn afkeuring uit.”
Meer dan eens spreken Afro-Amerikaanse voorgangers hun verbazing erover uit dat er na de afschaffing van de slavernij (1865) en de formele opheffing van de rechtsongelijkheid tussen blank en zwart (1965) in de gevestigde Amerikaanse kerken nooit een officiële boetedag is gehouden over het duistere verleden van slavernij en racisme. „Nog schrijnender is dat op zondagmorgen, als de kerkdeuren opengaan, de scheiding tussen blank en zwart nog steeds het scherpst zichtbaar is”, zegt Woodall. „Hoe kun je dan instemmen met Paulus’ woord uit Galaten 3 dat in Christus noch Jood, noch Griek, noch slaaf, noch vrije is? Soms hunker ik naar de grote dag van Zijn komst als alle verschillen zijn opgeheven; als blanke Amerikanen en Afro-Amerikanen zullen samenstemmen en zingen in Zijn grote koor.”
Het zijn vragen die niet alleen blanke Amerikanen, maar ook Europeanen veel stof tot nadenken geven. En misschien ook aanzetten tot herziening van het oordeel en aanpassing van het (onbewuste) gedrag.
De auteur is oud-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.