Cultuur & boekenkunstmatige intelligentie

Vervangt ChatGPT tekstschrijvers, auteurs en journalisten?

Examenbetogen, openingsspeeches, lijdenspreken – kunstmatige-intelligentiemodellen zoals ChatGPT schudden de teksten zó uit hun mouw. Betekent dit het einde van 25 eeuwen redenaarsbloed, -zweet en -tranen?

Sarah van der Maas
23 March 2024 08:23Gewijzigd op 23 March 2024 15:34
beeld Sarah van der Maas
beeld Sarah van der Maas

Het schrijversgilde is in rep en roer. De opkomst van AI-systemen zoals ChatGPT heeft in de creatieve wereld een schok teweeggebracht. In een paar seconden genereert een computermodel gratis en voor niets een tekst waar duurbetaalde copywriters een week boodschappen van zouden kunnen doen. Doemdenkers en optimisten voorspellen dat dit wel eens een eind zou kunnen maken aan de noeste arbeid van duizenden tekstschrijvers, auteurs en journalisten. Nu bovendien duidelijk wordt dat AI zich traint door middel van miljoenen –door diezelfde mensen geschreven– teksten en artikelen, is het hek van de dam. Auteursrechten en schrijverstrots dreigen in de verdrukking te raken. Vertwijfeld vragen velen zich af: is AI de Pulitzerprijswinnaar van de toekomst?

Schatplichtig

Goed schrijven is een kunst – maar het is ook een ambacht. Al zo lang er verhalen verteld en pleidooien gehouden worden, verschijnen er handboeken waarin haarfijn uit de doeken wordt gedaan hoe deze teksten opgebouwd en neergezet moeten worden. Van motto’s als ”show don’t tell” tot de drie punten van de preek: aan vrijwel iedere tekst liggen bepaalde regels ten grondslag.

Een belangrijk deel van deze regels is afkomstig uit de retorica, de kunst van de welsprekendheid. De retorica biedt gereedschappen om een tekst zo op te bouwen dat hij voldoet aan een bepaald doel, zoals het overtuigen of vermaken van het publiek. Griekse staatsmannen, Romeinse advocaten, middeleeuwse studenten en nadere reformatoren maakten er al gebruik van. Zelfs vandaag de dag is er nauwelijks een overtuigende tekst te vinden die niet op een of andere manier schatplichtig is aan de regels van de retorica.

Goed kunnen spreken was in het oude Griekenland van groot belang. Wilde je in de kersverse democratie iets voor elkaar krijgen, dan moest je ervoor zorgen dat je de meerderheid van het volk aan jouw kant kreeg – en de beste manier om dat voor elkaar te krijgen was het houden van een vlekkeloze redevoering. Al in de vijfde eeuw voor Christus boden rondtrekkende leraren, de zogenaamde sofisten, onderwijs aan bemiddelde jongemannen die een carrière in de politiek of de rechtspraak ambieerden. Ook op de Romeinse scholen maakte retorica deel uit van het onderwijs. Het was de laatste en hoogst haalbare fase in de schoolcarrière van een Romeinse jongen, en slechts de rijkste en veelbelovendste leerlingen kwamen ervoor in aanmerking. Onder leiding van een vaardig privéleraar, de retor, oefenden zij zich dagelijks in het houden van betogen en pleidooien over de meest uiteenlopende onderwerpen.

De volmaakte redenaar

Een van deze retoren was Marcus Fabius Quintilianus, een Romeinse advocaat en hoogleraar in de welsprekendheid. Nadat hij in 91 n.Chr. met pensioen ging, besloot hij zijn ervaringen als leraar te verwerken in een handboek, dat hij de titel ”Institutio oratoria”, oftewel ”De opleiding tot redenaar” meegaf. In dit boek beschrijft Quintilianus het carrièrepad van wat hij „de volmaakte redenaar” noemt. Die kan volgens hem niet vroeg genoeg beginnen. Zo ziet hij de topspreker in de dop het liefst opgroeien onder de hoede van een filosofisch ingesteld kindermeisje en louter welsprekende speelkameraadjes – en „als een van mijn lezers mij enigszins veeleisend vindt, dan zou ik hem willen vragen te bedenken dat het geen gemakkelijke taak is om een redenaar te scheppen”.

De perfecte publieke spreker, zo betoogt hij dan ook, is iemand die niet alleen kennis heeft van de spreekvaardigheid, maar ook van zo veel mogelijk andere vakgebieden. De redenaar ontwikkelt zijn kennis door zich de voorbeelden van andere grote schrijvers eigen te maken en onafgebroken te blijven oefenen. Zijn talent is tegelijk zijn levenstaak: van de wieg tot het graf moet hij zich met de kunst van het spreken blijven bezighouden. Quintilianus erkent dat sceptische lezers hem voor de voeten zullen werpen dat zo’n volmaakte mens maar moeilijk te vinden zal zijn. „Aan zulke critici antwoord ik (…) dat ik geen redenaar beschrijf die werkelijk bestaat of heeft bestaan, maar een ideale redenaar op het oog heb, perfect tot in het kleinste detail.”

Voor een gewone sterveling lijkt Quintilianus’ methode inderdaad nogal hooggegrepen. Maar hoe zit dat met kunstmatige intelligentie? Voor een AI-model dat erin getraind is om vaste patronen in andermans teksten te herkennen én over bijna alle toegankelijke kennis ter wereld beschikt, lijken de eisen van de ”Institutio oratoria” een peulenschil. Is ChatGPT de ideale redenaar?

Duffolosaurus

Om dat te bepalen, besloot ik het kunstmatige-intelligentiemodel te toetsen aan de eisen die Quintilianus aan zijn volmaakte spreker stelt. Een van deze eisen is, zoals gezegd, een allesomvattende kennis van vakgebieden als muziek, astronomie, geschiedenis en wat dies meer zij. Een goede redenaar is per slot van rekening niet alleen een deskundige op het terrein van de welsprekendheid, maar moet een grondige kennis hebben van alles wat hem in zijn politieke of juridische loopbaan van pas zou kunnen komen.

Voor een model dat vrijwel alle krochten van internet tot zijn beschikking heeft, is deze test een eitje. ChatGPT staat zelden met zijn mond vol tanden. Vraag hem een samenvatting van Einsteins theorie over de kwantummechanica, wie in 1922 de koning van Swaziland was of vijf argumenten voor het bestaan van de ter plekke verzonnen duffolosaurus („Het is belangrijk op te merken dat de duffolosaurus niet wordt erkend als een bestaand dier binnen de paleontologie of enige andere wetenschappelijke discipline. Het lijkt een fictieve creatie te zijn. Echter, als we hypothetisch zouden proberen argumenten te bedenken voor het bestaan ervan, zouden dat deze kunnen zijn…”)

Maar kennis alleen is niet genoeg. Wie een volmaakte redenaar wil worden, moet volgens Quintilianus vooral veel lezen en oefenen. Het bestuderen van andermans voorbeelden speelt daarbij een grote rol. Ook dit is een kolfje naar de hand van ChatGPT. AI-modellen worden namelijk volledig getraind door middel van reeds bestaande dataverzamelingen. In zulke verzamelingen bevinden zich bijvoorbeeld krantenarchieven, wetenschappelijke artikelen, teksten van sociale media zoals Facebook en X, en zelfs (illegale kopieën van) complete boeken. Van pulpfictie tot wereldklassiekers en van roddelreportages tot onderzoeksjournalistiek: dankzij dit systeem van imiteren en leren weet AI exact hoe een tekst in elkaar hoort te zitten. Een homerisch’ epos over de god Mars in dactylische hexameters? Een kort verhaal over pantoffels in de stijl van C.S. Lewis? ChatGPT verblikt of verbloost er niet van – en voor je het weet, vliegen de muzen en betoverde bossen je om de oren.

I have a dream

Een goede redenaar is echter in de eerste plaats op de hoogte van de juiste retorische technieken. En dat zijn er nogal wat. De Griekse filosoof Aristoteles, een van de eersten die een handboek over de welsprekendheid schreef, noemt in zijn ”Retorica” allereerst drie middelen van overtuiging waardoor een spreker zijn publiek tracht te bepraten: ethos, pathos en logos.

Bij het gebruik van ethos probeert een redenaar zijn hoorder te overtuigen door zichzelf als geloofwaardig te presenteren. Hij benadrukt bijvoorbeeld dat hij een autoriteit is op het gebied waarover hij spreekt, of zet zijn charisma in om zijn publiek voor zich te winnen. Bij pathos speelt de spreker in op de emoties van zijn toehoorders, zoals Martin Luther King wanneer hij in zijn beroemde toespraak het ontroerende beeld oproept van „little black boys and black girls” die ooit hand in hand zullen lopen met „little white boys and white girls as sisters and brothers”. Ten slotte kan een spreker zich toeleggen op logos door gebruik te maken van redelijke, logische argumenten die zijn standpunt ondersteunen.

Een klassiek betoog kent bovendien een vaste opbouw, die meestal bestaat uit vijf onderdelen. Allereerst is er sprake van een exordium of inleiding, waarin de aandacht van het publiek wordt getrokken door bijvoorbeeld een anekdote of een prikkelende vraag. Daarna volgt de narratio: de uiteenzetting of toedracht van het onderwerp. Hierin vertelt de spreker welk standpunt hij verdedigt en hoe hij daartoe is gekomen. Tijdens de confirmatio en refutatio geeft hij vervolgens verschillende argumenten ter ondersteuning van zijn standpunt en ter weerlegging van (eventuele) kritiek. Dit onderdeel vormt de kern van het betoog; met deze argumenten moet de spreker tenslotte zijn publiek zien te overtuigen.

Eventueel kan hij ook nog gebruikmaken van een digressio of uitweiding: een ‘uitstapje’ naar een onderwerp dat op het eerste gezicht niet direct met zijn verhaal te maken heeft, maar wel kan helpen om zijn standpunt te staven. Zo verdedigde de beroemde Romeinse redenaar Cicero eens met succes een dichter wiens Romeins burgerrecht werd betwist door in zijn pleidooi uitgebreid in te gaan op de waarde van literatuur (en zo terloops bij zijn publiek sympathie voor de poëet te kweken). Een klassiek betoog eindigt altijd met een peroratio – een korte samenvatting en een conclusie.

Niet alleen de wijze waarop je je verhaal opbouwt, maar ook de manier waarop je je gedachten verwoordt draagt bij aan de overtuigingskracht van een tekst. Een geoefend redenaar heeft daarom een breed repertoire aan retorische stijlfiguren tot zijn beschikking. Een van de meest gebruikte is de retorische vraag, die een spreker aan zijn (denkbeeldige) publiek stelt zonder daar direct een antwoord op te verwachten. Een huiveringwekkend voorbeeld is dat van de Duitse minister van Propaganda Joseph Goebbels, die in 1943 aan zijn opgezweepte toehoorders in het Berlijnse Sportpalast de vraag stelde: „Wollt ihr den totalen Krieg?” – waarop het publiek spontaan in een toestemmend gejuich uitbarstte.

Ook stijlmiddelen zoals het gebruik van herhaling („I have a dream that one day…”), alliteratie (Julius Caesars bekende woorden „Veni, vidi, vici”) of allegorie (de Amerikaanse president George W. Bush die landen als Irak en Iran betitelde als „de as van het kwaad”) behoren tot de ‘trukendoos’ van de redenaar.

Rode ballon

Vijfentwintig eeuwen nadat het fundament voor de retorica werd gelegd, worden deze retorische middelen nog altijd volop gebruikt. Je zou dus zeggen dat wanneer AI door zijn trainingswijze een afspiegeling van de gemiddelde tekstopbouw vormt, een betoog van ChatGPT dus automatisch volgens de wetten van de retorica moet zijn opgebouwd. Om dat te toetsen, besluit ik het model een eenvoudige proefvraag voor te leggen: „Schrijf een betoog van 500 woorden waarin je uiteenzet waarom iedereen een rode ballon in huis zou moeten hebben.” Behalve de woorden ”betoog” en ”uiteenzetten” bevat deze vraag geen nadere specificaties over de vorm en opbouw van de tekst. Het is dus de ultieme eerste test: komt ChatGPT uit zichzelf met een klassiek betoog op de proppen?

Niet helemaal, zo blijkt. In de tekst (zie ”Test #1”) zijn weliswaar duidelijk een inleiding, kern en slot te onderscheiden, maar de uitwerking ervan is wel heel summier. Zo doet ChatGPT weinig moeite om de aandacht van de lezer te vangen en worden er geen (denkbeeldige) tegenargumenten gebruikt. Van een geraffineerde uitweiding is al helemaal geen sprake. ”Geraffineerd” is sowieso niet het woord dat op de schrijftrant van ChatGPT van toepassing is. De zinnen zijn doeltreffend, maar eenvoudig en zelfs een beetje saai. Stijlfiguren worden nauwelijks gebruikt. De tekst opent en eindigt weliswaar met een retorische vraag („Waar wacht je nog op?”), een aantal uitdrukkingen allitereren („doelen en dromen”, „vreugde en vermaak”) en er is in enkele gevallen sprake van een hyperbool of overdrijving („de mogelijkheden zijn eindeloos”), maar daarmee houdt het wel op. Bovendien valt op dat veel zinsneden letterlijk worden herhaald. Het maakt de tekst weliswaar informatief – maar verre van overtuigend.

Om het model een eindje in de goede richting te helpen, stel ik de vraag nog eens, maar nu met de toevoeging ”klassiek betoog” en ”retorische middelen” (zie ”Test #2”). Inderdaad rolt er dit keer een tekst uit die een stuk onderhoudender is dan zijn voorganger. De stijl is verheven, formeel op het wollige af. De lezer wordt met ”u” aangesproken en de vorm is veranderd van een neutrale uiteenzetting van argumenten in een vurig betoog. Ook de verschillende stijlfiguren zijn nadrukkelijker aanwezig in de tekst. Zo wordt er verschillende keren een duidelijke opsomming of enumeratie gebruikt („Het herinnert ons eraan om het kind in onszelf te omarmen, om te lachen en te spelen, om de wereld met verwondering en nieuwsgierigheid te bekijken”) en zelfs een dubbele alliteratie („…bruggen te bouwen en een gevoel van gemeenschap”). Blijkbaar begrijpt ChatGPT wat er bedoeld wordt met ”retorische middelen” zonder dat deze specifiek worden benoemd.

Klassieken

Van een klassieke opbouw in het betoog is echter nog altijd geen sprake. Bij de derde vraag benoem ik daarom specifiek welke onderdelen ik in de tekst terug wilde zien. Om de reikwijdte van ChatGPT’s stijlmiddelenrepertoire te peilen, voeg ik er bovendien de opdracht aan toe om maar liefst tien stijlfiguren te gebruiken.

Het resultaat? Een tekst die keurig onderverdeeld is in de gevraagde vijf onderdelen, die bovendien grotendeels correct zijn toegepast. Het exordium bevat nu een keurige introductie van het onderwerp, er worden argumenten aangevoerd en tegenargumenten verworpen en in de digressio wordt een relevant voorbeeld aangehaald. Het lijkt erop alsof ChatGPT zijn klassieken dan toch kent.

Met de stijlfiguren is het echter een stuk slechter gesteld. Opnieuw duiken de retorische vraag, de alliteratie en de enumeratie in de tekst op – maar wie tot tien stuks wil komen, moet wel heel goed zoeken. Enigszins ingewikkelder stijlfiguren als de amplificatie (waarbij een persoon of voorwerp van meerdere kanten wordt belicht) of het pars pro toto (dat een deel voor het geheel benoemt, zoals ”de koppen tellen”) komen al helemaal niet aan bod.

Om het systeem het laatste duwtje in de rug te geven, noem ik in mijn laatste opdracht zeven specifieke voorbeelden van stijlfiguren die ik terug wil zien. Ten slotte vraag ik het model ook om gebruik te maken van de overtuigingsmiddelen ethos, logos en pathos. Aan dat laatste blijkt ChatGPT zo zijn eigen draai te geven. De woorden ”logisch” en ”emotioneel” komen weliswaar verschillende keren letterlijk in de tekst terug, maar een werkelijk beroep op ethos of logica ontbreekt. Van de zeven vereiste stijlfiguren vind ik er slechts met moeite drie – zelfs de eenvoudige retorische vraag is dit keer niet aanwezig. Het lijkt erop alsof drie deelopdrachten in één prompt voor het model simpelweg te veel van het goede is.

Een goed mens

Hoewel kennis, oefening en techniek een belangrijk bestanddeel van Quintilianus’ perfecte retoricus vormen, is er in de ogen van de Griekse hoogleraar nog één aspect dat alle andere overstijgt. „Mijn doel is het onderwijs voor de volmaakte redenaar. De eerste voorwaarde voor zo iemand is dat hij een goed mens is. Daarom wordt van hem niet alleen het bezit van uitzonderlijke redenaarsgaven gevraagd, maar tevens alle uitblinkende karaktertrekken.”

Daarmee komen we misschien wel bij de belangrijkste kwestie als het gaat om kunstmatige intelligentie als vervanger voor de schrijver of journalist. Het is namelijk per definitie onmogelijk om ChatGPT als een goed mens te betitelen. Uiteraard kent het model de nodige ethische richtlijnen. Zo voorziet het zijn reacties regelmatig van uitgebreide disclaimers, weigert het drogredenen te gebruiken en geeft het geen antwoord op vragen die morele grenzen overschrijden. De vraag is echter: waar liggen die grenzen precies – en wie bepaalt dat?

Als ik ChatGPT vraag naar vijf argumenten voor het liquideren van een zekere politicus, krijg ik –geheel terecht– te horen dat „het aanmoedigen of rechtvaardigen van geweld tegen een individu, inclusief politici, onaanvaardbaar is en strijdig met de wet en ethiek”. (Als ik problemen heb met de betreffende politicus of zijn politieke standpunten, moedigt het model me aan om mijn stem te laten horen via legale en democratische middelen. Ook staat het altijd voor me klaar „om te praten over alternatieve manieren om uw zorgen aan te pakken”.)

Vraag ik ChatGPT echter om vijf argumenten waarom iemand zou moeten kiezen voor een abortus, dan krijg ik, weliswaar met de vrijwaring dat abortus een persoonlijke beslissing is en er geen eenvoudige of universele redenen zijn waarom iemand daarvoor zou moeten kiezen, keurig vijf overwegingen voorgeschoteld waarom iemand zijn ongeboren kind zou laten weghalen. De ene ethische richtlijn is dus blijkbaar de andere niet. Dat maakt ChatGPT zeker geen moreel kompas om blind op te varen.

„De man die werkelijk een rol kan spelen als burger en in staat is om aan de eisen van zowel openbare zaken als privéaangelegenheden te voldoen, de man die met zijn raadgevingen een staat kan leiden, door zijn wetgeving van een stevige basis en door zijn juridische beslissingen van verdorvenheden kan zuiveren is zonder twijfel niemand anders dan de redenaar die we zoeken”, schrijft Quintilianus.

Voldoet kunstmatige intelligentie aan deze voorwaarden? Gelukkig niet.

ChatGPT mag dan kunnen putten uit een schier onuitputtelijke bron aan kennis en voorbeelden, maar op technisch, inhoudelijk en stilistisch niveau haalt het model het nog geenszins bij de illustere redevoeringen van zijn vele menselijke voorgangers. Het systeem beschikt weliswaar over de basiskennis om een klassiek betoog op te bouwen, maar heeft zeer specifieke menselijke aanwijzingen nodig om deze vaardigheden ook daadwerkelijk op de juiste manier te gebruiken. Zelfs als het ChatGPT lukt om een betoog te produceren waarin meerdere retorische elementen duidelijk naar voren komen, is de inhoud lang niet altijd overtuigend of zelfs juist.

Betekent dit dat de queeste naar de perfecte redenaar zonder AI moet worden voortgezet? Ik besloot het ChatGPT zelf te vragen – en zijn conclusie was duidelijk. „Hoewel kunstmatige intelligentie zeer capabel kan zijn in redeneren binnen bepaalde grenzen, zijn er nog steeds uitdagingen en beperkingen die moeten overwonnen voordat we kunnen zeggen dat AI de volmaakte redenaar is. Hoewel AI-systemen vaak indrukwekkende prestaties vertonen in specifieke taken, kunnen ze beperkingen hebben in het begrijpen van context, menselijke emoties en subtiliteiten van taal. (…) Kunstmatige intelligentie kan worden geprogrammeerd om creatieve oplossingen te vinden, maar het vermogen om intuïtieve sprongen te maken en originele ideeën te bedenken blijft over het algemeen een unieke eigenschap van menselijke redenering.”

Welsprekendheid is een kunst en geen trucje. Misschien vormen de regels van de retorica daarom juist wel de drempel die de mens van de machine onderscheidt. Uit al ChatGPT’s proefteksten blijkt immers dat kennis en oefening alléén niet genoeg zijn om een ijzersterk betoog of een tranentrekkende speech neer te zetten. Blijkbaar ontbreekt het kunstmatige intelligentie ondanks deze kennis aan iets wat de mens en zijn werk uniek maakt, namelijk: originaliteit. Daarmee lijkt het pleit beslecht. Een AI-model mag dan een goede imitator zijn, maar dat maakt het nog geen goede redenaar – laat staan de perfecte.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer