Waar vinden we woorden voor onze gebeden?
Voor iedereen die op de trefwoorden gebed en oorlogstijd zoekt, is een geschikte tekst te vinden. Van Reformatorisch Dagblad tot Abdij van Egmond; van Waarheidsvriend tot Raad van Kerken. In een tijd waarin we ervaren dat „wij niet weten wat wij bidden zullen zoals het behoort” (Romeinen 8:26) worden we van alle kanten geholpen om woorden te vinden.
Wie de Psalmen erbij pakt, waaraan onder andere De Liturgie is toegevoegd, zoekt tevergeefs bij de christelijke gebeden. Het begint met een gebed voor de eerste dag van de week, ”Gebed des zondags voor de Predikatie”, en eindigt met twee gebeden voor zieken. Echter geen gebed voor oorlogstijd.
Voor het eerst is deze Liturgie in 1566 uitgegeven, door Petrus Dathenus. Vele edities zijn daarop gevolgd. Tussen 1580 en 1638 zijn er slechts zeven edities die wel een gebed in oorlogstijd bevatten: ”Een Christelijck Wacht-ghebedt, in Crijchsnoot ende ander- sins te ghebruycken”. Caspar van der Heyden was als predikant onder andere voorzitter geweest van de Synode van Emden (1571) en de Nationale Synode van Dordrecht (1578). In 1580 verzorgde hij een uitgave van de Heidelbergse Catechismus, inclusief De Liturgie en de Gebeden. Hij voegde ook het gebed in oorlogstijd toe. Een van degenen die in het verleden onderzoek naar De Liturgie gedaan hebben, is van mening geweest dat dit gebed niet algemeen is aangenomen en voor het gebruik in de kerk niet van enig nut is geacht. Zoveel eeuwen later en zovele oorlogen verder hebben we des te meer behoefte aan woorden voor een gebed in tijd van oorlog.
Het gebed begint met woorden uit Psalm 121 en 127: De Bewaarder van Israël zal niet sluimeren of slapen en als de Heere de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter. We lezen dit gebed tegen de achtergrond van de strijd waarin de Nederlanden verwikkeld waren. Regenten moesten zelf zorgdragen voor de bewaking van hun stad. Daarvoor konden zij een beroep doen op de schutterij. Voor de leden van een schuttersgilde vormden de regelmatig terugkerende nachtelijke waakdiensten een zware belasting. Naast hun gewone beroep in het dagelijks leven moesten zij ’s nachts aantreden om te waken over de stad en zijn inwoners. De nachten duurden lang voor de wachters, die het grootste deel van hun dienst doorbrachten in vaak koude wachthuizen. Alcohol en dobbelen waren streng verboden. Daarom wordt ook gebeden om het schild van het geloof, om te strijden tegen de verleidingen van de satan.
Het valt op hoe vaak in dit gebed woorden uit het Oude Testament en vooral het boek van de Psalmen worden aangehaald. Onze vijanden pochen op hun grote macht, maar wij zullen de Naam van de Heere, onze God in herinnering roepen, „die een vaste borcht is, daertoe de rechtveerdighe loopt ende wort gheholpen”. Verlos uit het geweld van tirannen en als de strijd anders verloopt, geef dan geduld en vrijmoedigheid in het lijden, opdat heel de wereld zal erkennen dat U onze God bent en wij Uw volk zijn.
Eén tekstverwijzing in de kantlijn van het gebed springt eruit: Psalm 83:4-5. Deze psalm heeft de schrijver van het gebed voor ogen gehad toen hij het voornemen van de toenmalige vijanden verwoordde: om de gedachtenis van Uw Naam uit te roeien en dat er geen Evangelieprediking, geen recht gebruik van de sacramenten, noch de ware aanroeping van Uw Naam meer zal zijn. Maar wat staat er in die verzen? „Zij beramen listig een heimelijke aanslag tegen Uw volk en beraadslagen tegen Uw beschermelingen. Kom, zeiden zij, laten wij hen uitroeien, zodat zij geen volk meer zijn en aan de naam van Israël niet meer gedacht wordt.” Over de actualiteit van de Psalmen en de gebeden in De Liturgie gesproken!
”in Crijchsnoot” levert u een unieke hit op naar de tekst van dit gebed (in gotische letters). Wie mij meer kan zeggen over dit gebed, ben ik zeer erkentelijk: w.h.t.moehn@pthu.nl.
De auteur is bijzonder hoogleraar geschiedenis gereformeerd protestantisme vanwege de Gereformeerde Bond aan de PThU in Amsterdam en predikant van de hervormde wijkgemeente Grote Kerk in Hilversum. Weerwoord gaat in op vragen die in deze tijd op christenen afkomen.