Wetenschappelijke media wakkeren doemdenken klimaat bewust aan
Prestigieuze wetenschappelijke tijdschriften zoals Science en Nature sturen maar een klein deel van ingediende artikelen over klimaatproblemen door ter collegiale beoordeling (peerreview). Zeker als daarin enig aspect van de klimaatconsensus ter discussie wordt gesteld. Want de tijd voor debat is voorbij, meende Marcia McNutt toen ze nog hoofdredacteur was van Science.
Dat overkwam ook klimaatwetenschapper Patrick Brown zo stelde hij onlangs in het Amerikaanse nieuwsmedium The Free Press. Aanleiding was zijn publicatie over de verhoging van extreme risico’s op natuurbranden in Californië. Hij analyseerde daarin uitsluitend de rol van klimaatverandering maar besprak hierbij niet bijkomende factoren, zoals veranderingen in de vegetatie, brandstichting of methoden van veilig bosbeheer: „Toen ik eerder deze praktische aspecten meenam in mijn artikelen, werden die onmiddellijk door de redacteuren van toonaangevende tijdschriften afgewezen, zonder dat er zelfs maar sprake was van peerreview. Zo heb ik de toegevoegde waarde voor de samenleving moeten opofferen, om te voldoen aan de voorkeur van de redactie. Mijn bijdrage zou dan afbreuk doen aan de alarmistische boodschap, die prestigieuze tijdschriften als Nature en Science willen vertellen.”
Brown weet echter dat het voor wetenschappers van cruciaal belang om in gerenommeerde tijdschriften te publiceren. Omdat deze in veel opzichten de sleutel vormen tot carrièresucces in de academische wereld. Achteraf gezien betreurt Brown dat hij daarvoor „het doorgeven van waardevolle kennis aan de samenleving moest opofferen”. De hyperfocus van wetenschappelijke tijdschriften op het zoeken naar en benadrukken van de negatieve gevolgen van klimaatverandering is volgens Brown een belemmering voor de zoektocht naar praktische oplossingen. Hij meent dat de tijdschriften enkel interesse hebben in het uitbannen van de uitstoot.
Hoewel Patrick Brown de gangbare consensus over de opwarming van de aarde door voornamelijk CO2 deelt, hekelt hij de dwangmatigheid „om het narratief te ondersteunen over de catastrofale impact van klimaatverandering; en dat de belangrijkste handelwijze niet het treffen van praktische maatregelen is, maar het voeren van beleid dat alleen de uitstoot van broeikasgassen terugdringt.” Deze visie werd hem bepaald niet in dank afgenomen. Hij nam afscheid van de universiteit en begon zijn eigen adviesbureau.
Rockstar
Iets vergelijkbaars ervoer ook Judith Curry, hoogleraar Aard- en Atmosferische Wetenschappen aan het Georgia Institute of Technology. Ze schreef in Science over orkanen, waaronder de verwoestende orkaan Katrina rond Nieuw-Orleans in 2005. Ze vond dat het aantal zware orkanen sinds 1970 was verdubbeld. „We gaven hier niet direct de opwarming van de aarde de schuld van. We lieten alleen zien wat de data ons vertelden”, zo zegt ze in een video-interview.Deze publicatie werd onmiddellijk door de media opgepakt alsof ze dat juist wel deed: een grote catastrofe door globale opwarming. „Hierdoor belandde ik in het publieke debat over de gevolgen van klimaatverandering. Ik kreeg veel media-aandacht, werd geadopteerd door milieulobbygroepen en door alarmisten geadoreerd als een rockstar! Overal werd ik heengevlogen voor uitleg.” Toen Curry later haar orkaanonderzoek herhaalde met meer data, bleek de toename niet meer dan 13 procent.
Twee vooraanstaande IPCC-auteurs bevestigen het bovenstaande beeld. Stephen Schneider, hoogleraar milieubiologie en mondiale verandering aan Stanford University, benadrukt dat wetenschappers zich ook uiten als mensen met een eigen overtuiging: „Als wetenschappers zijn we ethisch gebonden aan de wetenschappelijke methode, wat betekent dat we alle twijfels, voorbehouden, mitsen en maren moeten opnemen. Om de verbeelding van het publiek te prikkelen hebben we brede steun nodig. En veel media-aandacht. We moeten dus enge scenario’s aanbieden, vereenvoudigde, dramatische uitspraken doen en weinig melding maken van eventuele twijfels .” Schneider laat zien dat om media-aandacht te krijgen de complexe klimaatproblematiek moet worden versmald tot CO2 dat ten koste van alles moeten worden teruggedrongen en dit apocalyptische uitspraken voedt, die door media vaak worden aangedikt.
Schneiders IPCC-collega Ottmar Edenhofer, hoofdeconoom bij het Potsdam Institute for Climate Impact Research, ging in een interview in de Neue Zürcher Zeitung van 14 november 2010 nog een stap verder. Hij verklaarde dat het mondiale klimaatbeleid een vehikel is geworden voor mondialisering en herverdeling van de rijkdom van de wereld. „Eigenaren van kolen en olie zullen hier uiteraard niet enthousiast over zijn. Maar men moet zich bevrijden van de illusie dat het internationale klimaatbeleid milieubeleid is. Nee, klimaatbeleid heeft vrijwel niets te maken met milieubescherming.”
Herverdeling?
Beide wetenschappers omarmen de hypothese dat klimaatveranderingen geheel worden veroorzaakt door CO2-uitstoot. Regeringen moeten het gebruik van fossiele brandstoffen zo snel mogelijk uitbannen. Anders zijn de catastrofale gevolgen niet te overzien, stellen ze in de media. Maar gaat het daar wel om? Is het ook niet een hefboom voor mondiale herverdeling van rijkdom? Sterker nog, wordt hier ook niet toegewerkt naar de afbraak van de geïndustrialiseerde maatschappij?
Judith Curry liep vast op de anti-kapitalistische milieuagenda van het ”UN Environment Programme”. Maurice Strong, die daarvan oprichter en directeur was, wond er in het National Review Magazine in 1997 al geen doekjes om: „Het zou, eerlijk gezegd, goed kunnen dat we op het punt komen dat de instorting van de industriële samenleving de enige manier is om de wereld te redden.” Worden de contouren daarvan al zichtbaar?
De auteur was wetenschappelijk medewerker aan Wageningen Universiteit en Research.