Klimaatdebat laat geen ruimte voor nuance of twijfel
Het klimaat warmt gevaarlijk op door menselijk toedoen en kan alleen nog worden gered door het afschaffen van fossiele subsidies. Wie daar kanttekeningen bij plaatst, heet al snel een klimaatontkenner.
Ziedaar het overzichtelijke spectrum waarin je je als betrokken burger beweegt, met helder afgebakende waarheden en een duidelijke grens tussen goed en fout. Daarin lijkt geen plaats voor nuance of voor twijfel, laat staan voor hinken op twee gedachten. Toch is dat laatste precies wat mij steeds vaker overvalt.
In 1988 schreef ik voor een weekblad een omslagartikel over wat toen nog het ”broeikaseffect” heette. Ik sprak uitgebreid met deskundigen van het KNMI, het RIVM en Rijkswaterstaat, die stuk voor stuk waarschuwden dat het te laat is om nog maatregelen te nemen zodra je iets van de gevolgen gaat merken. Later las ik ergens dat er na 1988 net zoveel extra CO2 in de atmosfeer terecht is gekomen door menselijk toedoen als in de gehele periode daarvoor.
Twintig jaar later, in de herfst van 2008, besloot ons gezin de broekriem aan te trekken om versneld de hypotheek te kunnen aflossen. Na enige tijd drong het tot ons door dat we, door zo zuinig te leven, vanzelf ook zuiniger omsprongen met de planeet. Bij mijn toehoorders bespeurde ik over het algemeen echter weinig enthousiasme voor onze levensstijl, die niet zelden werd omschreven als sober, calvinistisch of zelfs masochistisch. Anders gezegd: men wilde wel een afgelost huis, maar niet afzien van luxe en verre reizen.
Subtropische zee
Afgelopen zomer stond ik in het Münsterland op een bergkam van 180 meter hoogte die uitstak boven het verder veelal vlakke landschap. Daar las ik op een informatiebord dat ditzelfde uitzichtpunt in een ander tijdvak een rif was op de bodem van een subtropische zee. Dat nauwelijks te bevatten besef zorgde voor een gevoel van deemoed en ontzag dat me sindsdien niet meer heeft verlaten.
Niet lang daarna bladerde ik door het boek ”De transformatie van de aarde” van Peter Frankopan en toen viel mijn oog op een passage waarin vermeld wordt dat een land als Saudi-Arabië per dag alleen al 700.000 vaten olie opstookt om alle gebouwen te kunnen koelen. Zo bekeken is alles wat wij als piepklein landje proberen, of pretenderen, bij voorbaat futiel en moedeloos makend, minder nog dan de spreekwoordelijke druppel op de gloeiende plaat.
Al deze losse overpeinzingen resulteren niet in een simpele optelsom met een duidelijke uitkomst waarover verder geen discussie mogelijk is, maar in een ingewikkelde formule waarin een oplossing steeds verder weg lijkt. Dit onderwerp past niet in de tijdspanne van één mensenleven en kan evenmin worden samengevat in een paar simpele leuzen op een spandoek of een eindeloos herhaald frame over fossiele subsidies.
Je kunt dit hinken op twee gedachten noemen, maar het is wellicht nauwkeuriger om te stellen dat ik regelmatig heen en weer geslingerd word tussen verschillende emoties en ook steeds minder stellig ben als het gaat om het aanwijzen van oorzaken en het aandragen van oplossingen. In zekere zin heeft dat dus ook veel meer met erkennen te maken dan met ontkennen.
De auteur is publicist. Voor eerdere columns zie rd.nl/hormann. Reageren? hormann@refdag.nl