Dominee Martin Luther King geloofde vast dat er een dag zou komen dat de zwarte kinderen in Amerika zouden spelen met hun blanke buurjongetjes. Hij zei dat op 28 augustus 1963 tijdens een toespraak bij het Lincoln Memorial in Washington. „I have a dream...” Maar is die droom ook waar geworden? Een verkenning op de dag dat het vijftig jaar geleden is dat King in Memphis werd vermoord.
Op papier is alles goed geregeld. Dan lijkt het dat wat Martin Luther King profeteerde ook werkelijkheid is geworden, zegt dr. Otis Pickett, docent geschiedenis aan het Mississippi College in Clinton. „Maar wie de realiteit onder ogen ziet, moet erkennen dat gescheidenheid, feitelijke achterstelling, bewuste discriminatie en zelfs rassenhaat nog volop aanwezig zijn.”
Ondanks het feit dat hij blank is, geldt Pickett als onbetwist kenner van de geschiedenis en van de actuele situatie van de Afro-Amerikanen in de VS. „Hun toestand is op veel plaatsen en in veel gevallen bedroevend”, zegt de historicus, die zichzelf „een conservatief christen” noemt maar „met een warm hart voor de niet-blanken.” Zijn conclusie: het werk van Martin Luther King was bepaald nog niet af toen hij op 4 april 1968 werd vermoord.
Te gevaarlijk
Sommige vrienden ontraadden het dr. King om in het van voorjaar 1968 naar Memphis te gaan. Het was daar naar hun overtuiging te gevaarlijk. Maar de zwarte dominee wilde niet wijken voor het dreigende geweld. Dat had hij nog nooit gedaan, dat wilde hij ook nu niet. Martin Luther King geloofde er vast in dat het zwaarste geweld machteloos zou worden als daar geweldloosheid tegenover werd gesteld.
Daarom ging hij toch naar Memphis om er op 3 april stakende vuilnismannen toe te spreken. In die rede zei hij: „Wat zullen sommige van onze blanke broeders mij willen aandoen? Ik weet niet wat er zal gebeuren. Maar het maakt mij nu niets meer uit omdat ik de berg heb beklommen.”
King kon toen niet vermoeden dan zijn moordenaar, James Earl Ray, al in de stad rondliep om de omgeving van het toekomstige plaats delict te verkennen. De dag erna, op 4 april, werd de 39-jarige King op het balkon van zijn kamer in het Lorraine Motel vermoord. De prediker van geweldloosheid was geveld door het geweld van een scherpschutter die het „bloed van zwarten” wel kon drinken.
Zware slag
De dood van dr. Martin Luther King was een zware slag voor de Afro-Amerikaanse gemeenschap in de VS. Sinds het midden van de jaren vijftig was hij hun leider en woordvoerder. Als jong predikant riep hij in 1955 op tot een boycot van het busvervoer in de stad Montgomery (Alabama) nadat Rosa Parks was gearresteerd omdat ze had geweigerd haar plaats in een stadsbus af te staan aan een blanke. De niet-blanken in Montgomery maakten meer dan een jaar geen gebruik van het openbaar vervoer. Na een boycot van 381 dagen behaalde de zwarte bevolking een juridische overwinning; de rassenscheiding in het openbaar vervoer werd opgeheven.
De uitspraak was een belangrijke stap in de strijd om gelijke burgerrechten. Maar deze was in 1956 nog lang niet gestreden. King werd de leider. Hij organiseerde protestmarsen, boycots, en stelde petities op. Maar nooit wilde hij geweld gebruiken. „Geweldloosheid is ons machtigste wapen. Daardoor krijg je de hardvochtigste karakters op de knieën”, zo zei hij vaak. De stelling ontleende hij aan de Indiase leider Mahatma Gandhi.
In een interview vertelde Martin Luther King eens dat het hem soms veel moeite kostte om zijn „gebalde vuisten in zijn broekzakken te houden.” „Wanneer ik zie dat een zwarte moeder met een doodziek, huilend kind de wachtkamer voor niet-blanken bij een arts binnenkomt en daar uren moet wachten, soms wel tot de andere dag, terwijl een blanke met een kleinigheidje maar heel even behoeft te wachten in de wachtkamer waar de zwarten niet mogen komen. Dat is niet alleen onrecht, dat is barbaarse wreedheid. Dan kookt mijn bloed.”
Op de proef gesteld
Toch bleef Martin Luther King al die jaren trouw aan zijn principe van geweldloos verzet, ook als er mensen waren uit zijn eigen kamp die vonden dat het geduld te zwaar op de proef werd gesteld. Sommigen vonden King te slap. Zij organiseerden zich bijvoorbeeld in de beweging van de Black Muslims, waar de wereldberoemde bokser Cassius Clay en de activist Malcolm X zich bij aansloten. Anderen, vooral zwarte jongeren, verenigden zich onder de naam Black Panthers. Geweld was voor hen een optie in de strijd om gelijke burgerrechten.
Martin Luther King hield het bij vreedzame protesten. Indrukwekkend was de protestbijeenkomst 28 augustus 1963 in Washington, waar 250.000 mensen samenkwamen om te betogen tegen de scheiding tussen blank en zwart. Daar hield King een toespraak die hem wereldberoemd maakte.
„Ik heb een droom die diepgeworteld is in de Amerikaanse droom. Ik heb een droom dat op een dag deze natie zal opstaan en gaan leven volgens de ware betekenis van haar credo: „Wij beschouwen deze waarheden als vanzelfsprekend; dat alle mensen gelijk geschapen zijn.”
Ik heb een droom dat op een dag op de rode heuvels van Georgia de zonen van vroegere slaven en de zonen van vroegere slavenhouders naast elkaar kunnen zitten aan de tafel van broederschap.
Ik heb een droom dat op een dag zelfs de staat Mississippi, een staat die broeit van de hitte van ongerechtigheid, broeit van de hitte van de onderdrukking, omgevormd zal worden tot een oase van vrijheid en gerechtigheid.
Ik heb een droom dat mijn vier kleine kinderen op een dag in een land zullen leven waar ze niet zullen worden beoordeeld op hun huidskleur, maar op hun karakter.
Ik heb een droom vandaag!
Ik heb een droom dat op een dag in Alabama, met zijn wrede racisten, met een gouverneur die zo graag het federale recht nietig wil verklaren — dat op een dag juist in Alabama zwarte jongetjes en zwarte meisjes hand in hand kunnen lopen met blanke jongetjes en blanke meisjes als broertjes en zusjes.
Ik heb een droom vandaag!
Ik heb een droom dat op een dag elke vallei verhoogd zal worden, en elke heuvel en berg geslecht zal worden, het ruige land vlak gemaakt zal worden en de rotsige plaatsen recht; „...en de luister van de Heer zal zich openbaren en al wat leeft zal het samen zien.”
Dit is onze hoop en dit is het geloof waarmee ik naar het zuiden terugkeer.”
Internationaal aanzien
Door deze rede kreeg Martin Luther King internationaal aanzien. Een jaar later werd hij geëerd met de Nobelprijs voor de Vrede. Maar de strijd in eigen land was nog niet voorbij, al kreeg hij wel steeds meer steun van de zijde van de Amerikaanse president. Tegenkrachten waren er ook, zeker in het Congres.
De belangrijkste eisen van de burgerrechtenbeweging die Martin Luther King leidde, werden midden jaren zestig mede dankzij de inzet van president Johnson gerealiseerd. In 1964 kwam de Civil Rights Act, waardoor de zwarte bevolking in principe dezelfde rechten kreeg als de blanke. De rassenscheiding op de meeste (semi)openbare gelegenheden werd verboden. Een jaar later kwam de Voting Right Act, waarin alle vormen van discriminatie bij verkiezingen verboden werd. Deze laatste wet kwam er overigens pas nadat King diverse protestmarsen in Selma had georganiseerd.
Het zal duidelijk zijn dat met name binnen de blanke gemeenschap er behoorlijk veel mensen waren die grote moeite hadden met de boodschap en aanpak van Martin Luther King. Opposanten van hem waren zowel bij de Republikeinen als bij de Democraten te vinden.
Dat is mede de reden dat er na de moord op hem zo veel theorieën waren over de aanstichters. Waren het conservatieven die de rassenscheiding verdedigden? Waren het jongeren die vonden dat King niet radicaal genoeg was? Was het de regering die hem lastig vond en hem daarom uit de weg wilde ruimen? Voor geen enkele theorie is het sluitende bewijs gevonden. Wat vaststaat is dat de blanke racist James Earl Ray de schoten afvuurde. Of deze man met een crimineel verleden op eigen initiatief handelde of dat hij was ingehuurd blijft een onopgelost raadsel.
Nieuwe rassenrellen
De moord op King in april 1968 leidde tot nieuwe rassenrellen in 125 steden. „De profeet van de geweldloosheid is dood, het geweld barst los”, schreef The Boston Globe. Die rellen dreven blank en zwart weer uiteen. Het werk van King leek tevergeefs te zijn geweest.
„Dat is niet helemaal waar”, zegt Otis Pickett. „Wie de situatie van 1968 met die van vijftien jaar eerder vergelijkt, ziet wel degelijk veranderingen, zeker op papier. Probleem is dat ze in de praktijk onvoldoende zijn geëffectueerd. Dat heeft tot op de dag van vandaag gevolgen.”
De historicus uit de staat Mississippi constateert dat de achterstand van de Afro-Amerikanen nog steeds groot is. „Op bijna elk terrein –inkomen, onderwijs, medische zorg, huisvesting– liggen ze mijlen achter op de blanken. Zelfs wanneer de overheid vanaf nu stimuleringsbeleid gaat voeren ten gunste van de zwarte bevolking, duurt het nog generaties voordat die achterstand echt is weggewerkt.”
Belangrijkste barrière is volgens Pickett de visie van blanken op de niet-blanken en omgekeerd. „Dat is de grootste scheidingsmuur. Die heeft Martin Luther King niet kunnen slechten.”