Madern: Ds. Kersten en dr. Steenblok dichter bij Van der Groe dan bij Comrie rond leer van rechtvaardiging
Ds. G.H. Kersten en dr. C. Steenblok stonden wat betreft de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze meer in de lijn van de oudvader Theodorus van der Groe dan in die van dr. Alexander Comrie.
Dat zei J.H. Madern vrijdagavond tijdens de presentatie van zijn boek ”Christus ingeplant. Verkenning in leven en werk van dr. Alexander Comrie (1706-1774) een scholastiek theoloog” (uitg. Gebr. Koster). De uitgave is een weerslag van tien jaar studie van de ouderling van de gereformeerde gemeente (gg) te Stolwijk. De presentatie vond plaats in het kerkgebouw van die gemeente en werd door ongeveer 250 belangstellenden, onder wie veel predikanten en ambtsdragers, bijgewoond.
Comrie schreef veel over het geloof en de rechtvaardigmaking, omdat hij in zijn gemeente in Woubrugge verkeerde gedachten tegenkwam over het geloof, zei Madern: „Comrie herkende die dwalingen vanuit Schotland”, waar hij onder het gehoor van de broers Erskine en Thomas Boston had gezeten. „Hij wilde zijn gemeente onderwijzen.”
Comrie dacht sterk vanuit Gods eeuwig besluit. „Maar hij leerde niet de rechtvaardiging van eeuwigheid, alleen het besluit daarover van eeuwigheid”, aldus de auteur.
Madern ziet zijn boek als een correctie op het proefschrift over Comrie dat A.G. Honing in 1892 publiceerde. „Door Honings benadering is een verkeerd accent komen te liggen op Comries rechtvaardigingsleer.”
Comrie leert dat de toerekening van de gerechtigheid van Christus vóór het geloof plaatsvindt, schetste Madern. „Het eerste wat God doet is die gerechtigheid toerekenen. Eerst moet de vloek worden weggenomen. De zondaar draagt daar niets aan toe.”
Ds. Kersten en ds. Steenblok, voormannen van de Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, leerden ook de toerekening voor de aanneming, maar dóór het geloof. „Zij hebben de toerekening en de aanneming van de gerechtigheid niet los willen maken van elkaar. Kersten en Steenblok zaten daarmee op hetzelfde spoor als Theodorus van der Groe.”
Daden
De Gereformeerde Gemeenten is verweten dat zij „het zo weinig hebben over het functioneren van de daden des geloofs, dat zou bij Comrie vandaan komen” zei ds. G. Clements (Gouda) in het openingswoord over Romeinen 1:16 en 17. De rector van de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten in Rotterdam wees die kritiek van de hand: „Maar van alle oudvaders zegt Comrie misschien nog wel het meest over de daden des geloofs. Denk eens aan zijn ”ABC de Geloofs”. Daarin gaat het over armoede, dorsten, hongeren. Wat heeft Comrie steeds Bijbels, met zicht op de Schrift, laten zien dat het geloof zo arm is, maar toch rijk. „Want de zaligheid Gods wordt in dezelve geopenbaard.” En dan gaat het in het ABC ook over aandoen, aannemen, kiezen, kussen verwachten. Dat zijn die daden van het geloof. Die zijn in de prediking niet ondergesneeuwd.”
Pastoraal
Comries werk is niet alleen theologisch of dogmatisch maar ook heel pastoraal, stelde ds. J. Schipper (Scherpenzeel), emeritus-predikant in de GG, in zijn lezing over ”Wat kan een gemeentelid van Comrie leren?”. „Comrie was standvastig wat betreft de leer. Hij stond voor de waarheid van de Schrift. Maar schreef ook over de praktijk van het geloofsleven. Dan kon hij opmerkelijke pastoraal zijn. Hij schreef niet alleen over theologische onderwerpen maar ging ook in op de functie van het geloof. Wat wij allen van Comrie kunnen leren is dat het geloof niet iets statisch is of moet zijn. Het geloof zal beoefend moeten worden. Dat laat hij duidelijk zien in zijn ”ABC des geloofs” en in de ”Eigenschappen”. Daarin maakt hij steeds onderscheid tussen het bezit van het geloof (habitus) en het beoefenen (actus). Dit wordt wel genoemd de kern van Comries geloofsbegrip.”
Comrie was overigens niet de eerst die dit onderscheid maakte, stelde ds. Schipper. Ook Guido de Bres doet dat in de Nederlandse Geloofsbelijdenis, en ook de Utrechtse hoogleraar Gijsbertus Voetius en Wilhelmus Amesius maakten dit onderscheid.
Tijd
Prof. dr. W. van Vlastuin waarschuwde Comrie „niet te relativeren, maar evenmin te verabsoluteren”. Hij zag Comrie als een vertegenwoordiger van de gereformeerde traditie van wie de kerk nu ook veel kan leren, maar wees er ook op dat Comrie bijvoorbeeld „niet uitvoerig heeft nagedacht over de christologie of de Drieëenheid, niet over de sacramenten, niet over Schriftleer. Maar laten we de theologen van het verleden waarderen om wat ze wel hebben.”
Comrie kende de tijd waarin hij leefde stelde de rector van het Hersteld Hervormd Seminarie en hoogleraar aan de Vrije Universiteit, in zijn lezing over ”Wat kan een theoloog van Comrie leren?”. „Hij was niet tevreden met het herhalen van uitspraken uit het verleden. Hij kende zijn tijd, kende de discussies, hij zag scharnieren en zag wissels omgaan.”
De „onmiddellijke toerekening” van de gerechtigheid van Christus noemde prof. Van Vlastuin „een centraal begrip” in de theologie van Comrie. „De rechtvaardiging zet hij centraal in relatie tussen God-mens.” „God als Rechter is in de Bijbel het meest gebruikte beeld. Dan gaat het niet alleen over de straffende gerechtigheid die Hij eist, maar ook over de verlossende en bevrijdende gerechtigheid. Het beeld van Jezus Christus verbleekt als we geen zicht op die gerechtigheid hebben.”
Het „warme” van Comrie is volgens prof. Van Vlastuin dat hij „aandacht voor de menselijke ziel heeft.” „Dat doet je voelen: we zijn bezielde mensen. Het Evangelie is geen visie of beschouwing maar een kracht Gods tot zaligheid.”
Prof. Van Vlastuin vroeg zich ook af of Comrie als hij de verkiezing, rechtvaardiging en de twee verbonden in het licht van de eeuwigheid plaatst „wel recht doet aan de tweede oorzaak”, de mens. „De mens is geheel betrokken bij zijn zaligheid. Ik vraag me af of dat in zijn theologische verhandeling wel helemaal uit de verf komt.”
Van Comrie moeten theologen van nu leren dat theologie „actueel is”. Comrie was „in gesprek met de eigen tijd. Comrie leefde aan begin moderniteit. Wij hebben nu te maken met postmoderniteit, met al teveel nadruk op gelovende, gevoelen, het subject. Hoe verhouden wij ons daartoe? De boeiend vraag is: welke insteek zou Comrie vandaag kiezen op dat punt.” Prof. Van Vlastuin concludeerde dat „het is niet in de geest van Comrie is om Comrie zo precies mogelijk te herhalen”, omdat Comrie de theologie steeds in het licht van de tijd plaatste.
Ds. J.J. Hoogerbrug, predikant van de gg te Krimpen aan den IJssel, overhandigde het eerste exemplaar van de nieuwe uitgave aan Madern. Ds. Hoogerbrug –een vriend van Madern– was aanvankelijk co-auteur van het boek; door de studie aan de Theologische School moest hij daarmee stoppen.
In het boek –ruim 700 bladzijden– is ook de vertaling opgenomen van het proefschrift van Comrie vanuit het Latijn.