OpinieColumn Milieu en Technologie
Die Grüne Woche!

Vorige week bezocht ik de Grüne Woche in Berlijn. Dit is de grootste agrarische vakbeurs van Europa.

Henk Kievit
beeld RD
beeld RD

Al ruim 97 jaar vindt traditiegetrouw in januari dit unieke internationale evenement voor levensmiddelen en land- en tuinbouw plaats. Dit is hét trefpunt voor de Duitse en internationale landbouw- en voedselsector. Daarmee is het zeer belangrijk voor Nederland, dat zich hier elk jaar presenteert met een eigen paviljoen.

Afgelopen week vergaderden er 61 ministers van landbouw over het verduurzamen van ons mondiale voedselsysteem. Boeren en producenten uit de hele wereld gebruiken de Grüne Woche als afzet- en testmarkt voor hun kwalitatief hoogwaardige producten. Meer dan 1400 exposanten uit 60 landen laten de meest recente ontwikkelingen van voeding en productie zien. Biologisch, regionaal en eerlijk, vegetarisch en veganistisch, gezond, allergievrij en duurzaam, het is allemaal te beleven in het immense beursgebouw in Berlijn. Ook presenteert men zich steeds meer met specialiteiten vanuit regio’s in Europa en is er ruimschoots aandacht voor (agro)toerisme.

Vanzelfsprekend werd het Nederlandse paviljoen geopend door onze LNV-minister Piet Adema, met Frau Antje én de Duitse landbouwminister Cem Özdemir midden tussen de Nederlandse stands, uiteraard voorzien van molens en tulpen, met streekproducten, kaas en stroopwafels. Regionale delegaties uit Nederland, zoals Greenport Venlo, Regio Foodvalley, Agrifood Capital en FruitDelta Rivierenland, netwerkten er onder het label ”FoodNL” stevig op los. Elke provincie was vertegenwoordigd met agrarische producten en gedeputeerden.

In het buitenland begrijpt men er, terecht, helemaal niets van dat in Nederland de agrarische sector onder vuur ligt. Onze agrarische sector behoort tot de absolute wereldtop. Men wil maar wat graag spreken met onze boeren, agrifoodvertegenwoordigers, LNV-ambtenaren, Tweede Kamerleden en provinciebestuurders met agrifood en leefbaar platteland in de portefeuille. In Nederland moet je je stevig inzetten voor een gesprek met deze mensen. Op de Grüne Woche ontmoet je hen echter ”in het wild”, te midden van (honderd)duizenden andere bezoekers op de beursvloer en tijdens aanpalende netwerkborrels en diners, en kun je een redelijk spontaan gesprek met hen voeren.

20044493.JPG
De Grüne Woche in Berlijn is de grootste agrarische vakbeurs van Europa. beeld Bertil Rebel

Voedselzekerheid is, mede gelet op internationale ontwikkelingen als klimaatverandering en oorlogsgeweld, een belangrijk thema dat de aandacht vraagt voor het belang van voedselmakers. De Nederlandse LTO en de Belgische zusterorganisatie gebruikten het internationale podium van de Grüne Woche om aandacht te vragen voor Europese voedselautonomie. De LTO benadrukte de noodzaak van een nieuwe Europese landbouwvisie. Die wordt vanwege de klimaatverandering extra urgent. Grote delen van Zuid-Europa gaan hun productiepotentie verliezen. De kans bestaat dat Europa te afhankelijk wordt van voedselimporten.

Wie het wilde horen: Nederlandse agrariërs behoren tot de wereldtop en leveren, op wereldschaal bekeken, een unieke bijdrage aan de nog immer groeiende vraag naar voedsel. Dat doen ze door voedselproductie via betere teelttechnieken, beter uitgangsmateriaal en technologische innovaties. Die Nederlandse landbouw blijkt tegen maatschappelijke grenzen aan te lopen, hoewel we op relatief kleine schaal produceren als je het vergelijkt met andere landbouwnaties, zoals Brazilië, Argentinië, Australië, de Verenigde Staten en Oekraïne.

De Nederlandse land- en tuinbouw is nog steeds de tweede agrarische productie-exporteur van de wereld, na de Verenigde Staten. Toch past hierbij een kanttekening: voor de helft bestaat deze export namelijk uit doorvoer van buitenlandse producten. Nederlandse boeren komen daar niet aan te pas. Denk aan cacao, thee en koffie maar ook aan landbouwmachines of (ruimer) voedselverwerkende machines (robots en dergelijke). Het aandeel in de primaire productie is veel kleiner. Nederland komt niet voor in het rijtje landen die grote producenten zijn van melkproducten, varkensvlees of graan. Nederland levert ongeveer 0,4 procent van de wereldproductie. Ondanks de enorme hoeveelheid melk, eieren en vlees zijn de Nederlandse boeren kleine spelers en bepalen ze niet de wereldmarktprijzen. De VS, China, India en Brazilië en de grote multinationals, zoals Cargill en JBS, bepalen de prijzen van veevoer en eindproducten.

Tendensen als nationalisme, technologische vooruitgang en het ontstaan van andere handelsblokken wereldwijd kunnen, samen met die maatschappelijke begrenzing in ons land, wel eens die grote en welvarende exportpositie gaan bedreigen. De meest efficiënte eiwitproductie per kilo product, waarom het agrarische ondernemerschap dus enorm wordt geroemd in de wereld, weegt niet meer op tegen de enorme milieudruk per vierkante kilometer in Nederland. Hoe lang is het voordeel van innovatieve en sterke agrarische ondernemers en veerkrachtige familiebedrijven nog bestand tegen de schaalvergroting en lagere kostprijs die elders in de wereld gerealiseerd kunnen worden met technologische vooruitgang? Nederland exporteert namelijk ook hoogwaardige agrarische kennis, maar dat kan niet overeind blijven zonder een eigen vitale, toekomstbestendige landbouw, mede gericht op Nederlandse voedselzekerheid!

De auteur werkt bij de CHE en Nyenrode Business Universiteit.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer