Sophie overleefde Sobibor, en veel andere gruwelen
Niet in 2019, maar dit jaar overleed de laatste overlevende van het Duitse vernietigingskamp Sobibor. Zaterdag is het 80 jaar geleden dat een opstand het einde van het kamp inluidde.
Premier Rutte, minister Bruins Slot (Buitenlandse Zaken) en staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid) zijn deze donderdag in Polen aanwezig bij de jaarlijkse herdenking van de opstand in Sobibor. Samen met Polen, Slowakije en Israël heeft Nederland gewerkt aan het opnieuw inrichten van de gedenkplaats.
In Sobibor kwamen vele tienduizenden gevangenen om; voornamelijk Joden. Vanuit Nederland kwamen tussen 3 maart en 20 juli 1943 negentien transporten aan, met in totaal 34.313 gedeporteerden. De meesten werden direct na aankomst vergast; een kleine groep werd dwangarbeider.
De vrees dat uiteindelijk iedereen geëxecuteerd zou worden, leidde tot een opstand. Met bijlen en messen gingen de gevangenen de SS’ers te lijf. Twintig bewakers werden gedood, waarna 365 Joden het kamp ontvluchtten. De meesten werden weer opgepakt, maar 47 wisten uit handen van de Duitsers te blijven. Semion Rosenfeld was een van hen. Hij werd in Israël als een held vereerd. Toen hij daar in 2019 op 96-jarige leeftijd stierf, meldden media dat de laatste overlevende van Sobibor was overleden.
Een halfjaar eerder, in december 2018, overleed in Amerika –naar werd gedacht– de laatste Nederlandse overlevende, de eveneens 96-jarige Selma Engel-Wijnberg. Ze had de oorlog overleefd door na de ontsnapping samen met haar latere man Chaim onder te duiken bij een Poolse boer.
Ziekenhuis
Dat er in Israël nog een oud-gevangene was, was onbekend. Sophie Engelsman-Huisman overleed op 14 mei dit jaar. Ze was 97. Haar verhaal staat samen met dat van zeventien andere overlevenden van de Jodenvervolging in een onlangs verschenen boek van Alice ten Napel, ”Chai – 18x overleven en over leven voor, tijdens en na de Holocaust.” Tot grote verbazing van de Nederlandse Stichting Sobibor, die direct een persbericht deed uitgaan. Ten Napel was zich er tot dat moment niet van bewust dat Engelsman de laatste ooggetuige van het vernietigingskamp was.
Sophie Huisman kwam uit Rotterdam. Daar was ze leerling-verpleegkundige in het Joodse ziekenhuis Megon Hatsedek (verblijf der weldadigheid) aan de Schietbaanlaan. Ze dacht dat dit werk haar tegen deportatie zou beschermen. Op 26 februari 1943 haalden de Duitsers het ziekenhuis echter leeg. Alle patiënten en het personeel werden afgevoerd naar Westerbork. En daarna naar Sobibor. Slechts enkele tientallen werden daar niet direct de gaskamer ingejaagd. Ze moesten werken. Sophie was een van hen. In het boek vertelt ze over de gruwelen die ze meemaakte, over de honger en de angst.
Huisman is ook in andere concentratiekampen geweest, waaronder Lublin-Majdanek, Auschwitz en Bergen-Belsen. In Mileov ontsnapte ze op het nippertje aan Aktion Erntefest (Operatie Oogstfeest), een Duitse wraakactie vanwege de opstanden in Treblinka en Sobibor en het gewapende verzet in enkele Joodse getto’s. Op 3 en 4 november 1943 knalden de SS en politiefunctionarissen zo’n 43.000 Joden neer. Ze vergaten kamp Mileov domweg. In het volgende kamp, Trawniki, dwongen de bewakers Sophie en de andere gevangenen het kamp schoon te maken, met een nijptang gouden tanden en kiezen bij de vermoorde Joden te trekken en de doden te verbranden.
Sophie werd uiteindelijk in Theresienstadt door de Russen bevrijd. „De bevrijding betekende helemaal niets voor mij”, vertelde ze aan Ten Napel. „Ik had vlektyfus en was vreselijk ziek. Ik woog nog maar 37 kilo en kon amper op mijn benen staan. Ik voelde helemaal niks, ook geen blijdschap, want ik wist wat me in Nederland te wachten stond. Ik keerde terug naar Rotterdam en ging tegen alle verwachtingen in toch op zoek, ook al wist ik dat er geen enkele hoop was. Uiteindelijk vertelde een oom mij dat niemand van ons gezin het had overleefd. Mijn ouders en mijn twee broers, niemand had het gered. Dat was het aller-, allerergste van de hele oorlog.”
Verloskundige
Sophie Huisman trouwde met de Nederlandse Jood Jaap Engelsman, die de oorlog als onderduiker had overleefd. Ze vestigden zich in Israël. Vanwege Jaaps werk woonden ze een aantal jaren in Nederland, maar ze vertrokken weer naar Israël. Hun vier zonen noemden ze naar vermoorde familieleden.
Sophie werd opgeleid in het Shaare Zedekziekenhuis. „Om terug te keren naar het leven, maakte ik mijn droom waar en werd ik verloskundige”, vertelde ze in het boek. „Ik had zoveel volwassenen en kinderen zien sterven dat het me onnoemelijk veel vreugde schonk om nieuw leven op de wereld te zetten. Het betekende het grootste geschenk en het antwoord op alle doden die ik had gezien. Het was extra bijzonder dat het Joodse kinderen waren in ons eigen land Israël. Deze baan bleek het grootste geluk in mijn leven.” Als verloskundige hielp ze bij de geboorte van al haar 21 kleinkinderen en velen van haar tientallen achterkleinkinderen.
De Nederlands-Israëlische vrouw overleefde meerdere oorlogen. Het brute geweld tegen de Joden in de achterliggende week heeft ze niet meer meegemaakt.
Het is Bertien Minco, directeur van herinneringscentrum Kamp Westerbork, een raadsel waarom Sophie Engelsman altijd onder de radar is gebleven. Kennelijk is nooit systematisch onderzocht wat er van de overlevenden geworden is, zegt Minco. „Maar nu weten we dus dat zij echt de allerlaatste overlevende was.” In een filmpje dat enkele weken voor het overlijden van de hoogbejaarde vrouw is opgenomen, zingt ze Nederlandse liedjes. Ook ”Houd de moed erin”.
”Chai”, heet de bundel interviews van Alice ten Napel, en dat is Hebreeuws voor leven.